De Brakke Hond. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[nummer 42]De ‘Grote sprong voorwaarts’ van de Chinese literatuur‘Dit China, dat vele jaren stom was, opnieuw tot leven wekken, is geen gemakkelijke taak... Het is alsof men tot een dode zou zeggen: “Je moet leven”. Hoewel ik absoluut niets van godsdienst begrijp, geloof ik toch dat dit iets is wat de gelovige een wonder zou heten. Dit te bereiken werd nochtans gepoogd, voor het eerst door de “literaire revolutie”.’ | |
De aanloopBovenstaand citaat van de schrijver-essayist Lu Xun vat treffend de ontstaansgeschiedenis van de moderne Chinese literatuur samen. Deze is nauw verweven met een ethisch-sociale-politieke revolutie die tussen 1917 en 1919 door de grote Chinese steden waaide. Ze was gericht tegen de traditionele moraal, die door velen als voornaamste reden van China's onderontwikkeling werd beschouwd. De omverwerping van het keizerrijk en de stichting van de Republiek (1912) had niet de verhoopte veranderingen teweeg gebracht. Er werden hoopvolle blikken gericht op het westen. De schrijver-filosoof Chen Dusciu - later medestichter van de Chinese communistische partij - lanceerde Mr. Science en Mr. Democracy. Het werden dé slogans van die periode. Deze belangstelling voor het westen was al langer aan de gang. Sedert het begin van deze eeuw was een aanvang gemaakt met de vertaling van westerse filosofen (Huxley, Adam Smith, Montesquieu) en op het hoogtepunt van de beweging spraken westerse filosofen (Dewey en Russell) voor nokvolle auditoria. Ook de vertalingen van westerse literatuur werden gretig gelezen. Dickens, Balzac, Tolstoj, Hugo en Byron waren al sedert de eeuwwisseling naar de klassieke schrijftaal vertaald. In de talrijke literaire tijdschriften die tijdens deze periode ontstonden, verscheen nu een niet aflatende stroom vertalingen van proza, poëzie, literaire theorieën en filosofie. Westerse literatuurtheo- | |
[pagina 6]
| |
rieën uit zeer uiteenlopende periodes waren nu gelijktijdig in de Chinese taal beschikbaar. Dit alles had in het decennium dat volgde zowel naar vorm als naar inhoud een grote impact op de ontwikkeling van de moderne Chinese literatuur. | |
Een ‘nieuwe literatuur’Eén van de meest opvallende verschilpunten tussen de moderne Chinese literatuur en haar klassieke voorganger is ongetwijfeld het gebruik van de spreektaal in plaats van de klassieke schrijftaal. In het tijdschrift Nieuwe Jeugd werd opgeroepen tot het creëren van een ‘nieuwe literatuur’, geschreven in de voor ieder geletterde mens toegankelijke spreektaal. (De meerderheid van de Chinese bevolking was toen wel nog ongeletterd.) De literatuur mocht ‘niet meer tot de exclusieve voorrechten van enkelingen behoren’ maar moest ‘een machtige stroom worden, in staat om de massa in zich op te nemen en haar te dragen’. De literatuur mocht ‘niet van het leven worden gescheiden.’ De Vier Mei Beweging (1919), ontstaan uit het protest van studenten tegen het verdrag van Versailles - waarbij de Duitse concessies aan Japan werden toegewezen - zorgde voor een wijde verspreiding van dit nieuwe gebruik. Omdat de pamfletten en andere publikaties voor een ruim publiek toegankelijk moesten zijn, waren ze vrijwel volledig in de spreektaal gesteld. Doordat de ‘nieuwe literatuur’ zo nauw was verbonden met een maatschappelijke beweging konden vele schrijvers zich herkennnen in de sociale bewogenheid van het realisme. Dit droeg bij tot de heropleving in het geloof van de rol van de schrijver als maatschappijcriticus en hervormer. Toch werd literatuur niet louter als een medium voor sociale kritiek beschouwd. Ook de expressie van individuele gevoelens kreeg een ruime plaats toebedeeld, al kan het individualisme in de Chinese literatuur ook gezien worden als een reactie op het confucianisme dat de groep boven het individu stelt. Het korte verhaal en de novelle konden hun minderwaardige status van zich afschudden. De eerste helft van de jaren twintig | |
[pagina 7]
| |
kende een bloeiperiode van het korte verhaal en tot op heden is het één van de meest beoefende genres. In de tweede helft van de jaren '20 en begin jaren '30 trad een hele generatie romanschrijvers op de voorgrond. Ook hier zijn zowel sterk autobiografisch getinte als sociaal bewogen werken terug te vinden. | |
