De Brakke Hond. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Heen
1. Thuis
De wang van een land
waar een kleine zee
de scheerplicht op uitoefent.
Slaan en strelen,
een acrostichon uitsmeren
over korte kilometers badplaatsen.
Lees van oost naar west, en
van west naar oost;
het raden naar de rest.
Oostende bloeit en bloedt
en bloost. James Ensor, schilder,
reist naar het Lijsternest.
2. Op weg
De Moordzee achter de rug.
Resten van vroeger
in dit verre westen.
Hij moet deuren van dorpen openduwen.
Hij moet de tongval van dorpers vertalen.
Er zijn jongens die van hardrock houden.
En meisjes van de kantkloskunst.
Al wie hier schreef die bleef beroemd
maar buiten beeld. ‘Er zijn geen onderwerpen’
mompelt Ensor, ‘er is alleen het licht’.
Klapt hij dààrom te Oostende dat spiedluik open?
Is het te donker op het vasteland?
Liever waterkant?
| |
[pagina 93]
| |
3. Ter plaatse
Nu reist hij verder:
de penselen opgeborgen,
naar het Lijsternest.
Die aap van een Lateur, schrijver,
zal wel zeer ‘niet thuis’ geven.
Een bakker die wakker werd
uit zijn voorgeknipte sjabloon.
Intocht van Ensor in Ijvegem!
Verder niks te melden,
alles doodgewoon provinciaal.
| |
[pagina 94]
| |
Terug
4. Niet thuis
Oh! Hij staat verstolen achter 't raam.
Gevarendriehoek in de top
van het huis als een schip.
Stokheer, geus en katholiek.
Vinkenier bijwijlen.
James nadert in een langzaam voertuig.
Klopt dan aan,
maakt zijn opwachting:
de lijster is gevlogen.
5. Weer thuis
Oh! Hij vloekt in alle kleuren!
Hij zet een masker op dat alles zegt.
Zò, weer niet thuis, Lateur!?
Achterdeur! Hij klopt nu als een specht.
‘LATEUR! Doe ópen die deur!
Ik wéét dat je er bent!
Ik breng je vorm, jij bent de vent!’
Waarop...
‘ENSOR! Aangeklede krent!
Onderaardse regenworm
die mijn geschriften niet eens kent!’
Dat doet de deur dicht.
‘Géén onderwerpen’
zegt Ensor peinzend,
‘er is alléén het licht’.
Hij gaat dan terug naar de kust,
verder peinzend over schrijvers
die afwezigheid veinzen.
|
|