Het Boek. Serie 3. Jaargang 37
(1965-1966)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Keetje Rozemond
| |
[pagina 83]
| |
Grieks-orthodoxe kerk gekozen. De Engelse gezant en de Nederlandse resident Cornelius Haga - de laatste kende Kyrillos reeds vanaf het begin der eeuw - steunden deze verkiezing. Zij had zelfs in het huis van Haga plaats teneinde tegeninvloeden te weren. Kyrillos, die de protestantse theologische schrijvers bestudeerd had en o.a. met de Nederlandse godgeleerde Wtenbogaert gecorrespondeerd had, bevond zich dus vanaf de aanvang van zijn patriarchaat van Konstantinopel in het protestantse politieke kamp. In 1623 slaagde de Franse ambassadeur, de markies de Césy, erin Kyrillos te doen afzetten. Hij ontving in verband hiermede een gelukwens van paus Urbanus VIII. Nog in hetzelfde jaar besteeg Kyrillos echter de patriarchale zetel opnieuw. Door bemiddeling van de Britse gezant, sir Thomas Roe, schonk de patriarch aan de koning van Engeland de beroemde Codex Alexandrinus van de bijbel. Deze bevindt zich sedert 1757 in het British Museum. In korte trekken is met het voorgaande de situatie geschetst, waarin ons geschiedverhaal een aanvang neemt. ‘In de maand juni’, zo meldt een eigentijdse kroniek uit Konstantinopel, ‘in het jaar des Heren 1627 landde, vervoerd door een Brits schip, Nikodemos Metaxas, Grieks monnik, van afkomst Kephaloniër, die met zich Griekse letters bracht, gegoten op zijn eigen kostenGa naar voetnoot1’. Nikodemos Metaxas was in 1585 geboren op het Ionische eiland Kephalonia in het dorp Keramies in de landstreek Livatho. Kephalonia viel in die tijd onder de heerschappij van Venetië. Zijn eerste onderricht ontving Nikodemos van zijn oom Nicodemos I MetaxasGa naar voetnoot2. Deze werd bisschop van de Ionische eilanden, toen de jongen zes jaar oud was. Hij stierf toen zijn neef vijftien jaar wasGa naar voetnoot3. Daarna werd Nikodemos leerling van de beroemde Aristoteleskenner Theophilos KorydaleusGa naar voetnoot4. Ongeveer in 1620 begaf hij zich naar Londen. In 1625 gaf hij daar twee werken van Korydaleus uit, naar alle waarschijnlijkheid bij de drukker William StansbyGa naar voetnoot5. Het eerste, een verzameling voorbeelden van brieven, bleef gedurende twee eeuwen een leiddraad voor briefschrijversGa naar voetnoot6. Het tweede was een uiteenzetting over de rhetoricaGa naar voetnoot7. De oplaag van het boek is niet in zijn geheel aan één- | |
[pagina 84]
| |
zelfde persoon opgedragen. In het British Museum bevindt zich een exemplaar met een opdracht aan John Williams, bisschop van Lincoln, hofprediker van koning Jacobus I. Een andere opdracht was gericht tot Pachomios Doxaras, bisschop van Kephalonia en ZakynthosGa naar voetnoot1. Misschien heeft Nikodemos zijn boek een derde maal opgedragen aan Korydaleus zelfGa naar voetnoot2. Waarschijnlijk spoedig nadien kocht Nikodemos met hulp van zijn broeder Jakobos, die in Londen koopman wasGa naar voetnoot3, een eigen Grieks drukkerijtje. Mogelijk heeft hij materiaal overgenomen van de drukker William Jones in Redcross Street. Deze gebruikte in 1635 het met bladeren omrankte anker met het devies ‘Floreat in aeternum’, dat op drie werken van Metaxas' drukkerij voorkomtGa naar voetnoot4. Misschien heeft Metaxas het blok van het drukkersmerk vanuit Konstantinopel of later van uit Kephalonia naar Jones teruggezonden. Metaxas' Griekse letters, gedeeltelijk ook de sierletters, vertonen een frappante gelijkenis met die van de beroemde ‘Eton Chrysostom’ en van de Uriversiteit van OxfordGa naar voetnoot5. Met het schip de ‘Royal Defence’ bracht Nikodemos de drukpers met toebehoren naar Konstantinopel overGa naar voetnoot6. Het doel dat hem voor ogen stond was verlichting van het Griekse volk. Hij zou de eerste Griekse drukker in Konstantinopel worden. | |