De Liga van Linkse SchrijversDe kater na WO I, het verdrag van Versailles en het slagen van de Russische revolutie maakten een einde aan de aanvankelijk blinde aanbidding van het westers heilsmiddel. Twee politieke gebeurtenissen zorgden voor een nieuwe radicalisering van de beweging: het 30 Mei-Incident (1925), waarbij de Britse politie het vuur opende op een betogende massa en de breuk tussen de Guomindang (Kuomintang, De Nationalistische Partij) en de Chinese Communistische Partij (CCP) na het uiteenvallen van het eerste verenigd front. Geconfronteerd met een overheid die meer en meer naar rechts neigde, verlegden de linkse schrijvers hun doelstelling: ‘literaire revolutie’ werd ‘revolutionaire literatuur’. In 1930 werd een Liga van Linkse Schrijvers opgericht, die het proletarisch internationalisme als leidraad nam. Aan het hoofd van de Liga stond Lu Xun die haar een onafhankelijke uitstraling moest geven. Hij zorgde ervoor dat vele niet-marxistische progressieven in de Liga een thuishaven vonden. Maar de werkelijke macht binnen de liga lag in handen van partijbureaucraten van de CCP. | |
‘Revolutionaire literatuur’ in de Bevrijde GebiedenToen Japan vanuit zijn basis in Mantsjoerije in 1937 de meeste grote Chinese kuststeden bezette en net als de Guomindang een repressieve politiek voerde tegen alles wat naar progressief of naar links rook, zochten vele schrijvers hun toevlucht in de door de CCP bevrijde gebieden. Vooral het communistische hoofdkwartier te Yan'an in de noordelijke provincie Shaanxi | |
[pagina 8]
| |
werd een toevluchtsoord voor al wie naar verandering streefde. Het linkse patriottisme van de CCP ging recht naar het hart van talrijke schrijvers. Velen ondernamen dan ook de gevaarlijke tocht vanuit de steden aan de oostkust naar het ‘beloofde land’, Yan'an. Aanvankelijk werden de nieuwkomers in Yan'an met open armen ontvangen, de CCP kon de intellectuelen goed gebruiken voor de omkadering van haar programma. De toevloed van kritische intellectuelen werd door de CCP echter ook als bedreigend ervaren. Velen droegen de CCP een warm hart toe maar dit belette hen niet om in hun geschriften de tekortkomingen van de communisten aan te vallen. De CCP die met gedisciplineerde en gesloten rangen in een wankele alliantie met de Guomindang de strijd tegen de Japanse bezetter wilde aangaan, reageerde tegen de talrijke onverholen kritieken met een eerste hervormingscampagne. Toen de kritiek bleef aanhouden en enkele schrijvers zelfs in de tegenaanval gingen, reageerde Mao met zijn beroemde Toespraken over kunst en literatuur. De schrijvers mochten niet langer de subjectieve realiteit van het leven portretteren. De kunst en de literatuur moesten een weerspiegeling zijn van het leven en de maatschappij zoals de partij die zag. Schrijvers dienden op een door de arbeiders, boeren en soldaten te vatten manier te schrijven over ervaringen waarin die zich konden herkennen. Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken diende de boodschap in de geliefde traditionele vormen te worden gegoten. Het volkstoneel was het meest geschikte genre om de revolutionaire boodschap uit te dragen en om de boeren een minimum aan politiek bewustzijn bij te brengen. | |
PoëzieNet zoals dat met het proza het geval was, werd de moderne Chinese poëzie geboren tijdens de ‘literaire revolutie’ aan het eind van het tweede decennium van deze eeuw. Het was Hu Shi die met zijn toepasselijk Experimenten getitelde dichtbundel bewees dat het mogelijk was om poëzie ook in de spreektaal te | |
[pagina 9]
| |
schrijven en zich te ontdoen van de eeuwenoude normen en regels. Eén factor is constant aanwezig in de moderne poëzie uit de pre-communistische periode: de westerse invloed. Aanvankelijk domineerde de invloed van de Europese romantiek, vooral dan de Engelse (Byron, Shelley, Keats). Een blijvende impact (tot op heden) kende ook het werk van Walt Whitman. Naarmate meer en meer jonge schrijvers enkele jaren in het buitenland gingen studeren, raakten ook de modernste stromingen binnen de westerse poëzie (zoals het Franse symbolisme) beter bekend in China. Typerend voor de Chinese poëzie in de jaren '20 is de sterke polarisatie tussen enerzijds de linkse, proletarisch georiënteerde dichters, en anderzijds de estheten met hun klemtoon op l'art pour l'art. De Japanse invasie van China in de jaren '30 zorgde echter voor een groeiende toenadering tussen beide kampen. Vaderlandsliefde werd een veel beschreven thema. Sommige dichters gingen zich zelfs vrijwel geheel wijden aan de (anti-Japanse) oorlogspoëzie. | |
Literatuur onder het Maoïstische bewindOp 1 oktober 1949 riep Mao Zedong vanop het rostrum van de verboden stad de Volksrepubliek China uit. Vanaf dat moment werden alle Chinese schrijvers verplicht om de Yan'an-beleidslijnen nauwgezet te volgen. Vele schrijvers werden voor een half jaar naar het platteland gestuurd om mee te helpen bij de landhervormingen en om de ‘juiste’ ervaringen op te doen in de ‘juiste’ omgeving. Bovendien moesten ze deelnemen aan marxistische studiesessies om hun een ‘correcte’ visie op de maatschappelijke fenomenen bij te brengen. Tekenend voor de greep van de CCP op het literaire klimaat is dat na de communistische machtsovername een aantal van de grote schrijvers van voor de bevrijding nauwelijks meer literair actief was. Schrijvers liepen voortdurend het risico aan kritiek te worden blootgesteld. | |
