Hugo Weckx
2002 of 2099
Bij de jaarwisseling 1994-1995 willen uitmaken wat in de 21ste eeuw ‘klassiek’ zal zijn, is een even pretentieuze als hachelijke onderneming. Een literaire tekst wordt klassiek doordat hij gaat behoren tot de ‘canon’. Canonvorming is echter een historisch proces dat zich in de tijd voltrekt en waarbij zovele actoren bij betrokken zijn, van de criticus, de literatuurhistoricus, en de hoogleraar letterkunde over de bibliothecaris en de leraar tot de uitgever, de distributeur en de boekhandel. Niet alles wat goed verkoopt, uitgeleend en gelezen wordt, zal alleen daarom tot de canon van ‘klassieken’ behoren. En tot waar strekken onze verwachtingen zich uit. Tot 2002 (voor Vlaanderen binnenkort een memorabele verjaardag) of tot 2999? Wat gaat de leraar op school aanbevelen in 2002? Zal Het verdriet van België zo duurzaam zijn als Parijs-Roubaix? Ik zou dat echt niet kunnen zeggen. De tijd moet leren wat ‘klassieken’ zijn. Goethe heeft daar nu al 150 jaar over gedaan, en Shakespeare straks 400 jaar, en Dante zes en een halve eeuw. Is het ‘wishful thinking’ te verwachten dat Paul van Ostaijens Music Hall in 2016, een eeuw na de eerste publicatie, als ‘klassieker’ gecanoniseerd zal blijven?
Sta me toe me te beperken tot Nederlandstalig literair proza na 1945. In het licht van de historische processen die met canonisering gemoeid zijn, zou ik een vijftal teksten willen vermelden die, naast hun intrinsieke artistieke waarde (en wie zal daarover in de 21ste eeuw beslissen?), een mentaliteitshistorisch belang kunnen verwerven als spiegels van ónze tijd, waarin ze ontstonden, als seismografen (zoals L.P. Boon zei) van ónze ‘condition humaine’. Ik kies dan