De Boomgaard. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
Overzicht der maandFransch-Belgische letterkundeII. De roman.De zielkundige roman heeft ons een paar mooie werken geschonken, in 't jaar 1910, dat we te recenseeren wenschen, zoo volledig mogelijk. Uitstekend zelfs voor een begin is Un Jacobin de l'an CVIII van P.H. Devoss.Ga naar voetnoot(1) Een kleinzoon van een Jacobijn wordt in de gelegenheid gesteld over het lot te beslissen van een mensch die in een oogenblik van woede zijn trouwelooze geliefde van het leven heeft beroofd. Hij alleen inderdaad kan bewijzen dat de misdaad niet met voorbedachten rade is geschied. Maar daar hij van oordeel is | |
[pagina 502]
| |
dat alwie aan de maatschappij heeft geschaad, uit haar schoot moet verwijderd worden, tracht hij onbarmhartig den moordenaar ter dood te doen veroordeelen. Het verhaal moet de leus bekrachtigen: ‘qu'importe que votre foi soit l'erreur! C'est une forte conviction qui vous procurera le plus de bonheur’. De zielefolteringen van den held zijn echter nogal tegenstrijdig met die leus. Verder lijdt het boek aan onervarenheid in het opbouwen: het heeft een lange, nuttelooze inleiding, een even nutteloos ‘slotwoord’, en het verhaal is gerekt. De kunst van Devos is ook zeer intellectueel. Er wordt veel gepleit in zijn werk. Maar hij ontleedt met een ongemeene fijnheid en zekerheid. Hij is bij Balzac in de leer geweest. Vast is P.H. Devos een onzer beste ro: anschrijvers van morgen. Eveneens beloftevol is de roman van G.A. Denis: Le Brasier.Ga naar voetnoot(1) Een jongeling wordt door zijn ouders, om een onteerend proces te vermijden, in een gekkenhuis opgesloten. Gedurende acht dagen schrijft hij zijn herinneringen, zijn nieuwe gewaarwordingen, zijn strijd met zijn omgeving in een soort van dagboek op. Dit dagboek vormt den roman. De meest uiteenloopende stroomingen bevruchten den geest van G.A. Denis en zijn boek wekt den indruk alsof verscheidene personen: een droomer, een psychiater, een decadent, een socioloog enz. beurt om beurt aan het woord kwamen. Maar er gudst in enkele bladzijden dichterlijke passie die de emotie soms tot lyrische hoogten doet hollen. | |
[pagina 503]
| |
ParrainGa naar voetnoot(1) van Elslander is niet zonder verdienste, maar munt door niets uit. La Ferme des ClabauderiesGa naar voetnoot(2) van Smulders is een belachelijke geschiedenis en een echte bloemlezing van Brusselsch-Fransch. De schrijver kwalstert de woorden door elkaar zonder zich om den uitslag te bekommeren. Ook bekomt hij beeldenrijen zooals de volgende: ‘Même dans les villes qui, comme Cologne, ont de profondes racines dans le passé, la partie ancienne n'est qu'un noyau, perdu dans l'énorme ceinture des boulevards circulaires, interminables alignements de maisons sans style, uniformément insipides’. Uitdrukkingen als: ‘asseoir des pronostics sur une femme’ zijn ontelbaar. Wanneer de schrijver op het eind van zijn boek zelf verzekert ‘J'ai utilisé un joli stock de lieux communs’ mag men hem gerust gelooven. De nationale zedenroman is slechts weinig in zwang. Aan de Ardennen wijdde G. Garnir een niet van tragische kracht ontbloote maar naar ‘Machwerk’ zweemende romanGa naar voetnoot(3) en E. Ned vond het noodig ons nog een bloedverwant van Meneer Beulemans voor te stellen in den lummelachtigen Meneer GoedzakGa naar voetnoot(4). Het exotisme, hoe vreemd het ook voor een koloniaal land klinken moge, verleidde niemand buiten François RequtteGa naar voetnoot(5) die een bloedige krijgsidylle in den vreemde plaatste... maar in Mexico. | |
[pagina 504]
| |
Ook de historische roman is zoo goed als gestorven. Henry Carton de Wiart staat alleen om hem te vertegenwoordigen. Zijn hoofddoel is het schilderen van de zeden onzer voorzaten, en zijn tendens daarbij is die van Barrès in Colette Baudoche.Ga naar voetnoot(1) Zij wil het nationale leven richten naar de overleveringen der voorouders en als ideaal doen betrachten het tot stand brengen van hunne verwachtingen. Klaar komt die tenden te voorschijn in zijn Vertus Bourgeoises. Het boek werd waarschijnlijk gesuggereerd door een plan van Ch. de Coster. De geniale schrijver van Uilenspiegel had een roman afgemaakt, handelende over de Brabantsche omwenteling. Het handschrift is zoek geraakt. Maar het idee ging niet verloren en Potvin stelde het te boek in zijn voorrede van de Lettres à Elisa.
***
Er verschenen een vijftal novellenbundels. Histoires TragiquesGa naar voetnoot(2) van Dejardin en Bastin (schooljongenswerk) MyrrhaGa naar voetnoot(3) van E. Doumont (onbeduidend) Frissons de VieGa naar voetnoot(4) van G. Rency, Les Carnets d'un Médecin de VillageGa naar voetnoot(5) van L. Delattre en La Maison qui dortGa naar voetnoot(6) van G. Lemonnier. Geheel afbrekend met zijn gewone frissche geschiedenissen, beschrijft Delattre hier een reeks ontaardingen van het menschelijk gevoel. Sobere tragiek wisselt af met een melodramatische | |
[pagina 505]
| |
fantasie. Maar ligt die afwisseling niet in het leven zelf? Delattre is een prachtige verteller - een der allereerste Belgische schrijvers - en ‘representatief’ voor het Walenland. Camille Lemonnier is dit insgelijks voor Vlaanderen. Eens zal zijn roem slechts spruiten uit die reeks boeken - zijn oorspronkelijkste - waarin hij van af Les Flamands tot in de novelle Au beau Pays de FlandreGa naar voetnoot(1) geheel zijn land heeft verheerlijkt met milde liefde en steeds weelderig opbruisende lentekracht. Die laatste novelle rust van de gewone lectuur uit, als, na een langen tijd van overspanning in de stad, een kort verblijf te midden van het veld, in een Vlaa sche hoeve, zoo vreugdevol alsof de steenen met zonnelicht waren doorkneed, en zoo rustig alsof door de opene deur de ziel der aarde kwam binnenzweven. Bij uitzondering kan ik hier ook een meesterlijk kunstsprookje begroeten. Het is van Jean de Bosschère en heet Béâle-Gryne.Ga naar voetnoot(2) Het is het symbolische verhaal van een jongeling die op zoek gaat naar het Geluk en het vindt in de Liefde. De taal is ongemeen kunstig, bruin-schitterend, vol kronkellijnen en met enkele dunne gouden strepen, als een dier oude Oxfordsche boekbanden, zoo kostbaar dat de boeken reliquieën lijken die men slechts met de blikken durft kussen.
Fabrice Polderman. |
|