[pagina 10]
| |
De grote thema's in de literatuur van de eerste helft van de jaren '50 waren de strijd van de CCP tegen de Japanse bezetter, de klassestrijd op het platteland en verschillende aspecten van de socialistische opbouw. Het lot van de literatuur en de cultuur in het algemeen was onlosmakelijk verbonden met het zeer wisselvallige politieke gebeuren. Meer nog, literatuur werd door Mao Zedong gebruikt als een strijdmiddel in een politiek machtsspel. Tegenover de schrijvers stelde Mao Zedong de bureaucratie. Mao wist op een handige manier beide groepen tegen elkaar uit te spelen. Zo spoorde hij tijdens de Honderd Bloemen Campagne de literaten in 1956-57 aan om in hun werk vrijelijk kritiek te uiten op de functionering van de bureaucratie. Toen deze kritiek zich echter tegen de hoogste regionen van de partij begon te keren en zelfs het socialisme als staatsbestel in vraag stelde, gaf hij de bureaucraten de vrije hand om onder de intelligentsia en de schrijvers in het bijzonder een zuiveringscampagne door te voeren: de Anti Rechtsen Campagne. Iedereen die ook maar een beetje kritiek had gespuid, kreeg het etiket ‘rechts’ opgespeld en werd ter heropvoeding naar het platteland gestuurd. Velen zijn deze rechtse ‘muts’ tot aan de dood van Mao blijven dragen. Op de Anti Rechtsen Campagne volgde de Grote Sprong Voorwaarts, Mao's visionaire utopie die China in een mum van tijd door puur voluntarisme in een links paradijs moest omtoveren. Ook de schrijvers moesten hun steentje bijdragen aan de uitbouw van Mao's paradijs. Terwijl de boeren door middel van hoogoventjes in hun achtertuin geacht werden om binnen de tien jaar Engeland voorbij te steken in de staalproduktie, kregen ook de schrijvers quota opgelegd. In de periode van één jaar moesten China's professionele schrijvers 38 romans en 700 korte verhalen, gedichten en toneelstukken schrijven. Deze verhalen moesten bevolkt worden door de ‘nieuwe helden’: arbeiders, boeren en soldaten. Terzelfdertijd werden de boeren en arbeiders opgeroepen om een leidende rol te vervullen op het literaire en artistieke front. Hun creativiteit werd tijdens massameetings door de kaderleden opgepend en gepubliceerd. Na het falen van de Grote Sprong Voorwaarts, waarbij Mao | |
[pagina 11]
| |
naar het achterplan werd geschoven, volgde een korte adempauze waarin de schrijvers en kunstenaars enige vrijheid kregen. De grote roerganger bleef echter niet bij de pakken zitten en lanceerde in 1966 de Grote Proletarische Culturele Revolutie. Die had echter evenveel met cultuur te maken als u met het ondergoed van Socrates. Heel het culturele leven werd herleid tot de acht modelopera's uitgewerkt onder de vleugels van Mao's derde vrouw Jiang Qing. Een pak schrijvers die in 1957 de rechtse ‘muts’ kregen opgezet, werden na 1966 eigenaar van een aantal nieuwe ronkende titels: reactionair, contra-revolutionair, revisionist ... De hele intelligentsia werd nu bestempeld als de ‘stinkende negende klasse’. Voor veel schrijvers betekende dit een inactiviteit van meer dan twintig jaar. Het zou duren tot de dood van Mao Zedong in 1976 voor er veel verandering kwam in het dorre artistieke klimaat. | |
Literatuur sinds de dood van Mao.De dood van Mao Zedong en de val van de Bende van Vier gaven de moderne Chinese literatuur een tweede adem. De veranderingen in het politieke klimaat leidden tot een sinds de dagen van de Vier Mei Beweging niet meer geziene literaire bloei. Met Deng op de keizerstroon en de Vier Modernizeringen werd het toegestaan om de wonden van de Culturele Revolutie te likken. De Littekenliteratuur kreeg alle vrijheid om de rode excessen uit de periode 1966-76 tot op het bot te ontleden. In tegenstelling tot het recente verleden waar boeren, arbeiders en soldaten de verhalen bevolkten, waren nu hoofdzakelijk intellectuelen de protagonisten van deze Littekenliteratuur. Deze literatuur betekende een catharsis voor de gedesillusioneerde intelligentsia en verstevigde de machtsbasis van de hervormers in hun strijd tegen de linkse conservatieven. De afrekening met het verleden zou zich niet beperken tot de Culturele Revolutie. Al vlug breidden de schrijvers hun terrein uit tot alle wantoestanden die zich sedert de oprichting van de Volksrepubliek hadden voorgedaan. In de zogenaamde Onthul- | |
[pagina 12]
| |