De geschiedenis der drukkerijDrie bronnen geven ons de voornaamste inlichtingen over de geschiedenis van de drukkerij van Metaxas in Konstantinopel. Alle drie zijn gedeeltelijk ooggetuigenverslagen. Het meest uitvoerig is het verslag van sir Thomas Roe aan koning Karel I, gedateerd 10 februari 1628. Chrysoskoulos, kanselier van de patriarchale kerk, gebruikte dezelfde gegevens voor zijn berichtgeving van 9 november 1628 aan de Nederlander David le Leu de Wilhem, die als handelaar in het Oosten vertoefde. Jean Aymon publiceerde het bericht van Chrysoskoulos in Den Haag in 1708 samen met andere stukken betreffende de Griekse Kerk, die bewijzen moesten leveren tegen argumenten van de Franse katholieke clerus in de strijd tegen de reformatieGa naar voetnoot7. De | |
[pagina 85]
| |
tweede bron is een bericht van de jezuïet Giovanni Regnieri eveneens van 1628, geschreven vanuit zijn gevangenschap op het eiland ChiosGa naar voetnoot1. Het derde relaas uit hetzelfde jaar is afkomstig van de Franse ambassadeur, de markies de Césy en is gericht tot graaf Philippe de Béthune, Frans diplomaatGa naar voetnoot2. Ik zal pogen bij het onderzoek van het gebeuren rondom de drukkerij de drie genoemde bronnen gelijkelijk te benutten. Dit is tot nu toe onvoldoende geschied. Onderzoekers van protestantse kant steunden vooral op het verhaal van ChrysoskoulosGa naar voetnoot3, terwijl katholieke geleerden het meest uit de katholieke bronnen putten. Zo kon b.v. de Rooms-katholieke kenner van het Oosten, Georg Hofmann, vermelden, dat Metaxas op het eiland Zakynthos geboren was, alleen omdat de markies de Césy zulks foutievelijk meedeeldeGa naar voetnoot4. In juni 1627 kwam, zoals wij gezien hebben, Nikodemos Metaxas in Konstantinopel aan. Behalve zijn Griekse letters bracht hij de in Londen gedrukte boeken mee. Twee Nederlanders, die met hetzelfde schip aankwamen, zouden helpen bij de opzetGa naar voetnoot5. Onmiddellijk na zijn aankomst meldde Metaxas zich bij de patriarch om deze zijn ijver voor de Kerk te betuigen. De metropoliet van Korinthe, onder wiens jurisdictie Nikodemos als inwoner van Kephalonia thuishoorde, gaf een aanbeveling aan de Britse gezant, met de vraag of deze er zorg voor wilde dragen dat de zware kisten die Nikodemos meebracht zonder oponthoud bij de douane ontscheept zouden kunnen worden. Sir Thomas Roe zocht contact met Kyrillos Lukaris, met de patriarch van Alexandrië Gelasios, die toevallig in Konstantinopel was, en met Cornelius Haga. Vervolgens vroeg hij een officiële vergunning ten behoeve van de drukkerij bij de grootvizier aan. Nadat hij deze verkregen had liet hij het materiaal en de boeken naar zijn huis overbrengen. De patriarch had gaarne gezien, dat de drukkerij in de ambassade zou zijn ondergebracht, maar de gezant gaf er de voorkeur aan, een huis niet ver van zijn woning voor het bedrijfje af te huren. In tien dagen was de drukkerij opgezet en kon het werk beginnen. Op 1 november 1627 voltooide Metaxas de opdracht van het boek, dat ik houd voor het eerste, dat in Konstantinopel verscheen van zijn pers: een geschrift van Kyrillos Lukaris tegen de Joden met daaraan | |
[pagina 86]
| |
