Het Boek. Serie 3. Jaargang 37
(1965-1966)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||
M.E. Kronenberg
| |||||||
[pagina 74]
| |||||||
Mainz, steeds een trouwe steun bij de aanvulling der Nederlandsche Bibliographie. Volgens eigen mededeling is deze al enige jaren bezig ‘an einer Lutherbibliographie (bis 1546)... als Vorausbibliographie zu der Revision der Weimarer Lutherausgabe’. Op 8 Juli '64 riep hij mijn hulp in bij het definiëren ener 4o editie, aanwezig in de Landesbibliothek te Dresden, van Luther's Confitendi ratio, zonder naam of plaats, met de datum 5 Aug. 1520. De uitgave wordt vermeld in de Weimar-editie, echter zonder aanwijzing van de drukkerGa naar voetnoot1. Wel hield Benzing het voor een Nederlandse druk, maar, al had hij Nijhoff geraadpleegd (blijkbaar diens Art typographique), het was hem niet gelukt de herkomst te bepalen. Foto's vergezelden de vraag. Onmiddellijk herkende ik de titelrand als afkomstig van Seversz. Inderdaad is die niet afgebeeld in de Art typographique. Pas na de afsluiting van Nijhoff's werk gevonden, werd de rand echter wel gereproduceerd, te weten in dit tijdschriftGa naar voetnoot2. Voor het eerst had ik hem toen aangetroffen in Peniteas cito (van 23 Jan. 1515, beschreven NK. 3686). Het is een duidelijke navolging van een titelrand, voorkomend bij Hans Baldung Grün. Weinig gebruikt als de rand klaarblijkelijk was, zal het voor Seversz. niet heel gevaarlijk zijn geweest die op een verboden Lutherdruk te plaatsen. Bleek de titelrand dus van hem te zijn, ook de teksttype bevestigde de afkomst uit de Leidse drukkerijGa naar voetnoot3. Ondertussen zet deze uitgave van Seversz. ons voor een probleem. Ze heeft n.l. onder op de titel precies dezelfde datering: ‘Anno dnĚ…i. M.D.XX. Mensis Augusti. V’ als een andere editie van hetzelfde werkGa naar voetnoot4. Ook daarin wordt de drukker niet genoemd; de zeer bekende titelrand met de raap en de teksttype wijzen echter op Hillen van Hoochstraten in AntwerpenGa naar voetnoot5. Niet alleen de datering maar de gehele formulering en de regelindeling en zelfs de ornamentjes op de titels der beide uitgaven lijken als twee droppels water op elkaar. De enige minieme verschillen zijn, dat de editie van Hillen na de letters AV op regel 4 een afbrekingsteken heeft en na Augusti. V. in regel 8 een punt; beide ontbreken bij Seversz. Toeval kan een dergelijke overeenstemming onmogelijk zijn, daar moet navolging in het spel zijn geweest. Wie van de twee drukkers was de navolger? Al is zo iets niet met zekerheid uit te maken, ik heb een sterk vermoeden, dat het Seversz. was. Immers, terwijl hij waarschijnlijk reeds verdacht werd van lutherie moet het uitgeven van Luther's Confitendi ratio voor hem | |||||||
[pagina 75]
| |||||||
meer gevaren hebben geboden dan voor Hillen. Wel heeft ook deze bij zijn rijke productie enige werken van Luther gedruktGa naar eind1. Nooit echter is hij, voor zover bekend, met de justitie in conflict geraakt. Het is evenmin aan te nemen, dat Hillen en Seversz. het gelijkvormige werk op dezelfde dag in 1520 hebben uitgezonden. Dan zouden de Leidse en de Antwerpse drukker te voren overleg moeten hebben gepleegd, hetgeen ook vrijwel ondenkbaar is. Zo komt het mij waarschijnlijk voor, dat Seversz. eerst na het verschijnen van de Antwerpse editie de zijne op stapel heeft gezet. Zoveel mogelijk werd het titelblad van Hillen nagevolgd om geen suspicie te wekken. Als titelrand koos hij een nog weinig bekende. De beschrijving van beide edities der Dresdense bibliotheek, misschien wel unica en kostbare aanwinsten voor de Nederlandsche Bibliographie, liggen klaar om in een vervolgdeeltje te worden opgenomen. Ten slotte komt het me niet ongewenst voor hier een lijstje te laten volgen van de Luther-uitgaven, die Seversz., naar thans is komen vast te staan, vóór zijn veroordeling heeft gedrukt. Mogelijk worden er later nog meer gevonden.
De twee laatste uitgaven zijn eerst door Dr. J.N. Bakhuizen van den Brink als vertalingen van Luther herkendGa naar voetnoot2. Mogelijk werden beide samen uitgegeven. Wijselijk heeft Seversz. in geen van de Luther-werken zijn naam als drukker vermeld. Slechts drie ervan, de nu gevondene, NK. 3451 en 4261, hebben titelranden, echter zo weinig bekende, dat ze zijn drukkerij niet zullen hebben verraden. In het geval van NK. 3451, De captiuitate Babilonica ecclesiae, dekte hij zich bovendien nog met het valse adres ‘Vvittenberge’. Eerst het niets-ontziende typenonderzoek van hedendaagse bibliografen, afkomstig uit de school van Proctor en Haebler, is in staat geweest ze als producten van Seversz. te ontmaskeren. Om het beeld van Jan Seversz. als ‘gevaarlijk’ Leidenaar nog scher- | |||||||
[pagina 76]
| |||||||
per te tekenen noem ik hier twee andere niet-orthodoxe zijner uitgaven:
Samen met de Summa der godliker scrifturen, de onmiddellijke oorzaak van het proces, bewijzen al deze verboden uitgaven voldoende, dat in 1524 de veroordeling van Jan Seversz. volgens de toenmalige rechtsbegrippen niet onverdiend was. Tevens blijkt echter hoe langer hoe meer welk een moedig strijder voor het nieuwe geloof onze Leidse drukker is geweest. Onder de Noord-Nederlandse drukkers is hij degeen, die ten koste van eigen veiligheid de meeste Luther-uitgaven heeft verspreid. 's-Gravenhage, Februari 1965. | |||||||
SummaryThe recent find of an undescribed edition of Luther's Confitendi ratio (dated 5 Aug. 1520), which proved to have been printed by Jan Seversz. at Leyden, has enabled the author to add some supplementary notes to her former article on the printer (in Het Boek of 1924). Though he was accused in the lawsuit ao. 1924 of having printed Luther editions, she had still to state in 1924 that none of them were known. Now that several have been spotted in the course of years it was possible to offer a list of six titles. All proving, that besides publishing the Summa der godliker scrifturen, the direct cause of Seversz.'s condemnation in 1524, the Leyden printer has been a promulgator of Luther editions in the Northern Netherlands of great importance. The titlepage with date of his Confitendi ratio shows such a remarkable resemblance to an edition of Hillen van Hoochstraten that it may be assumed to have been copied from this Antwerp edition, in order to avoid detection. |
|