Den boom der gierigheyt, met sijn vruchten, d'welck gemaeckt is op de vrage wat gierigheyt is ende wat haer vruchten zijn
(ca. 1600)–Anoniem Boom der Giericheyt in Rijm is dit Boecxken ghenaemt, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
De seste Clausule.
Ga naar margenoot+ QUade begeerten ende een onghehoorsaem leven
Ga naar margenoot+ Traecheyt, onlusticheyt in Gods woort komt hier uytgedreven
Ga naar margenoot+ Daer Ziele en Lichaem minghmael om moeten sterven,
Ga naar margenoot+ Gelijck Achan door gierigheyt hem hadde begeven
Ga naar margenoot+ Dat hy, ja gantsch zijn ghesin daeromme moesten sneven:
Ga naar margenoot+ Ananias met zijn wijf quam hier deur oock in't verderven:
Ga naar margenoot+ Samuels Sonen waren oock gierigh om gelt verwerven,
Ga naar margenoot+ En buyghden door gaven, Godts beschreven Rechten:
Ga naar margenoot+ Den gierighen Nabal die breed was van Erven
Ga naar margenoot+ Weygherde David spijse, ende oock zijn Knechten
Ga naar margenoot+ Loonden hem goet met quaet deur zijn gierigh plechten,
Ga naar margenoot+ Maer den Heere sloegh hem door zijn grammen Tooren:
Ga naar margenoot+ Merckt oock aen Iehasiel, den onwijsen slechten
Nam gelt van Naman deur zijn gierigh orboren,
Ga naar margenoot+ En wert daerom Melaetsch, als Naman was te voren:
Ia den Coninck Achab door zijn gierigh begeeren
Ga naar margenoot+ Van Naboths Wijngaert, wort kranck deur 't verstooren,
Om dat Naboth zijnen Wijngaert niet en wilde ontbeeren,
Ga naar margenoot+ Maer Iesabel zijn Wijf, om zijn druck te weeren
Verkreegh valsche ghetuyghen om gelt door haer daden,
Ga naar margenoot+ Ende dede Naboth steenen: dus over sulck affeeren
Gierigheyt is de wortel van alle quaden.
|
|