er op zes
december rotte kaas.
Maar hier, right here, tussen schots en scheef, tussen
schurftig en schamel, tussen vunzig en vies, tussen miezerig en miserabel, noemt
zij hem bij z'n naam.
En hij denkt de strijd is gestreden.
Hij denkt het leed is geleden.
Hij denkt hier is de spijker.
Hij denkt daar is het touw.
En hij denkt misschien kluts ik bij wijze van galgenmaal eerst nog gauw een
roerei in de pan.
Maar hier, right here, tussen het wit van z'n ogen en het
holletje van z'n gat, tussen puntje en paaltje, tussen paal en perk, tussen een
vlucht meeuwen en het oneindige zwerk, noemt zij hem bij z'n naam.
Maar ze zegt niet alleen dat hij stinkt naar pis en zweet en
kwijl en verzuring en dat hij een aardje naar z'n vaartje heeft.
Nog zoveel meer zegt ze.
Ze zegt ook zie jezelf daar nu eens zitten.
Met je bek wijd open en het speeksel drijft eruit.
Ongewassen, ongeschoren, ongekamd. Wanneer denk je eindelijk nog eens een bad te
nemen en naar de kapper te gaan?
Zitten op je stoel. Op je vadsige kont.
Dat is het enige wat jij kan.
Want jij bent geen normaal mens. Jij bent een doodgewone onvervalste gaskamerman.
Op je reet zitten. Koffie drinken. Sigaretten roken. Af en toe verhuizen van je
stoel naar de sofa en gaatjes branden in het bankstel. En dan weer van de sofa
naar je stoel.
Te lui om een poot uit te steken.
En dan die afschuwelijke hoest waarmee je de hele dag voor je uit loopt te
bulderen en waar je mij hele nachten mee wakker houdt. Hoe lang denk je dat ik
dit nog uithoud, in deze gaskamer, hoe lang denk je dat om het even
welke vrouw zoiets zou uithouden, met een lamme tamme vuile vadsige
gaskamer-