lingsliteratuur werden de corruptie van de kaderleden, de kortzichtigheid en logheid van de bureaucratie, en sociaal onrecht in het algemeen op een voor de Chinese lezer zeer herkenbare manier beschreven. De werken van de ook in het Nederlands vertaalde Gu Hua en Gao Xiaosheng zijn pareltjes in dit genre. Onder invloed van een aantal filosofen die een humanistische visie op het marxisme had, waren de schrijvers begin jaren '80 meer aandacht gaan besteden aan de complexe natuur van het menselijk individu en aan de relaties tussen individuen. De literatuur was bevrijd van de marxistische theorie dat alle menselijke handelingen door klassebelangen worden gestuurd. De menselijke aard werd steeds meer vanuit individuelere hoeken belicht. De persoonlijke gedachten en gevoelens van de personages kregen in de zogenaamde Reflectieve Literatuur volop aandacht. Hierbij vinden we de meermaals in het Nederlands vertaalde Wang Anyi. Deze ‘humanistische’ tendens werkt nu nog verder door. Ook de verhalen van de in deze bundel opgenomen Tie Ning pogen een licht te werpen op de complexe aard van de menselijke natuur. Zelf zegt ze over haar werk: ‘Wat ik beschrijf heeft gewoonlijk veel te maken met de relatie tussen de mens en de natuur, tussen de mens en de wereld. Ik ben geïnteresseerd in het beschrijven van jonge mensen omdat ik er zelf een ben. Ik ben geïnteresseerd in het beschrijven van oudere mensen omdat ik er zelf een zal zijn. ... Via hoop en wanhoop moeten we proberen het leven te vatten, moeten we proberen te zoeken naar liefde tussen de mensen... Het doel van literatuur is het teweegbrengen van begrip.’ In De achtste dag van de week schetst Tie Ning de strijd die een pas gescheiden, jonge vrouw voert tegen de vooroordelen van haar omgeving. Het verhaal volgt het hoofdpersonage, Zhu Xiaofen, de eerste acht dagen na haar scheiding. De vooroordelen over en de reacties op haar scheiding worden geschetst zoals Zhu die ervaart. Parallel met deze verschuiving was er ook een sterk verhoogde interesse voor westerse literatuur in vertaling. Zowel in China als in Taiwan was er een grote belangstelling voor de werken van o.a. Marquez. | |
[pagina 13]
| |
Deze twee tendensen leidden tot een grote diversificatie binnen het literaire landschap. Merkwaardig genoeg heeft het bloedbad van '89 en de daaropvolgende repressie deze tendensen niet beïnvloed. Doorgaans onderscheidt men bij de nieuwe stromingen: Literatuur van de Verloren Generatie, Op-zoek-naar-de-Roots-Literatuur en de Avantgardistische Literatuur van o.a. Can Xue. Het zou evenwel onjuist zijn om tussen deze strekkingen een strikte scheiding te handhaven. Wie deze stelling zeker zou onderschrijven is de auteur Chen Guokai. In Cao Xueqin gaat vergaderen laat hij het hoofdpersonage de draak steken met literaire etiketten en categorieën. Dat is lang niet het enige onderwerp dat door Chen Guokai's in absurdistische inkt gedrenkte pen wordt belachelijk gemaakt. Chen Guokai plaatst zich in de oude Chinese traditie van het ridiculiseren en bekritiseren van het heden door middel van het verleden. Zo krijgen de literaire ambities van Mao Zedong een ferme veeg uit de pan door de spot te drijven met de dichtkunst van een groot Chinese keizer. Ook de vergrijzing, logheid en hiërarchisering van de Chinese bureaucratie, de haarkloverijen van de literatuurwetenschap, de tendens om schrijvers pas te lauweren als ze onder de zoden liggen, worden door Chen Guokai niet ontzien. De Literatuur van de Verloren Generatie wordt gekenmerkt door een al dan niet verregaande vorm van scepticisme en nihilisme. In Liu Xihong's Waarom zijn de bloemen zo rood? Waarom zijn ze zo rood? wordt dit nihilisme treffend verbeeld wanneer het hoofdpersonage wil dat haar vriend al zijn filosofieboeken verbrandt en enkel nog biologieboeken bijhoudt. Het is de ultieme wens van het hoofdpersonage om na haar dood in het lijkenhuisje van de universiteit, waar ze al haar hele leven verblijft, te worden opgebaard. Niet bepaald een opbeurend verlangen! Ook Chen Cun wordt tot de schrijvers van de Verloren Generatie gerekend. In Voetstappen op het dak schetst hij tegenover de achtergrond van een nieuwbouwwijk in een ontmenselijkte grootstad de onmogelijkheid tot communicatie tussen | |
[pagina 14]
| |
twee individuen. De hoofdpersonages vertonen een totale onverschilligheid tegenover de kilheid en grauwheid van deze nieuwbouwwijk. Een nieuwbouwwijk die trouwens reeds een vervallen indruk maakt nog voor hij volledig is afgewerkt. Het gebruik van magisch-realistische elementen (de titel!) hult de personages in een onwezenlijkheid, die nog wordt versterkt door een zeer duidelijke tekening van de grauwe kilheid. | |
