Braga: dichterlijke mengelingen. 1843
(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
I. Een brandbrief.Aan den Heer Gedachtenkern, Excellent poëet modern. Waarde, zeer geleerde Heer!
Uwé ziet, daar ben ik weêr.
'k Wou zoo gaarne, kon het lukken,
Doen beginnen met het drukken
Van mijn prachtpruls tiende jaar.
'k Heb nu enkel fransche zetters:
'k Druk met splinternieuwe letters,
En de plaatjens zijn al klaar:
Sluyter, Kaiser en van Elven
Konkurreerden met malkaâr. -
Maar och, met den inhoud - zelven
Staat het bitter, bitter naar! -
Niet dat Neêrlands nachtegalen
Mij niet gaarne tol betalen -
Juist kontrarie: 'k wacht genoeg,
Meer zelfs dan 'k ter pers' kan leggen!
Maar helaas! wat zal ik zeggen?
Geen dier Heeren stuurt wat vroeg.
'k Heb in Maart aan Beets geschreven,
Maar die repliceert mij niet.
Van der Aa zal stellig geven;
'k Wacht van Heije een zang zes zeven,
En van Kraan een lentelied;
Maar dat alles, gis ik wèl,
Vult te samen nog geen vel.
Daarom wenschte ik u te vragen -
U heeft zulk een lief talent,
En ('k zou 't anders nòg niet wagen!)
U is voor zoo vlug bekend! -
Maak mij binnen veertien dagen,
Waar' 't ook Dolhuis-poëzy,
Voor een blad of vijf kopy! -
Hierbij eene der gravuren:
't Is een wintertjen op staal,
Met een stuk of zes figuren,
Recht geschikt voor een Verhaal.
Wil mij dat dan tevens sturen.
Maak er, als 't niet anders kan,
Maar gerust een zomer van!
Nooit kan ik genoeg herhalen,
Hoege mij verplichten zult.
'k Zal royaal en prompt betalen,
Wat ik houd niet veel van schuld.
Ook ontfangtge een exemplaartjen,
Afgesneden op een hairtjen
En geheel in 't vuur verguld. -
Met een spoedig reskribeeren
Zal uwé mij zeer vereeren.
|
|