| |
| |
| |
| |
Overzicht der maand
De romans
‘De Nachtbruid’, door Frederik van Eeden (W. Versluys, Amsterdam, 1909). - ‘De Dochter’, door Top Naeff (Van Holkema en Warendorf, Amsterdam, 1909).
De Nachtbruid. - Van Eeden is altijd geweest, en blijft een rechtzinnig, eerlijk, gewentensvol werker. Zijn laatste roman De Nachtbruid zal dan ook van elken billijken lezer, welke overigens dezes persoonlijke meeningen over de door van Eeden behandelde questies zijn mogen, veel eerbied afdwingen. Zwaar, lijvig boek van 450 bladzijden, boezemt het ontzag in door zijn tragische ernst, zijne hooge bedoeling, door zijne strenge, wetenschappelijke methode en zijne moedige levens-partijname. Geschreven zonder eenige concessies aan den smaak
| |
| |
en den wil van het lezend publiek, geeft het boek integendeel heel wat anders dan wat een tijddoodend lezer gewoonlijk in een verhaal zoekt.
De Nachtbruid, Gedenkschriften van Vico Muralto bevat - onder vorm van dagboek - eenvoudig het verhaal van een leven, niet hoofdzakelijk van levenstoestanden maar van de intellectueele evolutie, de zedelijke houding van een denkend mensch - zonderling opgevoed door een vader à la Jean Jacques Rousseau, in vereering van de natuur... angstig eerst de viriliteits-crisis doorworstelend en smartelijk-dubbelzinnig staand tegenover het sexueel problema... huwend dan, zonder overtuiging, eene vrouw, hem door zijne moeder opgedrongen, waarmee hij eenige jaren nochtans betrekkelijk gelukkig leeft... maar die daarna ontmoet de vrouw die eigenlijk voor hem geschapen was, met haar vlucht dan naar Amerika en daar poogt eene proeve tot betering der sociale toestanden, proeve die mislukt, die de dood der vrouw ten gevolge heeft en die den armen man alleen achterlaat, bezield nog slechts met den wensch aan de menschen zijne pijnlijke proefnemingen, zijne paradijsachtige droomen en zijn nieuw evangelie mede te deelen.
In De Nachtbruid wordt toegepast dezelfde methode van stipte, zorgvuldige, werkelijk-wetenschappelijke en bijna pathologische analyze die Van de koele meeren des Doods kenmerkt. Ook is deze roman vooral eene uiting van sterke intellectualiteit. Mij persoonlijk leeft hij weinig ontroerd. Ik geloof dat 't van Eeden (die me in den gronde meer een denkmensch dan een gevoelsmensch lijkt) vooral te doen was er eene levensfilosofie in te geven, gedachten te verspreiden aangaande godsdienst, het generzijds, de ziel, sexualiteit, socialisme enz. die hem lief zijn. Op bladz. 146 lezen we inderdaad: ‘Honderd schrijvers
| |
| |
kunnen u streelen met fijne zinnelijke verbeeldingen, en u een oogenblik troosten met schoone vizioenen, den kouden, tragen geest verwarmend door kleurig, vurig of fijn verwonden woord. Mijn werk is blijvenden troost te geven door de onzinnelijke kracht van onveranderlijke gedachte, zoodat ge in alle verdriet een rustpunt weet, en alle genieting met meer bedaarde aandacht doorproeven kunt’. Maar dan loopt de schrijver het gevaar van zijne gedachte niet begrepen of niet gedeeld te zien, en dus ook heel zijn roman ontkend, veroordeeld. Hij staat voor een entweder-oder.
Daarom herhaal ik: dat de Nachtbruid niet zoozeer dankbare emotie en liefde verwekt als wel hoog beleefde waardeering en ontzag.
