| |
| |
| |
| |
Overzicht der maand
De romans
‘Het leven van Frank Rozelaer’, door Lodewijk van Deyssel (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam). ‘De vroolijke tocht’, door Cyriel Buysse (C.A.J. van Dishoeck, Bussum). - ‘Gesprekken met den Dwazen Jongeling’, door Jef Buyse (L. de Meester, Roeselaere). - ‘Zuiderkruis’, door Emiel van der Straeten (L. Opdebeek, Antwerpen). - ‘Langs den Waterkant’, door Herman Baccaert (Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen). - ‘Uit Belgisch Limburg’, door Lambrecht Lambrechts (S.L. van Loov, Amsterdam).
Het leven van Frank Rozelaar. - Een boek van vóór dezen tijd, nog een echt ‘Nieuwe Gidskunst’-boek. Een boek
| |
| |
daarom van individualististe stemmingskunst, maar een boek dat onder oogpunt van fijn-subjectief impressiewerk, van diep-subjectief gedachten-werk ongeveer éénig staat. Op zekere bladzijden is het zoo schoon als 't beste werk van Maurice Barrès en niet dikwijls werd aan de cultuur-menschen van dit land, waarin geoefend-cerebrale en waarachtig-psychologische kunst zoo zeldzaam is, literatuur aangeboden van scherpere intellectualiteit en oprechtere gemoedsbeschouwing. En daarom is 't een boek waarvan de verschijning ons allen vreugdig stemmen moet.
't Is het dagboek van een jongen man, in 264 kleinere en grootere hoofdstukjes, over gedachten, sensaties, verlangens, levensfeiten - ‘het gemoedsverhaal van een gevoelig mensch’, wiens houding tegenover het leven afhangt van het min of meer formeele bewustzijn dat hij heeft van de schoonheid te midden van welke wij leven. Het is een boek van individualistische ontleding en overweging dat echter aan de ruimte en de ontvankelijkheid van het wezen des individus dat erin optreedt, ontleent eene werkelijke waarde als ethisch evangelie.
Het werd gedicteerd door eene levensrijpheid, eene geestes-bedachtzaamheid en eene gemoedsopenheid die het heffen, wijd boven het plan der kleine, ‘egotistische’ kunst, zooals De Nieuwe Gids er ons te veel gaf. Eén voordeel vooral heeft van Deyssel 's jonge man: de gave des geestdrifts: hij blijkt een dier weinige intellectueelen te zijn in wie de geestelijke cultuur, eene zekere spiritueele nuchterheid niet de spontane ontroering hebben gedood; 't is geen blasé, in den vollen zin des woords, en zeker geen sceptieker; ook geen dilettant. 't Is een oprecht, simpel mensch wiens gemoed met honderd snaren gespannen staat; de liefde, de natuur, het leven, de eeuwigheid ruischen er overheen en gaan zacht uitsterven in zijn ziel, die
| |
| |
gevoelig is en blij, vol licht ‘zacht en onbewogen’ en ‘stil van geluk’...
‘Alles, wat mijn gedachte aanraakt, zet zich om in iets moois. Wel eens te vluchtig en het zweeft weer voorbij; maar veel kan ik vasthouden en drukken het uit. De mooiheid is als een lichtende aether binnen in mij, die het geziene tot mooie beelden maakt in haar schijn, en de gedachten, die er door heen gaan, drenkt tot een edeler leven, die alle opvoert tot hààr Eenheid, die alle deelen maakt van het Geheel des Schoonen Levens’.
Dit is het rijpste boek van Van Deyssel, de schoone, glanzende vrucht die hij nog heeft afgeworpen en waarvan de smaak zoo heerlijk is, zoo vol sap en rijk aan aroom...
We weten daarbij allen dat niemand in Holland proza schrijft lijk van Deyssel.
De verschijning van Frank Rozelaar is de bezonderste gebeurtenis van dit literaire jaar. Het is gesproten uit de volle kracht, uit het diepste levensgevoel van den grootsten onzer voorgangers. We zijn gelukkig om dit boek...
De vroolijke Tocht. - Een dier vlot-geschrevene, leutige en gemoedelijke boeken die Buysse ons schenken kan. 't Is het verhaal van een automobieltocht door Frankrijk, zeer pittoresk, levendig, dat men gaarne en nieuwsgierig leest.
