Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bij het wijken der Lente. Vrij gevolgd naar het Anglomanisch van lord B.** 't Is ligt een Jodenkind!? B. (Ingezonden.) Vaart dan wel, onschatbre lentedagen, Bloesems, bloemen, die per se verschiet; Eeuwig zal ik u in 't harte dragen: Nooit verligting voor een greintjen vragen - Neemt mijn looden afscheidslied. Speelziek windjen, stoeijend leuteluchtjen, Dat zoo vaak mijn slapen hebt omzweefd, Ach! ontfang het teederste afscheidszuchtjen, Met dit verschbekreten pennevruchtjen, Dat uw dood gewis niet overleeft. Ach! geen zomer kan de vreugd hergeven, Die ons de onwaardeerbre lente biedt; - Eénmaal bloeit de prille jeugd van 't leven, Maar de jeugd moet als de lente sneven, En de zomer kweekt die bloesems niet. Lente, lente! tijd van zoete droomen; Tijd van weelde en bovenmaansche vreugd: - Mogt er nooit voor mij een zomer komen; Dat ik droomend immer voort kon stoomen, Met de spoortrein van mijn jeugd. Mogt ik eeuwig op uw bloemen blikken, Niet gestoord door pijn in 't hoofd of hart! Mogt mij nooit één onweêrsbui verschrikken! Mogt geen smart mijn levensvreugd verstikken! Was mij nooit de toekomst zwart! Bleef ik eeuwig in dien schoonen morgen, Rijk aan liefde, pracht en - hemelgloed; Voor de plaag der drukkende aardsche zorgen Onder 't dak der nietigheid geborgen - O wat was mijn droomen zoet! Mogte 'k eens gelijk de lente sneven, Zuiver, schuldeloos en onbevlekt, Neen! geen traan wierd aan den steen gegeven En geen zucht zou op de grafzerk kleven, Die mijn stof had overdekt. Neen geen vader moest mijn lot beklagen: Neen geen maagdlijk hart brak om mijn dood - Daalde ik in het opgaan van mijn dagen, Zonder zulke verzen af te zagen, In der aarde koelen schoot. Vaart dan henen, lieve lentejaren! Spoedig is uw groen voor mij onttooid, Spoedig is uw droom mijn hart ontvaren! Maar ik zal den drooms diens drooms bewaren En die schaduwdroom verlaat mij nooit! Vorige Volgende