De Brakke Hond. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
(de zeven hoofdzonden)
I. Hoogmoed
Zelfs in haar val blijft zij
geloven dat ze de zon verblinden
kon en raken met haar vuur.
Zelfs nu het licht, dat blind
tegen de muren aan gaat staan,
versmalt tot spleetjes in haar
ogen, draagt zij de hoogmoed
op haar huid en spuugt haar
ootmoed proestend uit.
II. Gierigheid
Nooit is ze gieriger geweest als
op het laatste restje leven, dat
haar nu begeven zal. Ze klampt
zich weer krampachtig vast en
houdt de lippen stijf geklemd,
opdat het niet voortijdig van haar
vlieden zou. De fles is bijna leeg,
de geest gevlogen en met gesloten
ramen raakt ze hijgend in het nauw.
| |
[pagina 73]
| |
III. Haat en nijd
Ze trapt de laatste uren met
de lakens van zich af, wil van
geen liefde weten, maar koestert
haar afgrondelijke haat als
een geschenk, vol zorg bewaard
tot dat het voos en giftig
werd. Ze zal het straks met
vreugde geven. Nu beukt ze nog
op de matras, als op het leven.
IV. Gramschap
De goddelijke toorn kent haars
gelijke niet wanneer ze 's nachts
in licht ontsteekt en bliksem-
schichten door de kamer spreekt.
De laatste slag is thuisgehaald,
de kamer vloekend omgewoeld.
Een vormeloze beddezak
wanneer de slaap weer daalt
en woede 's morgens is bekoeld.
| |
[pagina 74]
| |
V. Lust
Ze viert haar lust tot op
het bot in maagdelijke wouden
die ze met haar fabeldieren
dunbevolkt en vrij gevangen
houdt. Haar eenhoorn knielt
voor haar en legt zijn kop
zo teder in haar krolse schoot
voor zij hem stervend wurgt en
met een stuip de dood injaagt.
VI. Gulzigheid
Ze heeft haar darmen volgehad
aan overvloed en schransend
liggen aan de rijkgevulde tafels
van haar dagen. Hun ogen puilen
nog, maar platter zijn de buik
en borst waarop ze slaat.
De vraatzucht dreigt haar te
verlaten. Kotsend pleegt een
mager lichaam hoogverraad.
| |
[pagina 75]
| |
VII. Traagheid
Gemak van traagheid en van
wachten op het niets. Ze heeft
geen haast, hoewel de opmars
is begonnen. Twee smalle benen
hangen uit het bed, maar rust
is hun verlangen. Ze keren op
hun stappen weer. Drie passen
voor en twee terug: de blijde
intocht kan nog even duren, heer.
| |
[pagina 76]
| |
[pagina 77]
| |
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
|