Gesprekken met den Dwazen Jongeling - Nog een jongelingen-figuur. Nu 'n dwazen. En dus - omdat het over een dwazen student gaat - als een soort farce behandeld, met veel gekkerij, veel spot van idealen; ook iets wat opgevat als eene (min of meer getrouwe) parodie op de avonturen van zekeren
| |
| |
‘wijzen’ jongeling dien ik goed ken. Juist wijl deze tot mijne intieme betrekkingen behoort, verkies ik te wachten om over M. Jef Buyse te schrijven totdat deze jonge auteur een mij minder aanverwant persoon beschrijft. Ik meen intusschentijd wel dat M. Buyse een zeker talent zou kunnen openbaren den dag dat hij een boek levert waarvan de stof hem eigen is en aan zijn persoonlijk levensaanvoelen ontleend.
Zuiderkruis. - Eene tweede prestatie. De eersteling van dezen schrijver zal wel weinigen bekend zijn: Dorpelingsken, een boek dat de schrijver als 'n satire van 't kleinsteedsche leven bedoelde, maar dat bitter weinig satyriek is, hier en daar romantischlyrisch en in zijn geheel onsamenhagend en voor de helft zeker onvattelijk. Maar eene week na het verschijnen van Dorpelingsken, trok Emiel van der Straeten voor een jaar naar Portugeesch Guinea, in Afrika. Vandaar bracht hij het materiaal voor Zuiderkruis mede. De eerste ‘Tropen’-roman in Vlaanderen. Geen werk van realistische observatie, noch van satire - maar een werk van lyriek en fantazie, dat als zulks, overigens, niets gemeens heeft met Henri van Booven's of Hora Adema's werk En 't ware te wenschen dat de schrijver, die den eigenaardigsten gemoeds-bohémien is dien men zich kan inbeelden - herinnert gij u nog de tijden, jongen, dat we samen op onze handelslicentie blokten? - die twee kanten van zijn wezen juist ontwikkelde: de lyriek en de fantazie. Zijn weg zal hij wel in de wolken van zijne verbeelding en in de ineengeslingerde lianen-wegeltjes van zijn gevoel vinden.
Zuiderkruis bevat enkele zeer plastische en door een fijn, ofschoon een beetje primitief, teeder, ofschoon iets of wat ruw, gemoed geziene brokken natuur-poëzie en boschmenschen-psycho- | |
| |
logie. 't Is reeds een zeer aanbevelingswaard boek van iemand die ons misschien eens zal verrassen door een oorspronkelijk, veelvoudig en min of meer ‘wild’ werk, - van die wildheid der beschaafden die Ch.-L. Philippe zoo eigenaardig vond. ‘Je ne crois pas qu'il soit nécessaire à un écrivain d'avoir une culture. Je le vois comme un sauvage, comme un barbare. Il faut qu'il ait le goùt du sauvage’. Ik meen dat Emiel van der Straeten dien voorkeur, dien aanleg heeft.
Langs den Waterkant. - Eene prettig vertelde novelle, zonder bezonder menschelijk belang, zonder eigenaardige psycholigische verfijningen, zonder kunst-stijl; echte Vlaamsche ‘kleinkunst’, zooals Verschoren's werk, van Overloop's werk, zooveel ander werk uit Vlaanderen: realistisch-typisch, gemoedelijk en ‘gezond’, van dat kleinsteedsch karakter waarop ik reeds de aandacht riep. Werk van goeden wil, vol ernstige betrachting, maar klein van opzet, klein van uitwerking, klein van geest, klein van tragiek. Vol liefheid, rijk aan plezierige hoedanigheden, overigens, maar arm aan leven, zeer schroomvallig aangevoeld - zonder naklank in uwe ziel, zonder invloed op uw wezen. Literateur's werk.
Uit Belgisch Limburg. - Een herdruk van eenige der beste novellen van Lambrecht Lambrechts. Heel wat meer waard dan Dierennovellen en andere would-be volksvertelselkens van Lambrecht Lambrechts; ik beken zulks heel graag; L. Lambrechts beteekent niet minder of niet meer dat het grootste deel aller Vlaamsche scribenten - ‘meer’ misschien dan vele hunner. Voorts kan over dezen bundel juist hetzelfde worden geschreven als wat ik hiervóór over Herman Baccaert's boekje zegde. Klein
| |
| |
van geest, arm aan tragiek, magerkens van leven - maar burgerlijk-braaf, netjes, talentvol-middelmatig. En beiden - Baccaert en Lambrechts - gelooven uit ganscher harte aan de utopie eener volkskunst, die aan bezondere eischen zou moeten beantwoorden en volgens bezondere voorschriften zou worden gefabriceerd. Men neemt nu eens die utopie aan, en dan kan men met werk lijk dat van die twee heeren instemmen - of men neemt ze niet aan (ten minste niet zulke opvatting eener volkskunst) en dan zal men altijd min of meer onsympathiek, een ietsje spottend, in den grond vreemd en onverschillig tegenover zoo'n werk staan - hoe zeer het u soms spijte uw rol van kritieker in schijn harteloos en cynisch-openhartig te vervullen en soms de houding aan te moeten nemen al te moedwillig-afbrekend en te superieur misprijzend te oordeelen over al wat uit het eigen land komt. Hier is echter eene kwestie van literaire eerlijkheid in 't spel, die zich niet door vaderlandsche voorwendselen of camarade riëen laat beïnvloeden - en die me altijd zal doen zeggen wat ik, in geweten, meen te moeten zeggen, omdat ik juist meer dan wie ook voor oogen heb Vlaanderen's grootste grootheid en al het ‘médiocre’ haat dat hier onder naam van ‘kunst’ wordt opgedischt en meestal opgehemeld.