toegevoegd zeven vastenpreken van Kyrillos' vroegere leraar in Venetië, Maximos Margounios. Volgens Roe had Metaxas de oplaag van dit boek uit Londen meegebracht. In dat geval zouden alleen het titelblad, dat vermeldt dat het boek in Konstantinopel gedrukt is, en de opdracht in Konstantinopel gereedgemaakt zijn. Het boek was opgedragen aan Skarlatos Vlasios, waarschijnlijk de machtige en bij de Verheven Porte zeer invloedrijke Griekse veekoopman SkarlatosGa naar voetnoot1. Op het titelblad was een gravure aangebracht: het koninklijke wapen met het devies van de Engelse Orde van de Kouseband, waartoe de koning en de koningin van Engeland krachtens traditie behoorden, ‘Honi soit qui mal y pense’Ga naar voetnoot2. Op 13 november daaraanvolgend vergaderde te Rome ten huize van kardinaal Bandini de Congregatio de propaganda fide. Een van haar besluiten was, dat bij de Turken een verhindering van de voortgang van Metaxas' drukpers bewerkstelligd moest worden. Een motief hiervoor moest zijn, dat de Turken elders het opzetten van een Arabische drukpers verboden haddenGa naar voetnoot3. Intussen verscheen Kyrillos' boek. Volgens de markies de Césy werden in tien dagen drieduizend exemplaren verspreid. De Franse ambassadeur gaf het de paters jezuïten om de inhoud te onderzoeken. Metaxas werd het mikpunt van ernstige dreigementen. De Engelse gezant besloot hem een kamer in het gezantschap ter beschikking te stellen om daar te overnachten. Overdag ging de monnik naar zijn werk in de drukkerij, 's avonds begaf hij zich onder geleide van een lijfwacht naar de woning van de gezant. Kort na elkaar verschenen nog twee boeken, verzamelingen van duidelijk anti-Rooms-katholieke geschriften van Griekse theologenGa naar voetnoot4. In de opdracht van het eerste aan de vier grote patriarchen van het Oosten sprak Nikodemos over de gevaren die hem bedreigden. Op grond hiervan acht ik verschijning van deze werken na het boek van Kyrillos waarschijnlijk. Van de beide genoemde, zeer zeldzame boeken zijn exemplaren aanwezig in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Zij stammen uit het bezit van Izaäk Vossius. Elk der geschriften uit deze twee bundels heeft een eigen nummering. Men kon ze dus ook afzonderlijk verspreiden. Merkwaardig, in verband met de omstandigheden waarin Metaxas moest werken, is de goede uiterlijke verzorging van de drukken. Niet alleen de zetspiegel, ook de versieringen aan begin en eind van de teksten en de versierde letters geven blijk van een grote aandacht voor dit aspect van het ambacht. Metaxas gebruikte bloem- en vruchtmotieven, dierfiguren, menselijke afbeeldingen, muziekinstru- | |
[pagina 87]
| |
menten (een luit met viola da gamba), veelal in een zeer fijne uitvoering. Waarschijnlijk heeft de drukker dus niet bedoeld, snel gescriften als wapenen voor de strijd te leveren, maar werken, die hij van blijvende waarde achtte, met de daarbij passende toewijding gereed te maken. De volgende episode in de geschiedenis van de drukkerij is bijzonder moeilijk te reconstrueren. Een belangrijke rol hierin speelde een persoon, die geen der drie bronnen bij name noemt. De markies de Césy duidt hem aan als ‘un de mes amis tres puissant aupres du Caymacan qui gouverne cet empire en l'absence du premier visir’. Roe noemt hem een hansworst, die vroeger voivode van Galata was geweest. Pater Regnieri vermijdt met opzet de naam van de man aan te geven: ‘uno che per giusta ragione non nomino’. De reden van de jezuïet lijkt mij, dat de persoon in kwestie weliswaar