De Boomgaard. Jaargang 1(1909-1910)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 355] [p. 355] Afscheid Weet gij nog, vriend, hoe in uw kamer Wij zaten bij het beukenvuur? De oude klok, die trouwe makker, Sloeg zacht-vermanend ieder uur. Al later werd het, ons omwiegde 't Vertrouwde ruischen van den nacht, Van boomen en van wind daar buiten. Ik hoorde u zeggen, zangrig-zacht: ‘Hoe wreed, dat alle schoon moet keeren, Dat ook uw komen gaat voorbij, Wat baat een eenzaam mensch het leven, Wat is het zonder u, voor mij?’ Wij zwegen, 't was de laatste avond... In menig blanke tropen nacht, - De wind ruischt door de asamboomen - Hoor ik uw droeve, moede klacht. Mien Vermeulen-Duinker Vorige Volgende