André de Ridder.
| |
Architektuur
‘Memorandum van den Wedstrijd tot inrichting der Antwerpsche omheining’, uitgegeven door de Studie-Commissie tot inrichting der Antwerpsche agglomeratie.
Dit boek was ongeduldig afgewacht en zal gretig worden
| |
| |
ontvangen. Het is het eerste iets of wat belangrijk werk betreffende den stedenbouw dat we in ons land zien verschijnen. Loven we er allereerst de prachtige uitgave van.
Maar ook de erin bevatte documenten zijn van allerhoogst belang - practisch; niet rijk aan theoretische bespiegelingen, aan principieele discussies is het, maar het houdt eenige uitstekende plans in. Mochten we bijv. eens het ontwerp van Mr Prost verwezentlijkt zien! Dit ontwerp breekt totaal af met de gewone, banale inrichtingsmanier van steden die tot nu toe zoo eigen was aan Frankrijk en ook aan België: den gelijken aanleg van eender gevormde straten en leien, monotoon van lijnrichting, zonder karakter, zonder verband met het verleden, waarlangs eenige min of meer monumentale gebouwen zijn voorzien. Het, overigens, onder decoratief oogpunt, megalomaniek ontwerp van Mr Auburtin is daarvan eene bedroevende illustratie. Maar Mr Prost heeft zulke kunstvolle motieven gevonden dat ze aan de nieuwe stad die hij op de vroegere krijgsgronden van Antwerpen doet ontstaan, een zeer bezonder uitzicht geven. Motieven van water en groen - 't behoud en de verlenging der bestaande vestingsgrachten waarin hij de gevels van honderde villas doet weerspiegelen met den schoonen schijn van 't dik gewas en van de vele boomen die hij overal aanbrengt - die kleurig en pittoresk het nieuwe stadslandschap zullen verlevendigen en ons bijwijlen op zekere hoekjes van een eenigszins gemoderniseerd Brugge doen denken. De groote Ringlaan die hij - naar 't voorbeeld der Duitsche steden - voorziet, zal lijk een schoonen breeden weg langsheen de wateren, de beboschte barmen en de sierlijke villa-reeksen strekken; parken zullen onvoorziene achtergronden scheppen en lucht laten aanwaaien over heel de huizen-groepeeringen; breede open plaatsen zullen tot heerlijke
| |
| |
decoratie aanleiding geven; en nieuwe openbare gebouwen, standbeelden, fonteinen, praalbogen enz. zullen nog langsheen de groote laan worden opgericht om mede het grootsch geheel van dien uitzonderlijken stadsader op te luisteren. Mr Prost heeft weten de doode agglomeratie der ontworpene stad te belevendigen en ze een Gelaat te schenken dat sober, onbanaal en schoon zijn zal...
MM. van Mechelen, Forbath en Hansen gaven ernstige ontwerpen, met goede deelen in, - die wijd boven 't dor ontwerp der dambord-stad van Mr Auburtin staan - maar die, echter, niet - zooals 't geval was met Mr Prost's ontwerp - eene nieuwe, eigene vizie op het probleem des stadsaanlegs belijden.
Onze Steden moeten schoon zijn zooals onze Huizen - om rond ons Leven 't zuiverst mogelijk Decor te scheppen, om bestendig voor onze oogen te tooveren beelden van diepe menschelijke beteekenis. De moderne kunst zal elk deelken van de wereld, elk momentje van het leven trachten op te luisteren, met haar glans. Nergens meer dan in den Stedenbouw kan zich uitspreken het ideaal der ‘Gemeenschapskunst’, dat we hebben gedroomd...