van zijn partij is, maar dat hij wat deze ondernomen heeft afkeurt. Aan deze man gaf de Franse ambassadeur een exemplaar van het boek van Kyrillos in handen ‘pour s'en servir selon l'occasion’. De onbekende bracht het boek naar de kaimacham, de plaatsvervangend grootvizier. Bij het nu volgende onderhoud waren waarschijnlijk geen getuigen van één der partijen aanwezig. Dit maakt het mogelijk, dat ieder op zijn wijze dit gedeelte van het verhaal met gegevens opvult. Regnieri is het meest sober: de onbekende heeft aangebracht, dat een drukkerij vanuit Engeland naar Konstantinopel was overgebracht met het doel boeken te drukken tegen het gebruik van het land. Kennelijk hebben de jezuïten in dit stadium weinig met de zaak te maken gehad. Roe schrijft het uitvoerigst. Volgens hem zou de onbekende medegedeeld hebben, dat Metaxas zeer ervaren was op het punt van oorlogsvoering, dat hij boeken tegen de Koran uit Engeland had meegebracht, dat hij een deel van zijn boeken naar de Kozakken had gezonden om hen ertoe te bewegen een inval in het land te doen, zodra de Grote Heer op expeditie afwezig zou zijn. De markies de Césy verschuift de verantwoordelijkheid van de aanbrenger naar de Turkse gezagdrager. Deze ‘se picqua soudain qu'il eust considere les armes d'Angleterre sur le front du livre imprimé à Constantinople’. Niet de woorden van de onbekende dus, maar de voorkant van het boek zelf zou de kaimacham in woede hebben doen ontsteken. Op staande voet beval deze aan de kapitein van een troep janitsaren, keurtroepen van het Turkse leger, de drukkerij te overvallen. Volgens Roe zorgde de Franse ambassadeur voor twee dagen uitstel om het tijdstip zo gunstig mogelijk te doen vallen. In verband met de heethoofdigheid van de kaimacham en de mogelijkheid van spionage in die twee dagen betwijfel ik enigszins of dit bericht juist is. Anderzijds was inderdaad het tijdstip, waarop de overval plaats had, vanuit Frans gezichtspunt uitzonderlijk gunstig. | |
[pagina 88]
| |
Het was Epifaniefeest, 6 januari 1628. De Engelse gezant had een groot banket met maskerspel aangericht, waarbij o.a. patriarch Kyrillos en de bailo van Venetië genodigd waren. Op het middaguur had de overval plaats met een troep van honderdvijftig janitsaren. Deze bezette het huis waarin de drukkerij gevestigd was en zette alle wegen, die naar de Engelse ambassade leidden, af. De secretaris van de Engelse gezant kwam samen met Metaxas uit de kerk in Galata, begeleid door enige dienaren. Uit angst voor eigen lijf wezen deze laatsten Metaxas aan de soldaten aan. Maar doordat Nikodemos in plaats van zijn Griekse monnikspij kleding en hoed als van een Engelsman droeg, kon men aannemelijk maken, dat hij bij het Engelse gezantschap hoorde. Zo bereikte Metaxas behouden de ambassade. De kapitein der janitsaren liet twee knechten van de drukkerij en een zekere Griek Kanako gevangennemen. Hij liet alle kisten openbreken. Huisraad, drukpers, zetgaleien, letters, papier, boeken, zilveren vazen, geldstukken en kleren nam hij mee. De volgende dag had een onderzoek van de geconfisqueerde goederen plaats bij de moslimse autoriteiten. Daaruit kwam geen overtuigend bewijs tegen Metaxas te voorschijn. Weer een dag later vervoegde de Engelse gezant zich bij de grootvizier om zich over het gebeurde te beklagen. Hij bracht te berde, dat Metaxas onderdaan van de staat Venetië was en dat de bailo hem de monnik persoonlijk had aanbevolen. Hij herinnerde aan de vergunning van de grootvizier voor de