De Boomgaard. Jaargang 1(1909-1910)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Dood Zal daar een mond zijn, die mijn oogen kust Als zij van heete tranen zijn doorgloeid? Zal daar een hart zijn, dat voor mij ontbloeit In hooge liefde, vol van kalme rust? Wel zogen lippen van mijn mond hun lust, En is mij passie aan mijn lijf ontgroeid, Maar 't harte liet mijns lijfs vuur ongemoeid, En hartstocht heeft mijn pijnen niet gesust. Wee mij! Ik ken er één, die niet zal deinzen, Als ik om rust hem smeek voor 't droeve hart: De Dood is zacht. Nu moet ik stil bepeinzen Of hij, die alles neemt, en niets kan geven, En alle blijheid steelt, niet alle smart, Een ware trooster zijn kan in mijn leven. Chr. van Balen, Jr Vorige Volgende