Kantteekeningen
‘De mensch vliegt!’ - Gij zult niet meer aarzelen, meisjes-lief, en bij 't spel, vrankweg bliksemafleidersgewijze den rozigen vinger opsteken. - De mensch heeft een nieuw speelding veroverd. Hij schiet vooruit en wip! omhoog, en, ziedaar, hij zweeft, hij zweeft parmantig gelijk een meeuw of een zwaluw. En hij valt niet meer... of, ten minste, niet altijd.
Ik moet u zeggen, ik hield ook zooveel, of nog meer, van de vroegere vliegmenschen - die niet vlogen of die, zooals Icarus, 't niet volhielden en 't schitterende doel hunner begeerte zagen verzwinden op 't oogenblik dat zij 't met hunne vleugels aanraakten. Zij vertroetelden angstvallig, vele jaren lang, den duurbaren droom en wrochten in eenzaamheid om hem in tastbare gedaante ter wereld te brengen... En, zekeren dag, vol hoop en vertrouwen, met de gloeiende geestdrift van een ziener sprongen ze in de ruimte... - En de Heer, waarschijnlijk was hen genadig, in de andere wereld... Of zij torsten zware verveerlijk ingewikkelde toestellen op wallen of torens - zooals die pastor deed van... waar weer? en wanneer weer? - en riepen 't volk bijeen, verkondend dat ze door de lucht gingen vliegen. En sloeg het uur en deden zij al wat zij konden... het vliegtuig en roerde niet als ware 't aan den grond genageld geweest.
Blériot vloog over 't Kanaal.
* * *
Baron Lambert vloog 100 meters boven den Eiffel-toren.
* * *
Farman, Wright, Latham, baron de Caters, enz. vlogen te Parijs, te Weenen, te Doornik, te Frankfort, te Antwerpen, enz.
(De dagbladen)
En anderen nog, ter stonde van 't vertrek, voelden 't vertwijfelen hen besluipen en zouden liever de proefneming uitgesteld hebben... Maar ze zagen de gezichten van de menigte, de gezichten strak-wreed, argwanend-valsch, tot spotten bereid en tot uitjouwen... En die stierven voor 't plezier der domme menschen - uit trots! - ‘Maar waarom dat vliegen?’ vroeg ons een dame die gij onbezonnen-naief zult heeten. Doch zult gij haar in naam der Wetenschap antwoorden? De Wetenschap gaat alles overheerschen, zelfs het speelgoed. Veel van 't geen men met gezwollen stem ontdekkingen der wetenschap uitroept is eigenlijk niet meer dan zeer broos speelgoed. - De mensch is een geniale speler. Hij speelt om de aandoeningen gewaar te worden van een gewaagde kans en ook om er profijt uit te trekken. - Misschien is dit laatste eigenlijk slechts een voorwendsel. De mensch is een nabootsend dier. Een aap van'genie, zult ge zeggen. Hij maakte de pooten van ganzen na en haren staart om op 't water te varen, thans wil hij de arendsvleugelen winnen. Met de natuur te willen nabootsen werd hij nog 't interessantst wat hij worden kon: - een kunstenaar. En hier wordt dat nabootsingvermogen iets van een zeer bijzonderen aard. Het grootste belang zit hem waarachtig in het verschil tusschen 't model en de weergave daarvan. Dat verschil, dat gewilde verschil, is toch het essentieele van hetgeen wij Kunst noemen.
E.v.O.