De Brakke Hond. Jaargang 12(1995)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Jess de Gruyter Wittenau 1 Tot: Dit vreemd woord dat bleekjes wordt Aanhoord, in alle talen wordt verzwegen, Verzwegen welk beeld dit schept. Ook hier blijft het de stilte voorbij. Gelegen in deze waakzalen, slaapzalen En hoger dan de muren van de nacht komt De angst in de gangen klimmen Als gedroomde kinderen die niet blijven Dan gedroomde schimmen. Wit en nauw Spant dit gekke uniform aan mijn rare zinnen. Aan mijn kranke roepen wordt nog gewerkt. Dagelijks Wordt dit teveel. En morgen kan ik mij niet meer Planten dan in de sterren die onrealiseerbaar zijn. Ik ben tot Nu nog enkel opgeschreven. [pagina 50] [p. 50] Wittenau 2 Als verpleegde ken ik mij hier Hun kamers toe. Die mij in kamers Van vroeger laten. Met dit groen, Als appels, word ik verwend, Dat tot halverwege aan de muren reikt Dat mij in grenzen laat Die ik toch wil kennen. Zij Die mij hier kennen, kennen mij Toch niet helemaal. Dat is het kleine geheim Dat ik op hen koester als ze zich In mij bijten als in hun geschriften Waarin ze zich als messen kennen Die mij beletten hen na te zijn Die ik droomde Voor te komen. [pagina 51] [p. 51] Wittenau 3 Ze leggen me in veel te vlugge bedden. Vanacht Hoor ik niets dan geschuifel rondom mij En drukte die nauwkeurig is. Dit brengt in mij Gewild een slaap die hiervoor gemaakt moet zijn. En buiten ruisen de bomen nu niet meer als anders Dan in mij waar alles stiller wordt. Ik weet nog,- Ik word in gewitte lakens verzorgd, Dit duurt maar even. Vorige Volgende