aardige folklorische boeren-bibeloterie van vazen en prenten, sanctjes en beeldekens, wijwatervaten en kandelaars, wassen bloemen en porceleinen schotels, en de simpele zielen die in dat arm, rustig kader leven. Hij werkt misschien zelfs wat te veel in één genre, maar de doeken die hij produceert zijn zoo zuiver gevoeld, zoo flink weergeven dat men er nietiemin heel veel van moet houden. Heel die ‘Hymne à la Vierge’ die hij zingt en waarvan elk nieuw werk een nieuwe stroof is, is gestegen als de geur van zijn leven, de wierook van zijn devoot hart. Zijn temperament is kiesch en teerzinnig, zijn techniek vast en evenwichtig, zijn kunst rijp. En in deze tijden van overproductie, geeft hij een heerlijk voorbeeld van geduld, gewetensvolheid, ernst en eerbied. We kennen weinig doeken tegenwoordig die een betere compositie, eene rustigere ordening, een degelijkere afwerking dan de zijne belijden. En Renis is evenzeer een goed colorist. Niet in den ‘luministischen’ zin van 't woord, niet lijk een Claus of een Renoir, maar lijk De Braeckeleer en Stevens en de oude Hollanders, zonder aanpapping en opdikking, zonder pointillisme of wat ook. Al zijne doeken zijn gehouden in één schoon gamma, in één schoon coloristisch geheel waarin al de tonaliteiten samensmelten in volmaakte vrede: men bezie de zilverachtige Kommuniante, de goudige Nadenkende en het zachtblauwe Ave.
Maar zeggen we iets van enkele werken...
Renis begon met eene reeks landschappen te schilderen, waarvan de meeste tegenwoordig zijn vernield door den kunstenaar. Een paar ervan blijven over, waaronder de gekende Weerspiegeling en Heide bij avond; die landschappen doen onmiddelijk op Theo Verstraete denken...
Maar sedert 1905, schildert Renis niets meer dan binnen-