Poëzie sinds 1949Gedurende de eerste drie decennia van de Volksrepubliek is er van het poëtische front weinig verheugends te melden. Als gevolg van Mao's richtlijnen, geformuleerd in Yan'an (1942), hield poëzie op een uitdrukking te zijn van persoonlijke, subjectieve gevoelens. Ze werd gesteriliseerd, geconventionaliseerd en gereduceerd tot een radertje in de grote maoistische machine. Het zou duren tot de Papieren Lente, de democratie-beweging aan het einde van de jaren '70, vooraleer een generatie dichters op de voorgrond trad die de moderne Chinese poëzie een tweede jeugd zou bezorgen. Deze dichters, van wie de meesten geboren werden kort voor of na de communistische machtsovername in 1949, kregen van de officiële literatuurcritici het etiket ‘wazig’, ‘obscuur’ of ‘hermetisch’ (Engels: misty) opgekleefd. Ze kregen deze stempel opgedrukt omdat de nieuwe poëzie vaak onmogelijk rationeel of allegorisch was te verklaren. De Misty Poets, onder wie Bei Dao en Duo Duo, waren allen opgegroeid tijdens de desastreuze Culturele Revolutie. In hun gedichten rekenden zij af met de ontmenselijking, de absurditeit en de onrechtvaardigheid van de Culturele Revolutie. Gewapend met de ideeën van het humanisme en het existentialisme en artistiek beïnvloed door de hedendaagse poëzie, schreven zij gedichten waarin de klemtoon lag op het individu en op de ontplooiing ervan, op desilluzie en verontwaardiging, op protest en de eis tot meer gerechtigheid. Pas in 1984 kregen de Misty Poets, die hun literaire produkten aanvankelijk enkel kwijt konden in de onofficiële publikaties, nationale erkenning. Tegen die tijd stond reeds een nieuwe, jongere generatie dich- | |
[pagina 15]
| |
ters klaar om de fakkel over te nemen: de zogenaamde Post-Misties of ‘post-hermetici’. Minder gefixeerd op de periode van de Culturele Revolutie (de meesten zijn geboren in de jaren '60), zetten zij het poëtische experiment, begonnen door de ‘hermetici’, verder Binnen de Post-Misty-generatie kan men verschillende strekkingen onderscheiden. Sommige van deze dichters concentreren hun aandacht op filosofische, metafysische, religieuze en culturele onderwerpen en worden dan ook soms als ‘visionaire’ dichters bestempeld. Anderen leggen de nadruk op de verkenning van de menselijke psyche en van het onderbewuste, in heel intense en introspectieve poëzie, die vaak een gevoel van wanhoop, faling en frustratie uitademt. Nog anderen rekenen als geamuseerde toeschouwers met de werkelijkheid af. In hun gedichten gaat de aandacht vooral uit naar het triviale en dagdagelijkse, dat zonder pathos en met veel ironiserende afstandelijkheid wordt beschreven. Yu Jian, van wie hier het lange poëtische experiment Dossier O wordt vertaald, behoort toe deze laatste strekking. Volgens Yu Jian ‘maakt het niets uit wat je schrijft of hoe origineel je probeert te zijn. Belangrijk is enkel dat je poëzie direct voortkomt uit het leven, dat ze als het ware “gegoten” wordt door het leven. Je poëzie wordt dan automatisch diepgaand, ontroerend en origineel.’ In Dossier O krijgen we de inventaris van iemands leven (dat van de auteur zelf?) gepresenteerd. Op een ogenschijnlijk kille, steriele manier, een beetje als een wetsdokter die een dissectie van een anoniem lijk becommentarieert, confronteert Yu ons met een overvloed aan fragmentjes taal, waaruit de lezer zelf maar gaandeweg zijn verhaaltje moet distilleren. Door scherven taal uit heel uiteenlopende levenssferen (stroeve ambtelijke taal, kindertaal, geheime geneeskundige rapporten, klassieke poëzie, holle politieke retoriek enz.) onderling te vermengen, vernietigt Yu de aanvankelijke indruk van kille afstandelijkheid. De zeer diverse fragmentjes taal ontwapenen en ontladen elkaar en relativeren met een stevige dosis humor de absurde willekeur die het leven kenmerkt. | |
[pagina 16]
| |
De literatuur op Taiwan sinds 1949Toen in 1949 de Volksrepubliek China het leven zag, werd de Republiek China (1912) op het eiland Taiwan onder de militaire noodtoestand verder gezet. De moderne Chinese literatuur, die in de eerste decennia van deze eeuw op het vasteland uit een bredere maatschappelijke ontwikkeling was ontsproten, kende op Taiwan tot aan de tweede helft van de jaren '80 een geheel eigen ontwikkeling. Vanaf de tweede helft van de jaren '80 zien we zowel in Taiwan als in China een grote diversificatie in het literaire landschap. Door de plotse ‘volksverhuizing’ en de censuur onder de noodtoestand (bijna alle degelijke literatuur uit de jaren '20 en '30 was wegens haar ‘linkse’ inslag verboden) kwam de ontwikkeling van de Taiwanese literatuur aanvankelijk maar traag op gang. In de jaren '50 verschenen naast de traditionele Chinese literatuur talrijke anti-communistische romans. Tegen het einde van dat decennium begonnen vele inwijkelingen te beseffen dat de scheiding van ‘het moederland’, ondanks alle tegenovergestelde beweringen van overheidszijde, wellicht van lange duur zou zijn. Een belangrijk thema in de literatuur was dan ook het leven in ballingschap. Uitzonderingen hierop waren enkele romans die veel aandacht trokken door hun levendige en genuanceerde beschrijving van het China van de jaren '20 en '30. Terwijl de literatuur in China gedurende de jaren '60 in naam van de Culturele Revolutie bijna tot een linkse bijbel werd herleid, kende de moderne Chinese literatuur op Taiwan een grote bloei. Onder invloed van de westerse experimentele literatuur groeide de belangstelling voor het psychologische korte verhaal. De westerse invloed in deze experimentele literatuur zorgde voor veel niet-Chinese thema's en beelden. Dit cosmopolitisme zorgde voor een reactie die nog werd versterkt doordat de VN in 1971 de Volksrepubliek China de zetel van Taiwan liet innemen. Velen vonden dat de invloed van de VS op het leven en de cultuur van het eiland veel te groot was geworden. De Heimat-Literatuur die tot dan een sluimerend bestaan leidde en zich | |
