De Brakke Hond. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
(1) Hoe meneer Grabowski erin verzeild geraakte...In die tijd, toen er in Tirool heel wat te doen was om het verloren gegane wimpeltje van de Tiroolse Honkbalfederatie, haastte meneer Grabowski zich rond sluitingstijd met een paar formulieren die betrekking hadden op een in Lermous opgelopen schedelbreuk naar het hoofdkantoor van de firma Grahammer & Swoboda; verzekeraars te Innsbruck. Zoals hij verwacht had was hij, op dit uur van de dag, de enige kliënt. Op één loket na waren alle andere gesloten. De bediende die hem van dienst zou zijn zat echter niet meer achter het loket maar was, vermoedelijk door een tekort gedane kliënt, tot voorbij z'n middenrif dwars door het ovaalvormig spreekrooster getrokken en voerde daar nu volslagen zinloze bewegingen uit, terwijl hij de Pizzikatopolka floot. Door de wat vreemde aanblik van z'n stuk gebracht, deinsde meneer Grabowski achteruit, drukte zich tegen de wand en maakte aanstalten om het kantoor weer te verlaten, toen de bediende vermoeid het hoofd in zijn richting bewoog. Na enige overpeinzingen betreffende de hoogdringendheid van de zaak, haalde meneer Grabowski de formulieren boven, stapte ermee naar de bediende en wees hem vanop enige afstand de plaatsen aan waar hij z'n handtekening en dagstempel diende te zetten. De ongelukkige, die ondanks z'n moeilijke positie een vriendelijke en voorname toon aansloeg, vroeg meneer Grabowski of hij het stempelkussen even wilde dichterbijschuiven. Nou, dat was een kleine moeite; aangenaam verrast door de ontspannen sfeer bij Grahammer & Swoboda gleed meneer Grabowski door de klapdeur naar de achterzijde van de loket- | |
[pagina 108]
| |
ten, boog daar het hoofd achterover en wrong zich als een Balinese danser onder het onophoudelijk bewegend bekken van de bediende om het stempelkussen, dat vermoedelijk tijdens de schermutseling op de grond was gevallen, op te rapen. Terwijl hij in deze wat ongebruikelijke houding stond bemerkte hij tot z'n verwondering dat de hulpeloze man, ter hoogte van de gulp, voorzien was van een valluik. Op de koop toe stond het luik wagenwijd open en waaide hem een onfrisse tochtwind tegemoet, die z'n haren gladstreek. Nu was meneer Grabowski heus wel een en ander gewend, maar dit sloeg natuurlijk alles. Hij vergat prompt het stempelkussen, richtte zich zo goed en zo kwaad als dat ging op en stak, gedreven door een nooit eerder ervaren nieuwsgierigheid, z'n hoofd door het luik. De eerste vijftien seconden zag hij helemaal niets, maar dan, toen z'n ogen zich geleidelijk aan aan de duisternis hadden aangepast, bemerkte hij aan z'n rechter zijde twee motoren die tegen een blinde muur stonden opgesteld en een aangenaam, zacht zoevend geluid voortbrachten. Kennelijk dienden ze ervoor te zorgen dat de binnenzijde van de bediende tijdig van verse lucht werd voorzien en dat was wel nodig want het stonk er niet onaardig naar Duitse uniformen. Erg nieuwsgierig geworden naar de verdere inhoud van de Grahammer & Swoboda bediende, draaide meneer Grabowski voorzichtig z'n hoofd in de tegenovergestelde richting. Daar gaapte een groot zwart gat dat z'n geheimen niet zomaar zou prijsgeven; hoe meneer Grabowski ook z'n best deed, hij slaagde er niet in om in de duisternis de omtreklijnen van één of ander voorwerp te ontwaren. Op een bepaald ogenblik stond hij daartoe zelfs op de toppen van z'n tenen, maar het enige wat hij daarmee bereikte was dat de bediende nu zodanig schuin in het loketglas hing dat het leek alsof hij er met z'n volle verstand was ingevlogen. Geïntrigeerd door het zwarte gat tastte meneer Grabowski in z'n broekzakken naar zijn aansteker, wrong die bij de Grahammen & Swoboda bediende naar binnen en stak er, bij manier van spreken, het licht aan. | |
[pagina 109]
| |
Onmiddellijk vielen de ventilatiemotoren stil. Meneer Grabowski zag hoe een opgeschrikte muis langsheen de muur wegvluchtte naar één van de hoeken waar een met een thermosfles gevulde boekentas stond. Naast de boekentas stond een versleten ijsroommachine. Ze was door en door roest en werd, luidens een opschrift, in 1937 gefabriceerd door Cunningham & Lautmacher uit Richmond/Indiana. Meneer Grabowski werd haast onpasselijk van verbazing; hij wist dat de machine op de zwarte markt op z'n minst driehonderdduizend Schilling waard was. Wat spijtig dat hij z'n fototoestel niet bij zich had! Inmiddels was door het uitvallen van de motoren de Duitse uniformenstank werkelijk ondraaglijk geworden. Meneer Grabowski doofde de vlam waardoor de motoren spontaan in werking traden. Hij hield zich stil en poogde er niet aan te denken welke schade de Duitse uniformenstank in z'n hersenen had aangericht. Misschien kon hij straks, wanneer hij het kantoor weer had verlaten, maar beter zwijgen over de roeste ijsroommachine binnenin een