De Brakke Hond. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Het meisje en Vermeer
De boekhandel
Twaalf jaar was ze, zo'n meisje dat graag tekent.
Ik zag een boek, zij zocht Algebra III.
‘Vind je het mooi?’ Ze ziet het blauw, het licht, de tegels,
ze bladert, kijkt, trilt, bladert en zegt niets,
te trots en te verlegen om te smeken.
De schilderconst
Verlegen draagt een ander meisje al eeuwen
een lauwerkrans, een boek en een bazuin,
ze tooit haar raadsel met vergeten tekens.
Wat zich in licht om haar gezicht verschuilt,
wil een twaalfjarige nu helder weten.
Het Rijksmuseum
Ze stokt - ‘Het blauwe vrouwtje’ -, rent erheen,
ze wil dat licht betasten en omarmen.
Dit is het dan. Het vult haar ogen tot de randen.
Glans is volmaakt maar beperkt van formaat,
diffuze pijn, die ze nooit meer verzaakt.
| |
[pagina 24]
| |
Vermeer en Delft
Buiten
Het licht strijkt stadig over rechte grachtjes,
hij is hier niet, hier is alleen zijn licht.
Hij condenseert het tot een schuit, tot wallen,
waterrimpels. Hij gaat schuil in wolken.
Zijn stad heeft hij voorgoed tot Delft verdicht.
Buiten en binnen
Ze dragen parels, wegen goud. Ze pinnen
de stilte sierlijk vast op het spinet.
De meid schenkt melk. Ze heeft elf kleine kinderen,
in stegen stinkt het en de kroegbaas vecht.
Door hoge ramen dringt geen stoornis binnen.
Binnen
Een glas, het gele jak, de stoel, gewoon.
Maar niets is toeval in die klare kamers,
hij zag objecten in obscure camera's,
niets glansde zo, geen ding stond daar ooit zo.
De dingen worden licht, de dingen zijn zijn daden.
| |
[pagina 25]
| |
Le tombeau de Vermeer
De steen
In Delft, in de Oude Kerk, vind ik je naam
op een onthechte steen. Een pot met varens
heeft plaatsgenomen op een lage tafel,
als baken naast je. En je schaamt je haast.
De stad
Niets wijst op jou in het stadsbeeld. Ja, die straat,
naast Rembrandt. In de wolken staat je naam niet
en waar je werkte en het licht zag, hangt een plaatje,
summier, onzeker, ‘Omtrent deze plaats.’
Le tombeau
Verf is je monument. Met marterhaar
en olie en pigment gaf je je parels
ruwte op het linnen, op het netvlies klaarte.
Envoi
Mijn pen verhardt het woord, verf craqueleert.
Een vrouwtje leest een brief, driehonderd jaren,
een licht, dat jij verspreidde, is bij haar blijven waken.
Raak mijn pen aan met jouw penseel, Vermeer.
|
|