Den boom der gierigheyt, met sijn vruchten, d'welck gemaeckt is op de vrage wat gierigheyt is ende wat haer vruchten zijn
(ca. 1600)–Anoniem Boom der Giericheyt in Rijm is dit Boecxken ghenaemt, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Den Boom der Gierigheyt, Met sijn Uruchten, d'welck gemaeckt is op de vrage wat Gierigheyt is, ende wat haer vruchten zijn, en hoe men die bekennen sal, 't welck seer nodigh is alle Menschen te weten, op dat sy hun daer voor wachten moghen.
Vyt de Heylige Schrift bewesen, en is gestelt op Rijm oft Rethorica, om met korte woorden dat te begrijpen: ooc om dat men de Schriften van buyten, in de Memorye te beter behouden soude, gestelt ende begrepen in negen Clausulen, met veele aenwijsingen op de kanten gestelt.
Noch acht Nieuwe Liedekens, seer bequaem om te singen, tot leeringe ende vermaninghe die 't singhen, hooren ofte lesen, met schoone aenwijsinghen op de kant, met grooter neerstigheydt uyt der Heylighe Schrift ghemaeckt, tot stichtinghe van alle Menschen.
| |
[pagina 2]
| |
Colos. 3.2.5. Gierigheydt is Afgoderye, om welcker wille komt den Toorne Godts over de Kinderen des ongeloofs. | |
[pagina 3]
| |
De Eerste Clausule
MYn vrient om dat ghy my (uyt kommer) zijt vragende,Ga naar margenoot+
Wat gierichheyt is, en wat vrucht haer boom is dragende Ga naar margenoot+
Hoe men die bekennen sal soudt ghy geerne weten, Ga naar margenoot+
Daer de Propheten seere zijn over klaghende,
Dat Godts volck soo seere daer nae was jaeghende, Ga naar margenoot+
Ende hebben door goet en ghelt Godts Woort vergheten:
'Tis een pijl die int duyster vlieght, vol secreten, Ga naar margenoot+
Een subtijlen Duyvel vol schalcke dobbel trecken, Ga naar margenoot+
Daer meest alle Menschen mede zijn beseten, Ga naar margenoot+
Zoo Esaias, Ia meest alle Propheten ontdecken: Ga naar margenoot+
Priesters, Propheten, Leeraers waren vol gierighe vlecken, Ga naar margenoot+
Iae oock meest al't ghemeene volck, elck in sijnen staet, Ga naar margenoot+
Waren soo verdorven door haer Gierighe trecken, Ga naar margenoot+
Dat sy gantsch verstandeloos waren in des Heeren raet, Ga naar margenoot+
En troosten noch het volck, al sochte elck sijn eyghen baet: Ga naar margenoot+
Dat zy Godts volck waren, en anders gheen op eerden, Ga naar margenoot+
Op dat sy't kleene achten zouden hun giericheyt quaet: Ga naar margenoot+
Predicten hun noch vrede zoo sy't begeerden, Ga naar margenoot+
Al wast dat sy het sweet der armen verteerden: Ga naar margenoot+
Verkochten kaf voor koorn en vervalschten de zaden:
Daeromme besluyt ick uwe vraghe van weerden, Ga naar margenoot+
Giericheyt is de wortel van alle quaden.
|
|