De Boomgaard. Jaargang 1
(1909-1910)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 610]
| |
I.
| |
[pagina 611]
| |
Ze laat haar hals geplooid;
- zoo plooit de yanagi 't getak
naar 't staag verwisslend watervlak...
Haar hart is binnen ijl en blak,
maar tranen weent ze nooit.
Zij, vrouwe bij den vloed,
ze ziet ten spiegel om de maan
het bloedig sterre-teeken staan
waardoor, voor haar, der dagen baan
geen passiebloem omlaaien moet.
| |
II.
| |
[pagina 612]
| |
Dans, wit gelijk een lijk,
en dwaal gelijk een geeste, dwaal, dwerel,
dood blad in een welle,
en wankel, en wijk...
Maar rood, rood bloeit de verf
de zoenge zondezegel der lippen,
der pruilende lippen;
heet rood is de verf...
Dans, dans... Een solferval
van kroes-chrysanten langs uwe dijen
gloei-glijdend en zijgend
in 't zijde-geral...
Dans, dans nog, Hoenig-zoen,
omwind mijn schaamt van geuren van geeren
die ketenen zwaar me
in weeldefestoen.
Dans, alsof ge me boodt
de koortse van uw lijf en zijn boosheid,
de vrucht van uw lippen,
de bloem van uw schoot.
Edmond van Offel. |
|