grijpen, denk ik, en dan had ik geweten hoe een vogellijfje precies voelt. Ik had haar in de vuist kunnen nemen en dood kunnen drukken. Zomaar.
‘Zie je dat dan niet!?’ roept Fredo opgewonden, die op de spiegel is gaan staan. Hij gebaart wild met de armen, alsof hij vanaf een platvorm spreekt. ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien. Ik houd ze nu al uren in de gaten en ze blijft maar tekeer gaan op die spiegel. Vast en zeker denkt ze dat het een vijand is en wil ze vechten. Is dat nou niet ongelooflijk stom!?’
‘Het beest weet niet beter’ antwoord ik nuchter en ga naast Fredo op de spiegel staan. Onder ons worstelen onze lichamen met een vreemd perspectief: lange benen, een plompe tors en twee malle hoofden. Ik voel me niet veilig, alsof ik op kelderijs sta.
‘Stel je voor,’ oppert Fredo, ‘Misschien ziet ze haar spiegelbeeld niet als vijand, maar als toekomstige partner om een nestje mee te bouwen.’
‘Kan niet!’ zeg ik, ‘Het is juni en de broedtijd is al lang voorbij. Alle vogels zijn gevlogen.’
‘Behalve deze. Ze zal net zolang op de spiegel hameren tot ze haar snavel breekt en sterft.’
‘Nee nee, we kunnen de spiegel in een doek wikkelen, of anders gewoon omdraaien. Dat kost geen moeite.’
‘Wat maken we ons druk om een merel. Als iemand van ellende met zijn kop tegen de muur loopt, breken we die toch ook niet af? Bij die vogel is er van boven iets finaal mis, ze is de kluts kwijt. We kunnen er niets aan doen, zo simpel is dat.’
‘Onzin!’
‘Oké,’ zegt Fredo opgewekt. ‘Dan zoeken we een andere oplossing.’ Hij zet zich af op de spiegel en van het een op het andere moment sta ik met mijn voeten tussen de scherven.
‘Zie wat je doet!’ roept Fredo en lacht me in het gezicht uit. Met een van zijn lange armen geeft hij me een klopje op de schouder en wandelt doodgemoedereerd de deur uit.
Ik weet dat Fredo zijn hand voor niemand in het vuur steekt, dat vindt hij gekkenwerk. Vrienden kom je toevallig