Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dolhuis-poëzy of vragen naar den bekenden weg, afgeluisterd door Fop. (Ingezonden.) Hooggetopte luchtkasteelen! Met uw hechte muurkanteelen, Met uw poorten, met uw gracht, Die mijn kindsheid mochten streelen, Waarom moest gij 't lot ook deelen, Aan al 't aardsche toegedacht? Blondgelokte toekomstdroomen! Me in de jeugd op zij gekomen, Op uw ruischend vleuglenpaar, Waarom zijtge mij ontnomen, Snel als 't snelle henenstroomen Van de blaauwgewelfde baar? Helderlichtende idealen! Die uw reine flonkerstralen Uitschoot in de zwarte nacht, Van het leven waar we in dwalen, Waarom moest gij nederdalen? Gij, zoo rijk aan morgenpracht! [pagina 76] [p. 76] Waarom mocht ik door de snaren Niet een lauwerkrans vergaêren, Frisch van kleur en hoog van gloed? Waarom zwierden de eikenblaêren Zich niet om mijn geele hairen, Of de randen van mijn hoed? Waarom moest, schoon 'k honderd malen, Maagdekens wilde overhalen Hymens roeischuit in te treên, Nooit er één de min betalen, Die zij in mijn hart deed stralen, Dan... dan met een blaauwe scheen? Waarom was bij 't andwoord geven, Op een prijsvraag uitgeschreven, Door een Letter-Maatschappij, Nooit, ondanks mijn loflijk streven, Nooit, neen nooit nog van mijn leven, 't Gouden eermetaal voor mij? Waarom ziet men bij het spelen, Op Oud Neêrlands schouwtooneelen, Van elk stuk door mij gemaakt, Zich 't publiek zoo lang verveelen Tot het, als met duizend keelen, Aan een sissend sluiten raakt? Waarom? - Maar wat helpt mij 't vragen? 'k Zal mijn kruis geduldig dragen, 'k Zal het torschen als een man, Schoon mij haat en nijd belagen, Nimmer zal ik iemand klagen.... Geefme een glaasjen rumgrog, Jan! Vorige Volgende