Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Schilderij. (Aan een Vriend.) 't Was pas een kind van negen jaar, Toen zij reeds met haar Neefjen Jan Fideeltjes speelde Vrouw en man; Dan zeiden de ouders tot elkaar: ‘'t Wordt vast nog met der tijd een paar!’ In 't einde ging dat lief gevrij Met Keetjens prille jeugd voorbij; Zij groeide zusjen boven 't hoofd En werd nu anderwerf verloofd, Maar ditmaal op haar eigen hand Aan zekren jongen schoolgalant, Op zijn manier een heelen piet, Die dikwijls, in een tusschenuur, De naastgelegen school verliet En, een, twee, drie, den ouden muur Van Keetjens bloemtuin over was, En met haar stoeide in 't lange gras. Dat was een pret voor 't kleine ding Dat menig kneep en zoen ontving, En jong, onnoozel, vol gelach, Niet op een wederkusjen zag! Die tijd ging ook al spoedig heen, En de opgeschorte jurk verdween, - Zoodat ze een langen sleepjapon Net als Mamalief dragen kon. Dat was een groot, een extra-feest! Is 't een verandering geweest? Van vrijer, ja! van zeden, neen! Das ist die Welt - daar ga je heen! Van nu af droeg ze een blooten hals En paraisseerde op Kinderbals, Daar ze ook wel vroeger was geweest, Maar niet geheel zoo naar den geest; Want gaven eerst de jongelui Van kleine Kee voor goed den brui, Zij liepen nu Cornelia Met heele hoopen achterna Om wals, galop of cotilon. Al spoedig had ze er dan ook een Waarze idolaat van scheen. - Maar 't waren niet die bals alleen Waar 't lieve Keetje voortaan kwam, En telkens beter lessen nam. Soms was 't een jongelui-partij Naar buiten, met een groot gerij, Waar men elkaar met water goot En uit moest wringen aan een sloot. Dan weêr een prettige Soirée Waar 't jonge goed niets beters deê Dan pandverbeuren, zeî mama: Maar dan in de andre kamer - ja! Dat was almeê de beste kans Vour Keetje en voor de jonge mans, Haar oude zoentijd keerde weêr: De leste was de beste keer. Zoo was het altijd pret op pret. Nu eens een meisjes-theesalet Dat door de broêrs werd afgehaald, - Dan - kortom pretjens onbepaald. Intusschen groeide Keetjen steeds [pagina 8] [p. 8] En was een huwbaar meisjen reeds, - 't Geen trouwens niets veranderd had Dan dat het groote Bal der stad Voor haar de kinderbals verving Waar ze eertijds ging. En hoe pousseert zich Keetjen daar? Is thands een eerste vraag, niet waar? Welnu dat spreekt: gladuit volleerd In alles, wat uw hart begeert Of niet begeert, - dat laat ik daar - In alles is zij kant en klaar. Ze schrijft de vlotste minnebriefjens; Ze vouwt ze keurig, netjens, liefjens; Ze kiest met oordeel een devies Voor d' ouwel - altijd even kiesch! Vervolgens zal zij 't u bezorgen Des avonds laat, vroeg in den morgen, 't Zij door de werkster, door de meid, Of zelv', met overgroot beleid. Zij geeft geheime liefdelonkjens In 't midden van de volle kerk; Zij werpt de klaarste minnevonkjens In 't zwartste duister, - daaglijksch werk! En op een bal in een française! - Drukt zij uw hand, - ne vous déplaise! - Heel ongemerkt - ô 't is een meid Vol vondjens en vrijgevigheid! Vrijgevig - o ze zou u geven.... Maar halt! het blad is vol geschreven: Dit enkle tot besluit: Ik hoor, dat onze Keetje heden (Die kuische maagd!) in d' echt zal treden, En troost je, vrindlief! ze is - uw bruid. Vorige Volgende