De Dochter. - Na Anna van Gogh-Kaulbach's Moeder, dat in mijn geest zoo'n zacht-pijnlijke herinnering van stil-gelaten, onuitgeschreeuwd lijden heeft nagelaten, heeft me dit nieuwe boek uit Holland, die tweede druk van Top Naeff's Dochter, dat ik nog niet kende, weer oogenblikken van heel rein, rijk, innig genieten doen beleven en me nog eens, dankbaar, op dat vorige, prachtige boek van schamel menschengeluk en nietige menschensmart doen denken, De stille Getuige. Men kent de zachte maar zeker-dwingende emotie, de teer-fijne analyze, de poëtische zegging van Top Naeff's romans. Top Naeff is zoo wat Couperus op zijn best - de Couperus van Eline Vere - een simpelere, menschelijkere, min dilettantische en dandyachtige Couperus, een Couperus die niet jongleert met groote woorden, maar aandoenlijk, zonder de minste pose, zonder eenig snobisme, geeft den bleeken weerschijn van het bestaan en van ons broos geluk. En zijnde zelf een vrouw, and die dus
| |
| |
heel het psychisch leven harer ‘heldinnen’ persoonlijk kan meemaken, het kan griffelen op haar eigen gemoedsgang, heeft Top Naeff, beter nog dan Couperus - die nochtans heel subtiel de vrouwelijke ontroering aanvoelt - kunnen uitbeelden eenige liefde - vrouwtjes van onzen tijd. En hare vol-menschelijke, emotie-zware kunst troost ons over het grootdoend en kleinzinnig sufragetten-werk van freules Lohman en consoorten, van alle huilerige, sentimenteele ‘Hollandsche Lelie’ -achtige schrijverij. De Dochter is wél een boek van liefde.
André de Ridder.
| |
Tooneel.
‘De Poel’, Drama, door Piet van Assche.: (Uitgave Gebr. Janssens, Antwerpen.)
Ik heb altijd gehouden van de onderwerpen en de personen van Piet van Assche's literaire en dramatische arbeid. Somberzwaar en heftig, tragisch als ze zijn, trokken ze me aan en des te meer betreurde ik de onmacht waarmee hij geslagen was om die tot kunstwerk te omscheppen. Alleen als onderwerp, als geval, als eigenaardigheid kon zijn behandelde stof me belang inboezemen, terwijl de taal-ellende en de scenische misvaren, waarmee hij bedonderd scheen, me erg tegen de borst lagen.
Maar die Poel heeft me nieuw gevoel gebracht. Het is bepaald krachtig gebouwen, dit werk, het zit in mekaar geslagen als met een flinke, onstuimige hamer; het bezit als tooneelwerk de schoone kwaliteit van scenisch te zijn, het heeft ontwikkeling, elk bedrijf begint, gaat, klimt en eindigt stijgend. Elk leven heeft zijn eigen karakter, en elk karakter staat sterk opgebouwen.
| |
| |
De Poel is een dier zeldzame werken waarvan de indruk zoo is, dat het u dadelijk plastisch voelen doet, dat het u beelden geeft. Bij een opvoering zou de plastiek vooral de groote moeilijkheden opleveren. De spelers zouden zich heelemaal hoeven te doordringen van leven, gebaar en houding van de personaadjen; want van de juiste weergave hiervan zou de groote, dramatische indruk moeten uitgaan. De spelers zouden bijna ter plaatse waar Piet van Assche zijn typen vond, in de leer van het werkelijke leven moeten gaan en dan spelen naar het natuurlijke, met de inachtneming van al het reeele en de weergave van de eigenaardige taalintonaties, het half uitgesproken en vreemd gedraaide buitenvlaamsch, dat Piet van Assche, tot tooneeltaal trachtte te vormen in zijn stuk, en dat hem half gelukte, wat verdienstelijk is.
Maar wie durft eischen van onze vlaamsche schouwburgartisten: een natuurlijk en een naturalistisch spel? Ik kreeg onlangs bij de opvoering van een vlaamsch realistisch boerendrama van Scheltjens, waarover ik niet spreken kan omdat ik het niet te lezen kreeg en de zoo slechte vertooning me niet toeliet de waarde van 't stuk te beoordeelen, ik kreeg onlang dus: een kijkje op het uitbeeldingsvermogen van realiteit bij de tooneelspelers aan de Nederlandsche Schouwburg van Gent, en de zoo ellendige, valsche komedianterij, het poppenkastachtige waarmede gespeeld werd, ontnamen me alle hoop op een mogelijke degelijke vertolking van een stuk als ‘De Poel.’
De lezing dus, waarbij mijne verbeelding me ter hulp kwam zoodat ik spelen zag zooals 't behoort, gaf me voldoening en daarom durf ik ‘De Poel’ gaarne een flink werk noemen, het eenig goede dat we na Cyriel Buysse's ‘Gezin van Paemel’ in Vlaanderen eindelijk weer eens te zien kregen.
De kracht van Piet van Assche is waarachtig vooral te
| |
| |
bewonderen in het zesde, zevende, achtste en negende tooneel van het tweede bedrijf, waar een moord die niet ten tooneele zichtbaar is, zoo door sobere en diepe woorden op de lezer of de toeschouwer gesugestionneerd wordt, alsof ze zichtbaar ten lande, met al het duistere, het verbijsterende en wreede dat er rond moet zijn, gebeurde.
Gust. van Hecke.
|
|