drukkerij. Ook legde hij het gewicht van de belediging aan hemzelf toegebracht in de schaal. De omkeer bij de grootvizier teweeggebracht betekende het begin van de vervolging der jezuïten. Deze valt echter buiten het bestek van het huidige onderzoek. De drukkerij met toebehoren werd aan Metaxas gerestitueerd. Voor zover bekend, is na de gebeurtenissen van januari 1628 geen geschrift van de pers van Metaxas meer verschenen. Op dit punt zou de geschiedenis van de drukkerij dus kunnen eindigen, ware het niet dat de drukken van Nikodemos Metaxas in een later stadium van diens kerkelijke loopbaan opnieuw ter sprake zijn gekomen. Het is dus goed de levensloop van Nikodemos nog verder te volgen. In mei 1628 benoemde Kyrillos Lukaris Metaxas tot zijn exarch voor de steden en eilanden, die onder Venetiaanse heerschappij vielen. Dit besluit werd door de bailo van Venetië bekrachtigdGa naar voetnoot1. Tegelijkertijd bevorderde Kyrillos de bischoppelijke zetel van Kephalonia tot aartsbisschoppelijke zetel. Twee maanden later zond hij een brief aan de | |
[pagina 89]
| |
geestelijkheid van de eilanden Kephalonia en Zakynthos met het volgende programma: eerst moest Nikodemos door de clerus van Kephalonia gekozen worden, dan zou hij de bisschopszetel bestijgen, nadat zijn voorganger afstand zou gedaan hebben of gestorven zou zijn; vervolgens moesten deze benoeming en de bevordering van de zetel goedgekeurd worden door de Venetiaanse autoriteiten. Met deze besluiten kwam Nikodemos in een nieuwe, meer locale, kerkelijke strijd terecht. Reeds aan het eind van de veertiende eeuw was vastgesteld, dat de bisschop van de Ionische eilanden alleen door de geestelijkheid van Kephalonia gekozen zou worden. Uiteraard was deze bepaling een bron van twisten met name tussen de eilanden Zakynthos en KephaloniaGa naar voetnoot1. Nu was in het jaar 1628 Parthenios (monniksnaam Pachomios) Doxaras bisschop. Hij was afkomstig van het eiland Zakynthos. In oktober 1628 deed hij afstand van de zetel, volgens de ons ter beschikking staande bronnen vrijwillig, vanwege zijn hoge leeftijd en zijn gezondheidstoestandGa naar voetnoot2. Deze afstand veroorzaakte een golf van verontwaardiging bij de Zakynthiërs. Op 23 november koos Kephalonia Nikodemos als opvolger. De verkiezingsuitslag werd ter bekrachtiging naar Venetië gezonden. De vooraanstaanden van Zakynthos dienden een protest in. De Senaat van Venetië liet Marco Contarini de zaak ter plaatse onderzoeken. Op 15 juli 1630 keurde de Senaat de bisschopskeuze en de verlening van de aartsbisschoppelijke titel goed. Zakynthos bleef weerstand bieden. Nikodemos zocht steun bij Konstantinopel. Kyrillos Lukaris zond in februari 1632 een patriarchale brief, die Nikodemos zelf in de metropolitaanse kerk van Zakynthos voorlasGa naar voetnoot3. Erkenning van de nieuwe aartsbisschop werd iedere orthodoxe gelovige bevolen. De brief eindigde aldus: de ongehoorzamen ‘zullen geexcommuniceerd staan vanwege God de almachtige en onze Heer Jezus Christus en vervloekt en zonder vergeving en zonder vrijspraak na hun dood in deze eeuw en in de toekomende, en zij zullen zich moeten verantwoorden tegenover de vervloekingen van de heilige driehonderd achttien goddragende vaders in Nicea [het concilie in de vierde eeuw] en van de overige heilige synoden. Alwie iets tegen de nu vastgestelde kerkelijke bepalingen zal wagen te ondernemen zal waardeloos en krachteloos staan en als niet geboren beschouwd worden’Ga naar voetnoot4. De Zakynthiërs hadden nog een wapen tegen Metaxas ter beschikking: het aanbrengen van de drukkerij bij de Senaat van Venetië. Onmiddellijk na de aangifte begaf zich Antonio Pisani naar het bisschoppelijk paleis in Metaxata op het eiland Kephalonia. Hij trof | |
