Kantteekeningen
Een kogel-concert. De Londenaars hadden't geluk't oorlogspelletje in 't hart hunner city aan den gang te zien. De dames, zoo 't schijnt, zaten met fraaie bloezen in de vensters; de brave burgers dromden ijverig bijeen om 't spektakel. Enkelen betaalden zich den luxe van een echten kogel in den buik te krijgen.
Misschien is 't wel opwekkend het Lied van de kogels. Ge hoort de ontploffingen - alsof men tapijten aan 't kloppen is; het prikkelgeklik van 't werk der repetitie-geweren en revolvers, - zoo hoort ge tikkend verspringen de zichtjes in 't cinema-toestel; en dan het roerend geschuifel der ballen. - Een kogel in een menschenlijf? - ge hoort een plofje zeker als van een stoot met een wandelstok in nat zand....
De zaak van Houndsditch....
(De dagbladen)
Wij - de beschaafde wereld, meen ik, - waren met ons twee duizend. De vijand was met zijn tweeën. Maar we hebben het toch goed afgelapt. Van den eenen vijand schoot niets meer over dan een paar broeksknoppen; de andere was als een vischspaan doorboord.
Onze prestige was gered zooals de eerwaarde Heer graaf dien men met een haak in't kruis van zijne broek uit het water ophaalde alwaar hij zijne zilveren pruik en haast al zijn adem verloren had.
Wie waren zij, die boosdoeners die zooals Leonidas in de Thermopylen, een leger in den draai hielden?
Boosdoeners die dorsten met vuur te spelen zijn arnarchisten... natuurlijk!
Zoo doodelijk benauwd zijn we anders niet meer van vuurwapens als in grootmoeders tijd. Met het lied van de kogels geraken we best vertrouwd. 't Wordt de natuurlijke begeleiding van vele onzer daden. Bij 't minste opstootje knallen de revolverkens. Men schiet in de Kamers, men schiet op de wandeling. De eerste de beste man die over zijne eega niet tevreden is zend haar een paar looden rozijntjes in 't body. Verteren ze niet, sterft het mensch, komt de zaak te tribunalen dan weten de rechters, wat ze moeten doen: - 't is een crime passionnel en dan is de dader vrijgevochten.
't Is kolossaal met wat vermetele losheid de menschen over malkanders leven beschikken! Ik hoorde over een tijdje nog een jong meisje spreken. - Een braaf meisje is zij, oprecht, eerlijk, zedig. Zij zou naar geen hondeken stampen noch een vlieg dood doen. Zij heeft direkt tranen gereed voor de alledaagschte malheuren en zou haren laatsten cent aan 'n sukkelaar geven. - Men hield haar aldus de veronderstelling voor: als haar vrijer nu eens niet meer met haar wilde trouwen! 't Was louter veronderstelling. Maar met zeer groote overtuiging kwam 't uit haar maagdenmond: ‘Ik schoot hem dood!’ Ziedaar!
Eens had de jongen dat zoete kind op zijne wegen gevonden. Het loech hem toe. Hem had Onze Lieve Heer toch een hart gegeven dat ter Liefde bestemd was. Hetgeen zij zoozeer verlangde dat bracht hij en de geheime zonnigheid van 't Schoonste Leven vond hij in hare oogen. - Zooveel de eene geeft zooveel geeft de andere. Maar er blijft iets onder-verstaan. Met het eerste onnoozele zoentje op de kersenlipjes heeft de jongen 't verdrag geteekend, afstam doende aldus van eigen ziel, lichaam, enz.
Moraal: Denkt er dus wel aan, brave jongelui; het lieve maagdeken dat u met hare reine oogskens aan 't haakje wil krijgen, zij streelt reeds met de fulpen vingerkens de kolf van een toekomstigen browning. - En dat is maar rechtvaardig ook, zeggen de menschen.
E.v.O.