Braga: dichterlijke mengelingen. 1844
(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
IV. Treurig haantje.Lacij! het baat niet met troost hem te laven. Haantjen! waar zitje zoo droef op te kijken?
Hef toch uw oogjes eens op van den grond!
't Is of je weldra van smart zult bezwijken,
En of je 't springen niet prettig meer vondt.
Ging het gevoel uit je horens verloren,
Hebje slecht weêr van den tuinman gehad,
Hebben de jongens je lust willen storen,
Of leit je filosofie op haar g..?
Is soms uw Poulke niet trouw u gebleven, -
Kom, schei dan spoedig met mokken maar uit.
Ligt wordt je een ander mooi liefjen gegeven! -
Stil!... zijn lief Poulken slaapt onder die kluit.
Haantjen! och, arme! neem raad van je vrinden,
Spring, lieve jongen, - het springen verzet;
Schoon gij 't op aard niet volkomen moogt vinden -
Denk onder de aard is er ook niet veel pret.
Lacij! hij zit van verveling te gapen, -
Is het dat ik hem geen troost genoeg gaf?...
Vroeg in den morgen was Poulken ontslapen,
En met den avond lei Haantjen het af.
|
|