[pagina 17]
| |
hoofdzakelijk tot sympatieke plattelandsbeschrijvingen had beperkt, reageerde nu heviger tegen de clichématige splitsing tussen enerzijds het platteland als drager van de Chinese cultuur en anderzijds de stad als drager van de westerse cultuur. De schrijvers van de Heimat-Literatuur zetten zich bovendien af tegen de in hun ogen elitaire experimentele literatuur. Ze pleitten voor een grotere sociale bewogenheid en voor meer herkenbaarheid. Het alledaagse leven van de ‘oorspronkelijke’Ga naar eind(1) Chinezen op Taiwan, vaak sociaal benadeeld door de ‘nieuwkomers’, was een belangrijk thema in de werken van deze schrijvers. Via satire, realisme en half-fictionele reportages werd een beeld geschetst van het lijden, de moed en de absurde situaties die de schrijvers van deze literatuur zagen bij de ‘oorspronkelijke’ bevolking die zich vaak onderaan de sociale ladder bevond. Het verbod op de kritische literatuur uit de Vier Mei Beweging en haar nakomers had het ontstaan van een groep kritische schrijvers met oog voor de sociale wantoestanden niet kunnen verhinderen. Een aantal onder hen vormde een doorn in het oog van de overheid en belandde dan ook in de gevangenis. De nieuwe aandacht voor het onrecht binnen de eigen maatschappij leidde in de tweede helft van de jaren '80 tot een herbezinning op de eigen geschiedenis. Literatuur werd gebruikt om het door de overheid verstoorde beeld van de Taiwanese geschiedenis te deconstrueren of om er een eigen kijk op te geven. Het thema bij uitstek voor de auteurs die met hun pen de officiële geschiedschrijving te lijf gingen was het 28 Februari-Incident (1947). Taiwan dat nog maar pas van de Japanse bezetter was bevrijd, ontving de Guomindang die zich vanop het vasteland terugtrok niet met open armen. De wederzijdse vijandigheid tussen de ‘oorspronkelijke’ bewoners en nieuwkomers ontaardde die dag in een bloedbad onder de eerstgenoemden. Hoe gevoelig dit thema bij de overheid wel lag heeft de schrijver Wu Zhuoliu (Wu Cho-liu) ondervonden. Wu Zhuoliu was ten tijde van het bloedige incident journalist voor de Taiwan Min Bao. In 1968 publiceerde hij een boek over zijn persoonlijke ervaringen tijdens het 28 Februari-Incident. Het werd prompt verboden. Een tweede publikatie in 1985 werd opnieuw | |
[pagina 18]
| |
onmiddellijk verboden, maar met het opheffen van de noodtoestand in 1987 en de opkomst van oppositiepartijen moest de censuur de geschiedenis wel aan de creativiteit van de Taiwanese schrijvers overleveren. Ondertussen had het werk van de Columbiaanse schrijver Gabriel Garcia Marquez in Chinese vertaling een enorme bekendheid verworven in zowel China als Taiwan. De aandacht voor de eigen geschiedenis en de grote invloed van Marquez zorgde voor verhalen waarin beide door elkaar werden verweven: deconstructie van het eigen verleden geschreven door schrijvers op wie het magisch realisme een sterke aantrekkingskracht had. De experimenten in de jaren '60 en '70 leidden in de jaren '80 tot een enorme diversiteit van stijlen en thema's. De kruisbestuiving van realisme, satire, sociale bewogenheid en psychologische uitdieping zorgde ervoor dat er zich in Taiwan in de jaren '80 een volwassen literatuur ontwikkelde. Merkwaardig genoeg zien we in de literatuur van de Volksrepubliek China dezelfde tendens tot diversificatie. Het werk van de twee hierin opgenomen schrijvers Huang Fan en Zhu Tian-wen (Chu T'ien-wen) getuigen daarvan. De gekozen verhalen komen allebei uit een bundel waarin beide schrijvers hun beeld schetsen van de mensen die de Taiwanese hoofdstad bevolken, een hoofdstad die in enkele decennia tijd een spectaculaire economische, sociale en politieke omwenteling heeft gekend. Beide verhalen getuigen van groot psychologisch inzicht dat echter bij beide op een verschillende manier wordt aangewend. Huang Fan's bundel Het hoofdstedelijk leven (1987) is een caleidoscoop van allerhande types die in de hoofdstad leven: handelaars, politici, kunstenaars.... Ze worden door Huang Fan's pen op een luchtige manier vakkundig ontleed. In Terug naar vroeger geeft Huang Fan een lichtvoetige satirische kijk op de hypocrisie van de parvenu's. Qi Huipu is lid van de Lions Club maar dreigt vanwege zijn lage status te worden uitgesloten. De onderkruiperij van het hoofdpersonage komt in het verhaal vaak op een hilarische manier tot uiting. Ook de nevenpersonages worden in hun hemd gezet: de inhoudsloze, formalisti- | |