[pagina 90]
| |
daar aan ‘de gedrukte boeken in twee kistjes van elk ongeveer vierhonderd pond in gewicht, een kist en een koffer met gedrukte bladen en een zak vol handschriften; dat alles werd opgeborgen in een vertrek en de deur werd verzegeld’Ga naar voetnoot1. Opmerkelijk is, dat Pisani geen drukpers of ander drukkersgereedschap vond. De gedrukte boeken werden naar Venetië gezonden om onderzocht te worden. De Senaat legde de geschriften voor aan enige leden der Griekse colleges van de universiteit van PaduaGa naar voetnoot2. Dit Gymnasium was van ouds bekend om zijn onafhankelijk oordeel. Kyrillos Lukaris en Theophilos Korydaleus hadden er beide gestudeerdGa naar voetnoot3. De geleerden in Padua keurden de drukken goed. Ten tweeden male werden zijn in beslag genomen goederen aan Nikodemos Metaxas gerestitueerd, bij besluit van de Senaat van 14 maart 1634Ga naar voetnoot4. Hiermede is de geschiedenis rondom de drukkerij ten einde. Bisschop Nikodemos II Metaxas stierf in 1647Ga naar voetnoot5. Nog in 1782 bevonden zich honderd zeventig boeken en handschriften uit zijn bezit in de bisschoppelijke bibliotheek van KephaloniaGa naar voetnoot6. | |
De beschuldiging van ketterijHet past evenwel, aan dit verhaal een epiloog toe te voegen. De beschuldiging van ketterij (d.w.z. van Protestantse beïnvloeding) is n.l. tegen de drukken van Metaxas blijven bestaan. Ook in wetenschappelijk onderzoek van deze eeuw komt zij voorGa naar voetnoot7. Om na te gaan of deze beschuldiging juist is, wil ik uitgaan van de drukken die van de pers van Metaxas of van hem als uitgever werkelijk verschenen zijn. Het is n.l. bekend uit een bericht van Cornelius Haga aan de Staten Generaal, gedateerd 13 november 1627, dat Kyrillos Lukaris het voornemen had van de drukkerij gebruik te maken om een belijdenis van zijn hand te laten verschijnenGa naar voetnoot8. Volgens sir Thomas Roe had de patriarch het tractaat zelfs al aan de drukkerij toegezonden. Zijn bericht, dat de Franse gezant en de jezuïten het geschrift kenden en dat dit hun woede had opgewekt, is evenwel niet juistGa naar voetnoot9. Het plan van Kyrillos werd later op andere wijze uitgevoerd, toen een cate- | |
[pagina 91]
| |
chismus van zijn hand na de verwoesting van de drukkerij van Metaxas in 1629 in Genève verscheenGa naar voetnoot1. Deze belijdenis droeg een op de meeste punten uitgesproken calvinistisch karakter. De inhoud van dit boek wil ik echter niet in de beoordeling van de opzet van Metaxas opnemen. Het is immers mogelijk, dat Nikodemos het drukken van dit boek geweigerd zou hebben. Zeer terloops maakt de markies de Césy ook melding van een verschil van mening tussen Kyrillos en Nikodemos over de inhoud van Kyrillos' boek tegen de Joden. Metaxas zou een meer tolerante houding hebben voorgestaan. Hij meende ‘qu'on ne debuoit point appeller infidelle quiconque croyoit en Dieu’Ga naar voetnoot2. Het is ook mogelijk, dat de opvattingen van Kyrillos na 1627 zich nog meer in calvinistische richting hebben ontwikkeld. Het betrekken van de inhoud van de catechismus van 1629 in een beschouwing over de drukken van Metaxas zou dan een bijzonder scheef beeld geven. Doel van de drukkerij was, zo meldt Haga, ‘dat de Griecxsche jeucht uuyt de scholen van de