De Brakke Hond. Jaargang 9(1992)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Peter Verhelst Gedichten Broken Nose Onhandelbaar gezicht op een sokkel op de schouders van een jongen verdunnend tot een neus in een rare hoek. De foto glanst onwezenlijk, een scherp been in X-raykleuren met een streepje zwart als een slechte zenuw. Alsof een meisje in mijn hoofd eet tot ze me op heeft, haar nagels over ijzer haalt en giechelt. Jongetje op knalgeel schommelpaard tegen de muur. (Mike Tyson- Sint-Sebastiaan.) [pagina 122] [p. 122] Honing en ik Je heb Honing en ik niet in omhelzing betrapt. Je kwade lepel roerde ons voortijdig uit elkaar. Stijf stond mijn haar als in een droom, een cipres geknipt volgens een ontwarbaar patroon (door een derde oog in de structuur van de wereld aangebracht,): een knipperhoofd dat aandacht wilde; je had een bekertje benzine en een lucifer. Mijn haar bleek door woede bezocht. De vrouw had je op de grond uitgesmeerd. Haar lach bliksemde als een zieke zenuw. Zo werd mij verteld dat zij amorf op de vloer lag, een homp besluiteloosheid die mij groette door bijvoorbeeld te ademen. Of niet te ademen. Ik groette terug door mijn tong in haar richting op te houden. (Mondje open. Zoetje. Mondje dicht.) [pagina 123] [p. 123] Viewmaster en lucifer Met sneeuwlippen en ijsblauwe ogen je cold song baby, (God heeft de kleur van de rook van mijn sigaret, evenzo giftig) in catsuit voor je heupwiegend. Uit de hemel daal ik aan een koord. Als ik dan zing gaat mijn mond dood denk is soms; ik stel me voor dat hij als vacuüm het gezongene terug inhaleert zodat hij tenslotte vol gestorven muziek als een doosje zonder gestolen spiegeltjes nutteloos tussen mijn vingers op vuur wacht. (God is warm als de askegel in mijn handpalm afgetikt) Erboven klikt de master; ik met het gezicht van de vrouw die op mijn hand zit als een dier in hypnose, ik en Angst in gesprek, ik en Brutaal in een tongkus, ik en Christus, ik Doodsogig, ik Emanatie... - tot een flakkerende tong de minuscule foto's uit het kaartje weglikt. (en de vuurpunt in mijn ogen doodduwt.) Als niks. Roi Haren in de vorm van een kroontje liegen zoals kersen op een hoed; toch kwam ze op ons af, wurmde zich tusen onze vingers - de rug van een greyhound. We hadden maar te snijden en ze lag als trijp over de stoel. Haar zwaluwstemmetje weerhield ons; ‘Heer, (als hostie wit) open mij voor u de mond,’ (Het melkblauw in haar hals glansde over ons uit.) ‘en mijn lippen zingen u ter ere.’ We deden niets om haar te weerstaan. we lieten ons tot haar toe. [pagina 124] [p. 124] Honing Het is een ader geopend onder het neuriën van Alle Menschen werden Brüder. Het zijn tranen of althans een oog uit kaarsvet boven de vlam dat sissend uiteenspat, stremt en de kleur van een dood oog aanneemt. Balancerend in de lepel tussen mijn tanden. Ik heb geroerd tot het terug vloeibaar werd. (Langs mijn zijde liep het straaltje verdriet traag als een tong op zoek naar een tong.) In de mond van de lepel heeft ze zich vastgebeten. Een wassen hoofd door mijn voorhoofd bezocht. Die fragmentatie. Motorcycle boy Als zwakke hielpezen in bottines met stalen neus; zo verkeert ze met mij in de Violent Room, vrouw gehurkt, met scharlaken hartjesmond rond zwartmetalen penis: (Die tegen mijn been oprijdt: Mevrouwtje Angst, met verkeerde vingers naar mijn verkeerde buik; spartelende vis Genot trekt ze als een zilverdraad uit mijn ruggewervels; meisjesvinger rond de trekker dansend.) ‘Schoonheid is het sublieme geweld alleen.’ Wat zich dan ook voltrekt. Vorige Volgende