Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Fantazy. Wen alles wijkt, wat immer de Aarde gaf - En ach, het was zoo breekbaar en gering, Het nietig speelgoed, dat 'k als sterveling In vroeger dagen van haar hand ontfing, En vaak nam zij 't met woeker mij weêr af - Als 't luchtgebouw der waereld stoof uit een, En 't licht verdwijnt, dat straks nog helder scheen, Als zwarte wolken dicht op een gepakt Zich hooger staaplen, en de dampkring zucht, De donder rommelt, 't weêrlicht langs de lucht Zich spreidt, de woeste orkaan ons nedersmakt En zelfs den eik ontwortelt in zijn loop, Dan - gloeien in ons hart nog Liefde en Hoop. Dees wonen niet in 't wisslend stof der aard, Maar zijn 't onstoflijk wezen ingeprent Des menschen: zelfs bij tranen en ellend, Meer dan bij rijkdom, is hun naam bekend. Zij zijn den zoon der rampen alles waard, Want zij vergoeden hem het droef gemis Van wat in 't oog des stervlings heerlijk is; Neen, nog veel meer! zij heffen zijnen geest Naar 't ware Schoon, vervullen zijn gemoed Met streelend vuur en bovenaardschen gloed, Die van geen nietig stof verdoving vreest... Zelfs waar de dood den slaaf en vorst gebiedt, Daar wanklen Hoop en reine Liefde niet! Vorige Volgende