Jesuyten gehouden ende in de fondamenten van de waere Christensche religie van haere naturele meesters onderweesen sullen kennen werden’Ga naar voetnoot3. De ‘naturele meesters’ waren de eigen Grieks-orthodoxe theologen. Zo verschenen twee werken van de zeer grote Byzantijnse theoloog Gregorios Palamas over de leer van de Heilige Geest, het belangrijkste controversepunt, waarop de Oosterse en de Westerse Kerk in 1054 uiteen waren gegaan; een uitvoerig tractaat van de geleerde patriarch van Konstantinopel Gennadios II en een dialoog tussen een Grieks en een Latijns gelovige, geschreven door Maximos Margounios, over hetzelfde onderwerp; verschillende pastorale brieven van Meletios Pegas, patriarch van Alexandrie, (Kyrillos' voorganger indertijd op die zetel) om de Oosters-orthodoxe gelovigen, vooral in de Slavische landen tegen de invloed van de Rooms-katholieke leer te versterken; strijdschriften van Nilos Kabasilas over de Oost-West-controverse; geschriften van de monnik Barlaam, Gabriel Severos en Georgios Koresios, die alle drie in Italië geleefd hadden en de verschillen met de Latijnse godsdienstige opvattingen bijzonder goed kenden. De laatste, Georgios Koresios, tijdgenoot van Metaxas, kwam enige jaren later tegen de calvinistische predikant aan de Nederlandse ambassade, Antoine Léger, in het geweerGa naar voetnoot4. Hij is er een voorbeeld van, hoezeer de onderzoeker er zich voor moet hoeden, anti-katholieke tendenzen bij de Grieks-orthodoxen met protestantse te vereenzelvigen. Geen van de genoemde schrijvers kan dan ook van protestantse opvattingen verdacht worden, al hebben sommigen wegens hun aanraking met de Italiaanse renaissance wel | |
[pagina 92]
| |
tijdelijk moeilijkheden met de orthodoxe kerkelijke autoriteiten gehad. Ook wat betreft de in Londen gedrukte werken van Korydaleus, die waarschijnlijk eveneens in Konstantinopel verspreid zijn, bestaat geen aanleiding deze als ketters te beschouwen. Wel had Korydaleus als eerste van een groot aantal brieven uit alle tijden van de geschiedenis der Kerk een uitbundige lofprijzing van zijn eigen hand, gericht aan Kyrillos Lukaris, opgenomen, waarschijnlijk ter gelegenheid van diens bestijgen van de patriarchale zetel van KonstantinopelGa naar voetnoot1. In de gegeven omstandigheden kan deze brief de tegenstanders van de drukkerij ten zeerste geprikkeld hebben. De steen des aanstoots was echter het boek van Kyrillos Lukaris tegen de Joden. Blijkens de titel had Kyrillos het geschrift samengesteld toen hij nog patriarch van Alexandrië was, d.w.z. voor 1620. De markies de Césy noemt het ‘un livre contra hebraeos en grecq vulgaire dans lequel il (= Cyrille) glisse plusieurs heresies’Ga naar voetnoot2. Deze aanduiding blijft zeer vaag. Nauwkeurig is het bezwaar, dat de moderne onderzoeker Georg Hofmann noemt. ‘Patriarch Lukaris liess... im selben Jahr ein Buch gegen die Juden drucken; offen leugnete er hierin an einer Stelle die wirkliche Gegenwart Christi im Altarssakrament’Ga naar voetnoot3. Hofmann geeft geen plaats uit het boek van Kyrillos aan, waar hij deze loochening gevonden heeft. Ook noemt hij geen andere bron, waaraan hij het gegeven ontleent. Indien zijn verwijt terecht is, moet het echter bij de beoordeling zwaar wegen. Niet alleen immers volgens Rooms-katholieke begrippen, maar ook naar de maatstaven van de Grieks-orthodoxe Kerk, waarvan Kyrillos de voornaamste patriarch was, zou de mededeling van Hofmann op ketterij wijzen. Het geschrift tegen de Joden van