de la Montagne. In de volgende jaren traden achtereenvolgens Pater Bonaventura Kruitwagen en Willem de Vreese toe, maar in 1915 kreeg met het uittreden van Victor de la Montagne het tijdschrift een duidelijker Noordnederlands karakter. Jarenlang had bij een naamloze redactie Burger de leiding, totdat hij in 1931 bij de voltooiing van het 20e deel aftrad. Toen begon een nieuwe reeks en kwam weer een redactie, bestaande uit W. de Vreese, Mej. M.E. Kronenberg en F.K.H. Kossmann op het titelblad te staan. Bij het overlijden van De Vreese in 1938 nam L. Brummel zijn plaats in. Steeds was gedurende al die jaren Wouter Nijhoff de man op de achtergrond, die weliswaar geen deel uitmaakte van de redactie, maar toch stellig meer was dan alleen een belangstellende toeschouwer. Hoezeer Het Boek een grote plaats in zijn hart innam, heeft hij voor de buitenwereld getoond in het door hem in de jaren van de Tweede Wereldoorlog samengestelde register op de drie tijdschriften, dat in 1943 als deel 27 van Het Boek verscheen.
In 1947 stierf Wouter Nijhoff, in 1954 pater Kruitwagen: verliezen, die tot nadenken stemden. De redactie kon de ogen niet sluiten voor het feit dat haar leden de eerste jeugd voorbij waren, het getal der medewerkers te klein werd en dat der lezers op zijn best constant bleef.
Vandaar in 1958 de vernieuwing van het tijdschrift door inruiming van een plaats aan het moderne boek, de hedendaagse typografie, de niet-nederlandse boekgeschiedenis en de organisatie en geschiedenis van het bibliotheekwezen. De redactie onderging in verband hiermede een uitbreiding door de toetreding van de heren De la Fontaine Verwey en Ovink. Men stelde zich voor het tijdschrift, dat ook in uiterlijk een verjonging had ondergaan, weer elk kwartaal te doen verschijnen.
Dit laatste is een ijdele hoop gebleken. De ontwikkeling, reeds in 1952 ingezet, dat de afleveringen op onregelmatige tijden verschenen en een deel twee en soms drie jaren besloeg, bleef dezelfde ook na de vernieuwing. Dit is des te meer te betreuren, omdat het tijdschrift zich overigens op een hoog wetenschappelijk niveau kon handhaven en over de grenzen ook duidelijk waardering vond, niet alleen blijkens de buitenlandse medewerkers, maar ook getuige de vele werken, die ter recensie uit tal van landen werden toegezonden. Ondanks deze gunstige tekenen echter viel het niet te ontkennen, dat het aantal abonnees te gering bleef en de kring der contribuanten te klein. Dit laatste had ten gevolge, dat de redactie, die op de eerbiedwekkende productiviteit van mej. Kronenberg niet mocht blijven rekenen, haar taak sterk verzwaard zag, terwijl de toekomst in dezen weinig hoop scheen te bieden. Zo moest zij, hoe node ook, wel berusten in de beëindiging van een tijdschrift, waaraan een aantal van haar leden jarenlang hun beste krachten hadden gegeven, dat in het culturele leven van ons land een unieke plaats heeft ingenomen en dat tot ver buiten de grenzen de reputatie van de Nederlandse bibliografische wetenschap heeft hoog gehouden.