Braga: dichterlijke mengelingen. 1843

't Kusjen in de schemering.

't Zoetste van de zoetigheden,

Die dit leven

Ooit kan geven,

Zoeter dan de geur van Eden;

Zoeter dan de schoonste droom

Aan der beekjens bloemenzoom,

Zoetste balsem in het wondjen,

Dat een gloeiend hart ontfing,

Is van 't lieve rozenmondjen

't Kusjen in de schemering!

O, wie kan uw zoetheid malen,

Lichte lonkjens,

Helle vonkjens,

Die door hart en aadren dwalen,

Sneller dan de lichtstraal schiet,

Als de mond dat kusjen biedt,

Hartdoortintlend, boezemschokkend,

Zieltjens menglend keer op keer,

Telkens meerder lustjens lokkend,

Lustjens, kusjens, immermeer!

Bloeiend roosjen op zijn steeltjen,

Lachend Zusjen!

't Lokkend kusjen

Bracht mij naast u in 't prieeltjen:

Heil u, die dit plekjen koos,

Zie, het schemert hier altoos.

Geef mij klemmend, boezemhijgend,

't Zoetste wat ik ooit ontfing!

Druk nu en wij plukken zwijgend

't Kusjen in de schemering!