Kyrillos LukarisGa naar voetnoot4 behandelt een thema, dat door vele Oosterse kerkleraren voordien bestudeerd isGa naar voetnoot5. Kyrillos wil Georgios Pargas, degene tot wie het werk gericht is, steun verlenen bij de discussie met Joodse gelovigen. Daartoe bespreekt hij de gebruikelijke onderwerpen in dergelijke uiteenzettingen: het christelijk geloof in de Drieëenheid, dat niet leidt tot polytheïsme, de menswording van God, die beantwoordt aan de oudtestamentische profetieën. Kyrillos geeft hierbij blijk van goede kennis van de werken van | |
[pagina 93]
| |
Joodse exegeten. Eenmaal noemt hij ook de volgelingen van Mohammed, n.l. waar hij schrijft over het geloof in één God Schepper, dat christenen, Joden en moslims gemeen isGa naar voetnoot1. Deze plaats is bij de Turkse censuur van het boek ter sprake geweest, maar m.i. terecht hebben de moslimse autoriteiten er geen aanstoot aan genomenGa naar voetnoot2. Vooral aansluitend bij de nieuwtestamentische Hebreeënbrief spreekt Kyrillos dan over de verzoening van de mens met God en de bevrijding van diens toorn door Christus' offerGa naar voetnoot3. De accenten in de theologie van de patriarch zijn op dit punt zeker meer Westers dan Oosters, maar niet meer protestants dan Rooms-katholiek. Toch is het voor degene, die Kyrillos' theologische ontwikkeling heeft leren kennen buiten twijfel, dat hij deze gedachten ontleend heeft aan het werk van Calvijn. Diens invloed wordt nog duidelijker, als Kyrillos in het verband van de offers spreekt over de eucharistie. Twee passages moeten in het bijzonder beschouwd worden. Zij zijn vermoedelijk de oorsprong van het genoemde verwijt van Hofmann, al is dit in zoverre ongegrond, dat Kyrillos noch in het boek tegen de Joden, noch in andere ons bekende geschriften uit zijn Alexandrijnse periode de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament ontkentGa naar voetnoot4. Sprekend over de dagelijkse eucharistie-vieringen zegt Kyrillos o.a. dat de gelovigen daarbij het enige offer van Christus beschouwen en zich te binnen brengen. Dit wordt hun tot heil gerekendGa naar voetnoot5. Over de communie zegt hij, dat deze niet met de tanden en met de keel plaats vindt, maar met het geloof en de geestGa naar voetnoot6. Voor Rooms-katholieken moeten deze uitlatingen te weinig realistisch geklonken hebben. In een Oosters-orthodoxe vergeestelijkte visie konden zij, vooral als men ze ziet in de context, aannemelijk zijn. Nikodemos Metaxas is dan dus geen ketterse, maar een Grieks-orthodoxe drukker, wiens oprechte doel was de verlichting van het Griekse volksdeel door middel van de boeken die hij uitgaf. Ik hoop, dat door deze conclusie een klein deel van de bijzonder ingewikkelde geschiedenis van de regeringsperiode van Kyrillos Lukaris nieuwe helderheid zal kunnen ontvangen. Voor de drukker Nikodemos Metaxas en zijn werk past het devies voorop zijn meest omstreden boek: HONI · SOIT · QVI · MAL · Y · PENSE · | |
[pagina 94]
| |
SummaryThe press of Nicodemos Metaxas was founded in Constantinople in 1627 after Metaxas' visit to England, where he edited some works, probably on the press of William Stansby. He may have bought his printing-press from William Jones in Redcross Street, London, who afterwards used the same device. In describing the history of Metaxas' press an effort is made to use the sources from the different religious parties in Constantinople alike. The accusation of heresy against Metaxas' printing press is proved to be unfounded. |
|