[pagina 19]
| |
sche toespraak van de burgemeester, de voorzitter van de Lions Club die Qi Huipu binnen de club een hand boven het hoofd houdt maar hem anderzijds laat opdraaien voor alle vervelende klussen. Ondanks het feit dar. Huang Fan zijn figuren in hun blootje zet, straalt zijn werk toch een diepmenselijk, warm gevoel voor zijn personages uit. Wellicht omdat ze, zoals hij zelf zegt, allemaal een deeltje van zijn eigen aard in zich hebben. Zhu Tianwen's recentste bundel De schoonheid van het fin de-siècle (1990) is eveneens volledig gewijd aan het moderne leven in de Taiwanese hoofdstad Taibei (Taipei). Hier zijn de personages de nieuwe jongeren die het hedendaagse Taibei bevolken. Jonge mannen en vrouwen op scooters, serveersters van McDonald's, mannequins, architecten, regisseurs van soap-opera's en homoseksuele artiesten. Allen worstelen ze met de vervreemding die het gevolg is van een maatschappij die in korte tijd evolueerde van een agrarische naar een hoogtechnologische samenleving. Zhu Tianwen heeft zeker oog voor de keerzijde van deze razendsnelle evolutie. In Een lange hete zomer omschrijft ze Taibei als een stad die ‘dreunt en schudt als de machinekamer van een met kolen aangedreven stoomschip... waar de kreken volstromen met het door de stad uitgekotste en uitgescheten vuil... waar de stegen bestrooid liggen met opeengehoopte vuilniszakken, sommigen opengeklauwd door katten en honden die darmen en botten rondstrooien.’ Ook het hier opgenomen verhaal De bodhisattva van vlees en bloed baadt in een zelfde donkere sfeer, geschreven in een dichte, soms poëtische taal. Het verhaal schetst de innerlijke leefwereld van de door met schuld beladen lust en frustratie verteerde, homoseksuele artiest Kleine Tong. Die wordt verliefd op Zhong, een leeftijdgenoot die nog twijfelt aan zijn seksuele geaardheid. Kleine Tong werd op vijftienjarige leeftijd ontmaagd door een dorpsgenoot, Jia Ba. In het verhaal lopen heden en verleden voortdurend in elkaar over, waarbij we nog enkele andere vluchtige liefdes van het hoofdpersonage leren kennen. De ontmoeting met Jia Ba duikt telkens opnieuw op als symbool voor de schuld die het hoofd- | |
[pagina 20]
| |
personage sedert zijn ontmaagding met zich meesleept. Een schuldgevoel dat Xiao Tong op het einde van het verhaal misschien van zich af weet te schudden. De vage tijds- en plaatsbeschrijvingen, het mistige en regenachtige weer (mist en regen stonden in het klassieke China symbool voor erotiek), het gebruik van beelden en termen ontleend aan de klassieke cultuur, hullen het verhaal in een waas waarbij alleen de innerlijke leefwereld van het hoofdpersonage duidelijk is afgelijnd. Zhu Tianwen hanteert in dit verhaal een heel eigen schrijfstijl waarbij de innerlijke verwarring van het hoofdpersonage gesuggereerd wordt door het naadloos in elkaar laten overlopen van flash-backs, indrukken en dialogen. Het achterwege laten van aanhalingstekens draagt nog bij tot de sfeer van verwarring. Via het verhaal kan de lezer volledig in de huid van Xiao Tong kruipen, wat niet altijd een prettige ervaring is. U weze gewaarschuwd! | |
Poëzie in TaiwanNet zoals het proza kent de moderne Chinese poëzie in Taiwan een geheel eigen ontwikkeling. Opvallend is overigens dat het niet de prozaschrijvers maar wel de dichters waren die in Taiwan het voortouw namen om verschillende modernistische, westerse technieken en thema's te introduceren. Daardoor kenmerkte het Taiwanese poëtische landschap zich reeds vroeg door een vrij gediversifieerde en levendige produktie. Onvermijdelijk heeft de proliferatie aan poëtische scholen ook gezorgd voor de nodige controversen, in de eerste plaats tussen de door het westen beïnvloede avantgardisten met hun eigenzinnige, individualistische en technisch verfijnde poëzie en de meer in de oorspronkelijke Chinese traditie gewortelde dichters. Ook vandaag is verscheidenheid nog steeds een van de sleutelbegrippen in de Taiwanese poëzie. Van één echte mainstream is geen sprake. De meest uiteenlopende stromingen (realisme, neo-classicisme, surrealisme, postmodernisme enz.) coëxisteren zij aan zij, vaak binnen één en hetzelfde poëtische tijdschrift. Toch bekijken vele Taiwanese dichters en literatuurcritici de re- | |
[pagina 21]
| |
