Braga: dichterlijke mengelingen. 1844
(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
1e Akte, 1e Tooneel.(Een goed gemeubelde kamer in volle wanorde. Op iederen stoel ligt een kleedingstuk, onder anderen een pantalon waarin de laarzen nog steken, half op den grond hangende. Eene ronde tafel in 't midden met waschgerei en verdere toiletzaken; eene lamp, een officier in hemd en troisième en een oppasser.)
De Officier. (op de kanape zittende.)
Eerst mijn bottines! Is 't verlaksel nog wel goed?
Mijn pantalon, je weet, die 't keurigst op den voet
Mij sluit, - ja dien bedoel ik! handig: 't loopt naar achten,
'k Wou om den dood niet, dat ze langer moesten wachten.
Zie zoo.
(terwijl hij den pantalon aantrekt, ter zijde:) Ze is zeker dáár: nog eens zal ik haar zien,
Nog eenmaal zal ik haar mijn zielezuchten biên!
Voor 't laatst?...
(hij staat op, borstelt zijn tanden enz. en vervolgt tegen Jan:) En nu mijn rok!
(hij trekt hem aan, knoopt hem voor den spiegel digt en bromt ter zijde:) Wat zal de morgen geven?
To be or not to be? te sterven of te leven?
Charlotte, o waarom ooit waart gij zoo heel en koel,
Daar in mijn lava-taal een Etna van gevoel
U tegenblaakte en niet gebluscht werd door de beeken,
Die kristallijnsgewijs uit bei mijne oogen leeken!
Kies, wreede, tusschen twee - nog is het kiezenstijd -
Of dat een hemelsch ja langs uw koraallip glijdt,
Of - 't is horribel - zoo je voortgaat mij te trêteren,
Dat ik en désespoir mij met een coup de maître
Van alles afmaak
(hij steekt een geladen pistool bij zich) en den vloek u legateer
Dien, huilende op mijn graf, een uitgevaste beer
Of twintig aanheft met mijn hospita in 't midden....
Charlotte! 't is nog tijd, maar morgen baat geen bidden.
Jan.
De brom, mijnheer!
De Officier.
Zeg, Jan, hoe zie ik er nu uit?
Wat dunkt je van mijn pantalon collé, en sluit
Mijn rok wel zonder plooi of rimpel? want de vrouwen
Zijn idolaat om ons en grand tenu te aanschouwen.
Jij weet dat beter Jan, want je hebt zelf een wijf
Wat dunkje?
Jan.
Wel, mijnheer, 't zit alles aan je lijf,
Als of 't er, bij mijn ziel, menheer aan was geschilderd.
(ter zijde:) Wat is de luitenant van avond weêr verwilderd!
De Officier.
'k Heb niets vergeten?.. neen! allons, er maar op af!
Tout ira bien que mal, indien ik niet te laf
Of uilig ben. En route.....
| |
2e Akte, 2e Tooneel.(Een gang: in 't verschiet de geöpende voordeur, waardoor men een koets ziet. De oude lui loopen vooruit, achter hen op den voorgrond volgen Charlotte en Louise.)
Charlotte.
Louise! indien gij wist... maar gij begrijpt me niet,
Wat, als ik Henri zie, mijn teder hart geniet!
En echter - alles mag hij in mijn ziel niet lezen:
Ach, moet een meisjeshart steeds onuitleesbaar wezen?
Louise.
Klets toch niet langer. Ma kan hooren wat je zeit:
Je bent ook eeuwig zoo'n gepassionneerde meid!
Charlotte.
Ge hebt goed spreken, maar hoe wil ik me anders maken?
Hoe wil ik koud zijn, als die vlammen mij doorblaken?
Louise.
Soit: zwijgen is nu zaak. Ze hooren 't anders nog
En dan....
| |
[pagina 7]
| |
3e Akte, Laatste Tooneel.(Een bal: groote verwarring, alles krioelt door een. Op den voorgrond de Officier zwemmende in zijn bloed. Een erge kruidlucht. Charlotte is dood flaauw.)
De Officier. (al zwemmende.)
Noodlottig instrument! dat 'k in mijn pantalon
Voor de oogen van 't publiek, te goed verbergen kon!Ga naar voetnoot*)
Moest gij me, - en op een bal! - berooven van het leven?
Is dit het eerebed, waarop ik dacht te sneven?
(tegen Charlotte.)
Charlotte! zielmagneet! ô troost u om mijn dood:
Uw schuld was personeel, mijn engel! minder groot!
Want niet uw weigring deed me aan sehnsucht laboreeren;
't Was - ken mijn wanhoop en vertwijfling --
(3½ snik.) Om mijn beeren!...
(laatste ½ snik: de gordijn valt en 't orchest heft de beeren-elegie aan.) |
|