De Boomgaard. Jaargang 1(1909-1910)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 512] [p. 512] Liefde - Sicilianen I. Verlangen. 'K heb zoo naar u verlangd; deze avend is zoo milde Reeds, en de maan zoo helder, reeds een lente-nacht. Ik voel de lente die me in iedre vezel trilde, Het war geluk in 't harte dat ook gij me wacht. En nu voor 't eerst ook hoor ik ginder in het rilde Getwijg een nachtigaal, zijn lied zoo wonderzacht Dat ik mij rein en goed voele. O mijn lieve ik wilde Nu toch zoo graag bij u zijn; 'k heb u zoo gewacht! II. Morgenbede. De morgen blauwde in 't raam vóór licht bedoomde ruiten, Ik voelde in 't hart de weelde van veel nieuwe zon. Een eerste lach voor u, voor 't jonge licht dan buiten, Voor 't lente en liefde-leven dat opnieuw begon. 't Ontwaakte langzaam alles; 'k hoorde een merel fluiten En voelde diep in 't harte, lijk een heldre bron Het borrelen van zijn lied. Nu wilde ik de armen sluiten Of 'k èn de lente èn u, in eens o; vatten kon. [pagina 513] [p. 513] III. De Stille Stonde. In 't eenzaam uur de tuin met winter-naakte twijgen Waardoor de zon van 't eerste lente-middag-weer. Wij gingen beide; ik voelde u zacht naar mij toe nijgen, Gij legde 't kopje rustend op mijn schouder neer, En buigend over u, in 't plechtig middag-zwijgen. Zag ik mijn eigen beeld diep in uw oogen weer; Ik voelde uw beide borstjes zwaar van liefde hijgen, De liefde langs ons rimplen lijk een eindloos meer. IV. Uw blik van liefde zwaar... Ik voel uw oogen die in 't zijgend avend-duister War op mij rusten lijk op eene vriendenhand Twee trouwe vriendenhanden; 'k hoor de stilte, 'k luister Naar 't rustig adem-halen van uw borst en van 't Nauw hoorbaar avendwindje dat in 't bladgefluister Nu de eerste snaren tot zijn avend-hymne spant. Ik zie uw blank gelaat, en uw oog den luister Van de eerste ster die pinkelt boven 't slapend land. Paul Kenis. Vorige Volgende