De Boomgaard. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Gij zijt gekomen... Gij zijt gekomen en gij hebt gevraagd: of teederheid ons harten weer vereende? Uw woord is ijl geweest, uw liefde weende, en heeft, haar droefheid minnend, stil geklaagd. Het was een waan dat gij haar stervend meende, want haar bezieling had u weer geschraagd. Ik heb gezeid: ‘Wijs mij de zon die daagt, na al het leed, dat in mijn nachten steende.’ Rijs door een daad, die groot is als de zon, waar zij den dag weer juichen doet van klaarte, toen loom hij neerlag onder grauw gevaarte. Ik wachtte en zag hoe uwe ziel niet kon, en 'k liet U gaan, terwijl uw tranen vloten; want ongeloof had koud mijn hart gesloten. Jef Mennekens. Vorige Volgende