Grahammer & Swoboda-kantoorklerk. De enen zouden hem niet geloven, de anderen niets onverlet laten om de ijsroommachine in hun bezit te krijgen. Met alle nare gevolgen van dien. Toen er na een minuut of vijf weer normaal kon worden in- en uitgeademd, stak meneer Grabowski opnieuw het licht aan, controleerde nogmaals vluchtig de blinde muur, de boekentas en Cunningham & Lautmachers driehonderdduizend Schilling-ijsroommachine en draaide dan voorzichtig met z'n aansteker, die hij als een fakkel voor zich uit hield, de veelbelovende linker zijde op. Het eerste wat hem daar opviel was dat, in tegenstelling tot de rechterzijde, de binnenwanden aan de linker zijde van een houten lambrizering waren voorzien. Op die lambrizering was een centimeters dikke vernislaag aangebracht die schitterde in het flikkerend licht van meneer Grabowski's aansteker. Ongeveer zestig centimeter van hem verwijderd zag hij een grote groene poort. Ze stond horizontaal in de Grahammer & | |
[pagina 110]
| |
Swoboda-bediende en sloot, bij manier van spreken, het bovenste deel van het onderste af. Het was een schuifpoort zoals hij ze wel vaker had gezien in de streek van Kufstein. Wie te lui of te moe was om de zware poort open te schuiven kon zich steeds toegang verschaffen via een kleine deur, die ook bij deze typische Kufsteinse schuurpoort, links van het midden was ingebouwd. De poort, die van links naar rechts dichtschoof stond op een kier en meneer Grabowski kon duidelijk zien dat het zwarte gat aan de andere zijde gewoon doorliep. Ietwat ontgoocheld wilde hij zich laten terugzakken toen z'n blik plots getroffen werd door een vage witte vlek op het verst gelegen stuk lambrizering. Opnieuw ging hij op de toppen van z'n tenen staan, reikte zich zo ver mogelijk voorover en deed op deze wijze na de spectaculaire Cunningham & Lautmacher ijsroommachinevondst, een tweede ongelooflijke ontdekking: op enkele centimeters van de poort verwijderd hing, vastgespijkerd tegen de houten wand, het verloren gewaande wimpeltje van de Tiroolse Honkbalfederatie. Meneer Grabowski geloofde zijn eigen ogen niet. Dit was werkelijk sensationeel! Alle onrust die z'n kort avontuur bij Grahammer & Swoboda tot dan toe veroorzaakt had, smolt als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor een vreemde, bijna euforische vastberadenheid. Zonder er verder bij na te denken boog meneer Grabowski even door de knieën, dreef dan, met een krachtige sprong z'n onderlichaam naar binnen, trok het luik dicht en sloot het tenslotte aan de binnenzijde af. Welzeker tien minuten bleef hij, plat op z'n buik, in de volstrekte duisternis liggen. Hij luisterde naar de rustig zoevende motoren en naar de vage, onwezenlijk geworden geluiden uit het kantoor, dat plots als in een ver verleden scheen weggezakt. Hij hoorde het gehijg van de Grahammer & Swoboda-bediende wiens onderlichaam door de bruuske gewichtstoename naar beneden werd gedrukt waardoor z'n middenrif pijnlijk over de scherpe randen van het spreekrooster schuurde. Het moet voor de man een ware opluchting zijn geweest toen hij voelde hoe z'n ongenode gast zich langzaam in bewe- | |
[pagina 111]
| |
ging zette en de druk op z'n middenrif geleidelijk afnam. Meneer Grabowski was inderdaad zoekend en tastend in het donker vooruit geslopen en bereikte na ongeveer zeven minuten de arduinen drempel, vlak voor de grote Kufsteinse schuurpoort. Voorzichtig, op alles voorbereid, trok hij zich daar op; eerst tot in hurkzit, dan langzaam verder tot hij de zachte bovenzijde van de Grahammer & Swoboda-bediende tegen z'n achterhoofd voelde. Haastig trok hij het verloren gewaande federatiewimpeltje van de lambrizering, stak het op zak en schoof met een besliste ruk de poort open: een diep zwart gat, waaruit een flauwe koelte opsteeg, strekte zich voor hem uit. In de overtuiging dat hem niets ernstigs kon overkomen boog hij voorover, zakte een weinig door de knieën en dook als een romantische held in de diepte. Zesentwintig minuten later eindigde meneer Grabowski's duikvlucht in het zompige moeras van Honkbal In Tirool. | |
(2) Hoe een ijsroommachine uit Richmond/Indiana erin verzeild geraakteOngeveer een uur nadat meneer Grabowski in Honkbal In Tirool was aangekomen en hij er zich met veel moeite, als in een overvolle lijnbus, een plaatsje had afgedwongen, verscheen uit dezelfde donkere hemel, van waaruit ook hij was tevoorschijn gekomen, een uit 1937 stammende ijsroommachine. Ze was op z'n minst driehonderdduizend Schilling waard, want ze werd vervaardigd door Cunningham & Lautmacher en dat klonk als Rolls-Royce in de oren van ijsroommachmelief-hebbers. De machine had van de scheefstand van de kantoorklerk gebruik gemaakt om via de openstaande schuurpoort diens hebberige lichaam te verlaten. Nu was ze flink op weg om zich in Honkbal In Tirool een onvergetelijke plaats te veroveren. |
|