Kantteekeningen
DE KUNSTDAG TE GENT.
16 Juli
Kunstdag. Hoe, kunst? wat, kunst? waar, kunst?
Waar heeft zij zich tusschen al dat geroezemoes moeten versteken?
Er was veel volk. Er waren veel menschen van goeden wil. Men heeft hun meer dan een echt kunstenaar kunnen laten bekijken. Er werd veel gesproken; goede woorden werden gezegd, voorwaar. Er werd veel gezongen en gezopen - geestdriftige liederen - dat klinkt altijd aardig en het ‘vlaamsche gerstennat’ wat kan er beter? - Men ga ons niet verdenken van een benijder van schoon weer te zijn. We zien liever een jongen met een pint aan den mond dan een dominee met moraal-woorden tusschen de tanden; en als wre ons Max Rooses en Gust Vermeylen voor den geest roepen, arm in arm staande te zingen van de Leeuwen die dansen, s'avonds op den Kouter, dan vinden we dat heel plezierig.
Maar... wie heeft vertrouwen in 't enthusiasme van een groote menigte? - Dat ze, in Godsnaam, de kunst haar vleugels niet verkreuken of er geen goud afstrijken...
Edoch, het is een ideaal, een heerlijk ideaal dat ons allen betoovert, een ideaal waarvoor we eerbied krijgen: - ons Volk te verheffen zoodat het er eens toe komt de geestelijke schoonheid te begrijpen zooals het thans de felheid van de spieren bewondert.
Een rijwiel-kampioen wordt door een toeloop van tranende menschen naar 't kerkhof geleid en krijgt, van den eenen dag tot den anderen, een zerk op zijn graf, terwijl Peter Benoit, sedert jaren al, een gedenkteeken te goed heeft. (Pol de Mont haalde 't feit aan in zijne redevoering).
Ver is 't ideaal! Hoe durven we hopen het te benaderen? Dat we een klein volk zijn is een voordeel. Er is gemakkelijker eenheid mogelijk. De Grieken waren een klein volk en 't publiek had lauweren zoowel voor de dichters als voor de athleten.
De groote hinderpaal tusschen ons Volk en de Kunst is de burgerlijkheid. - De gedachten en de meeningen van de burgers leert ons de pers kennen, ónze pers ten minste.
Als ge de onbenulligheid van onze dagbladen nagaat, nietwaar, moet ge toch alle hoop laten varen.
Er komen dagelijks twee, drie kolommen over sport in voor. Hebt gij er ooit den naam van Prosper van Langendonck gevonden?
En misschien mogen we nog blij zijn dat het zóo gaat want over een boxe-partij kan de grootste langoor schrijven, maar moest hij zich nu eens gaan bemoeien met boeken te recenseeren of beeldhouwwerk te beoordeelen! - We hebben daar staaltjes van gezien! 't Is dan misschien maar 't best dat ze zwijgen.
Intusschen blijft het duren.
E.v.O.