cente ontwikkelingen met een argwanend oog. Sinds het midden van de jaren '80 werd de Taiwanese maatschappij overspoeld door een golf belangrijke gebeurtenissen of invloeden, waaronder de opheffing van de noodtoestand (1987), de mogelijkheid voor Taiwanezen om familieleden in de Volksrepubliek China te gaan bezoeken, de democratisering van het politieke systeem en de pers, de toelating om Oost-Europa te bereizen sinds de val van de communistische regimes daar, de koortsachtige speculatie op de aandelenmarkt (1989-90), de groeiende onafhankelijkheid van de vrouw en de immer voortschrijdende verstedelijking en vervreemding. Eigenaardig genoeg heeft dit alles geleid tot een sterke daling van het aantal actieve dichters, van de hoeveelheid gepubliceerde poëzie en van het aantal tijdschriften. Volgens sommigen hebben heel wat Taiwanese dichters de pen neergelegd tijdens hun zoektocht naar een nieuw innerlijk evenwicht te midden van een snel evoluerende maatschappij. Een grote uitzondering hierop is de dichter Hong Hong (Hung Hung) wiens hier opgenomen gedichten juist een uiterst individuele reactie zijn op de razendsnelle transformatie van de Taiwanese samenleving. Hong Hongs weemoedige poëzie contrasteert de moderne samenleving met de gevoelsgeladen beelden van de dichter, met een melancholisch verlangen naar niet-technologische tijden. Het gedicht Stadszoo is de uitdrukking van de vervreemding van het individu in een samenleving die in een hoog tempo overging van een traditionele maatschappij met buffels en rijstvelden naar een moderne maatschappij met stinkende files, schreeuwende tv's... De dieren symboliseren in hun slachtofferrol de menselijke machteloosheid tegenover deze razendsnelle evolutie. Een zelfde weemoedig gevoel is aanwezig in het korte maar treffende Lente 1990. Met één zin en één beeld weet Hong Hong de gapende kloof tussen traditie en moderniteit te verwoorden. | |
Literatuur in Hong Kong.Momenteel is het bijna onmogelijk een overzicht te schetsen | |
[pagina 22]
| |
van de literatuur in Hong Kong en van de maatschappelijke invloeden die de Hongkongse literatuur mee gestalte geven. Grondig onderzoek naar de eigenheid van de literatuur in de Britse kroonkolonie staat nog in haar kinderschoenen en het reeds gepubliceerde onderzoek van Hongkongse en andere literatuurcritici geeft een verre van eenduidig beeld. Feit is in elk geval dat de aard van de Hongkongse literatuur mee wordt bepaald door de diverse achtergronden van de Hongkongse schrijvers. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen auteurs die in de Britse kroonkolonie geboren en getogen zijn en dus hun hele leven in Hong Kong hebben gewerkt en een hele groep schrijvers die uit de Volksrepubliek zijn uitgeweken. Onder deze laatste valt Zhou Mimi, een schrijfster die in 1979 naar Hong Kong emigreerde. In Moe is de schrijfster erin geslaagd een indringend portret te schetsen van de dagdagelijkse gejaagdheid die deze stadstaat in haar greep houdt. In Zhou Mimi's Moe volgen we gedurende één dag de lijdensweg van een begoede bewoonster van Hong Kong. Moe, dát is ook het gevoel dat vele bezoekers hebben na vijf dagen in deze ogenschijnlijk op hol geslagen stad. Ook in de selectie van Hong Kong-poëzie wordt gepoogd een zo ruim mogelijke weergave te geven van de gevoelens en beelden die deze stad oproept. Zoals: de nabijheid van het vasteland (de Chinese Volksrepubliek), het grote contrast tussen arm en rijk, 1997 of het einde van de Kroonkolonie. | |
Vrouwenliteratuur in de drie China'sOnder de auteurs die in deze bundel zijn opgenomen bevinden zich heel wat vrouwen. Vrouwen hebben hun plaats veroverd in de Chinese literatuur en sommige critici gaan zover te stellen dat de Chinese literatuur in de tweede helft van de jaren '80 door vrouwelijke auteurs werd gedomineerd. Populair zijn ze in ieder geval: de maandelijkse bestsellerslijst in Taiwan is vaak een zuiver vrouwelijke aangelegenheid en de helft van Hong Kong-auteurs met een internationale bekendheid zijn van | |
[pagina 23]
| |
vrouwelijke kunne. Dat is niet altijd zo geweest. In het oude China was literatuur vooral een mannenzaak, maar sedert het ontstaan van het keizerrijk zijn er altijd vrouwen geweest die koppig de spreekwoordelijke uitzondering in stand hielden. Met de ‘literaire revolutie’ en de Vier Mei Beweging konden ze de status van uitzondering van zich af werpen. Sedertdien zijn ze niet meer weg te denken uit het literaire landschap. Vaak vervullen ze een pioniersfunctie: Chen Ruoxi was de eerste auteur die de excessen van en het lijden tijdens de Culturele Revolutie in literaire vorm naar buiten bracht. Vaak zijn het de vrouwelijke auteurs die het best de menselijke gevoelens die met allerhande maatschappelijke strubbelingen gepaard gaan, weten te verwoorden. Denken we maar aan Zhang Jie, Sheng Rong, Wang Anyi. Ook op het vlak van literaire vernieuwing spelen de vrouwelijke auteurs een belangrijke rol: het avantgardisme van Can Xue en de eigenzinnige Zhu Tianwen. Deze laatste bewijst trouwens dat de vrouwenliteratuur - voor zover van een aparte categorie sprake kan zijn - zich zeker niet beperkt tot vrouwelijke thema's.
Karel Depauw en Jan De Meyer |
|