De Boomgaard. Jaargang 1(1909-1910)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Vlaanderens klokken O heerlijk, heerlijk boven al, een stem uit grijs verleden, 't gelui der klokken overal in Vlaandrens oude steden.... De lucht weertrilt van 't zwaar geluid der plechtig-volle akkoorden... Wat of dat statig lied beduidt? O machtelooze woorden! Hoor, al de kerken zingen mee veelstemmig, in gewijde koren, en 't wordt éen eindelooze bêe, éen psalm vol grootsch bekoren! Het trilt, het zwelt, éen grootsch Gedicht, in triomfantlijk stijgen; al 't tijdge wijkt, al 't nietge zwicht, alle eerdsche stemmen zwijgen... [pagina 231] [p. 231] Steeds andre klokken komen aan, met duizend bronzen monden; zij rusten niet, zij gaan, zij gaan, ten heilgen tocht verbonden; zij tijgen, zingend luid en vroom, door Vlaandrens blonde gouwen, die roerloos, in gewijden schroom, hun ziel van smert ontvouwen; zij trekken in hun majesteit, in jubelende rangen, ter beevaart naar de Oneindigheid en Eeuwigheids verlangen; zij trekken over Vlaandren heen, al duizend, duizend jaren, als moesten zij zijn wijdsch Verlêen, zijn ziel, zijn geest bewaren, als leefde er, in hun eeuwig lied, onschendbaar, ongescheiden steeds Vlaandrens vreugden en verdriet, gewijd, voor alle tijden... Richard de Cneudt. Vorige Volgende