Adriaan Vermetten.
| |
Bladen en tijdschriften.
Het Hollandsch blad Kunst en Letteren, - onder redactie van J. Reddingius, H. van Calker en J. Schürmann - heeft opgehouden te verschijnen.
Daartegen is uitgekomen het nieuwe ‘democratisch-staatkundig en algemeen weekblad’ De Wereld, waarvan redacteur is M. Vierhout en redacteur voor de rubrieken kunst- en literatuur Henri van Booven.
| |
| |
Het aangekondigde, groot Vlaamsch weekblad De Blauwvoet. waarvan André de Ridder bestuurder was, zal niet verschijnen. A. de Ridder houdt er aan te melden dat de eenige schuld hiervan op de uitgevers rust, die weigeren de geteekende contracten uit te voeren.
Verscheen, echter, Ons Volk, katholiek weekblad voor de burgerij; Frans Van Gauwelaert is er de groote baas.
| |
Tijdingen
Bij den nieuwen uitgever L.A. Dickhoff Jr, van Den Haag, verschijnen André de Ridder's roman Filiep Dingemans' Liefdeleven, alsmede volgende werken: Het gefoelied Glas (persoons- en boekbeschrijvingen) door Jan Greshoff, Leo en Gerda door Dr Eg. W. Timmermans, Onder één dak (een St-Augustinus vertaald door E.G. Grashuis, alsmede Het jaar bundel vertellingen) van A. van Loon, Het tiende boek van des dichters, muzenalmanak voor 1911, onder de leiding van Jan Greshoff.
Jongere Hollandsche poëzie. - In 't najaar verschijnen: Experimenten door Geerten Gossaert, (uitgave van ‘De Zilverdistel’, 40 exemplaren luxe-editie - in deze editie verschenen reeds, in beperkte oplaag, Worstelingen van P.N. van Eyck en Naar 't Geluk van Jan van Nylen); De Pelgrim met de Lier door J.J. Thomson; Nagelaten Verzen van Alex. Gutteling, uitgegeven door A. Verwey, alsmede Alex Gutteling's nagelaten vertaling van Milton's Verlaten Paradijs, voortgezet door Albert Verwey, De Sterren van P.N. van Eyck, Gedichten van A. Roland-Holst en verzenbundels van Jan Prins, François Pauwels en Laurens van der Waals.
| |
| |
Van onzen medewerker Fernand Toussaint van Boelaere ontvingen we - benevens Landelijk Minnespel door André de Ridder reeds in De Boomgaard besproken - een overdruk van Reimond Stijns herdacht, van Kinderen en het gedicht Latere Bekentenis. Hierbij portret van den schrijver.
We vernemen dat Adolf Herckenrath een tweede druk van Vlaamschen Oogst bereidt; we hopen dat hij in deze nieuwe uitgave eene groote ruimte zal voorbehouden voor de jongere Vlaamsche letterkunde - de letterkunde van ná Van Nu en Straks en ná Vlaanderen.
Het laatste nummer van De Nieuwe Gids biedt ons een eigenaardig tooneelstuk van Felix Timmermans, Holdijn; in het voorlaatste nummer, vonden we een belangrijke studie van André de Ridder en Gust van Roosbroeck over De Psychologie van Jules Laforgue en een schetsken van Frans de Backer. De Beweging gaf verzen van Reimond Kimpe. Weinig Vlaamsch werk in de laatste Hollandsche tijdschrift-afleveringen.
| |
| |
Boomgaard-Banket.
Ten einde een inniger verstandhouding tusschen de verschillende schrijvers te bewerkstelligen en ook om een nauweren band tusschen lezers en letterkundigen te vormen, heeft De Boomgaard besloten op Zaterdag 11 November a. een banket in te richten voor zijne medewerkers en lezers.
Dit feestmaal zal plaats hebben in de gekende ‘Taverne Royale’, Groenplaats, Antwerpen. De inschrijvingprijs is gesteld op 5fr. Verscheidene deelnemers traden reeds bij, zoodat dit banket belooft een belangrijk en toch aangenaam feestje te worden.
Ziehier de spijskaart:
Zeelandsche Oesters |
Ossenstaart Soep |
Tarbot Chambord-saus |
Reebok Groote Jagers-saus |
Kalfszwesels met kampernoelienroom |
Fesant met fruitmoes |
IJsroom |
Vruchten - Nagerecht |
We zetten ten zeerste onze lezers en onze medewerkers aan deel te nemen aan dit letterkundig feestmaal. Men zende zijne inschrijving aan den Redacteur-secretaris van De Boomgaard.
|
|