Het Boek. Serie 3. Jaargang 36
(1963-1964)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
L. Fuks
| |
[pagina 101]
| |
Eigenlijk was deze Hagadah niet de eerste tekst, die in Amsterdam verscheen. Immers, in de: Segunda parte de Sedur contiene las pascuas de Pesah, Sucoth... stampado per industria y despeza de Ishac Franco à 4 de Adar veAdar 5372 (1612), die in de bibliotheek Ets Haim aanwezig is, komt reeds een volledige Hagadah-tekst voor, althans volgens de Sefardische ritus, dus eindigend met de zegenspreuk op de vruchten van de wijnstok, hoewel nog enige psalmen (136 en volgende) en de hoofdstukken 12 tot 16 uit Exodus zijn opgenomen als facultatieve gebeden. Maar dit alles wijkt, zoals bekend, sterk af van de Asjkenazische ritus, waar nog de gedichten Adir hoe - waarschijnlijk het oudste lyrische gedicht uit de Jiddische litteratuur, dat teruggaat tot de middeleeuwen - Echad mi jodea en Chad gadja zijn toegevoegd. De tekst uit het gebedenboek van 1612 steunt, naar ik meen, op die van de allereerste gedrukte Hebreeuwse Hagadah, de Sefardische van Guadalajara (Spanje) 1482. Deze incunabel, waarvan slechts één exemplaar in de wereld bekend is, - het bevindt zich in de Jewish National and University Library in Jeruzalem - werd in facsimile als aparte brochure toegevoegd aan het werk van Yaäri. Deze Hebreeuwse Hagadah vertoont enige afwijkingen van de tegenwoordige tekst en vermeldt o.a. een ontroerende minhag, gewoonte, nl. dat de schotel met matzes tijdens het zeggen van ‘Ha lachma anja’ boven de hoofden van de kinderen werd gehoudenGa naar voetnoot1. Het Spaanse gebedenboek in drie delen, dat in 1650 bij Samuel Soeiro, zoon van Menasseh ben Israel in Amsterdam verscheen, geeft als aanhangsel bij het derde deel in de Orden del Benediciones ook een Spaanse Hagadah, die in taal zeer verschilt van de tekst van 1612 in de Sedur. De verschillen zijn zo frappant, dat het vermoeden bij mij opkwam, dat de tekst van 1612 wel eens Ladino zou kunnen zijn, maar natuurlijk zou alleen een specialist hierover uitsluitsel kunnen geven. Bij vergelijking van de tekst van 1612 met die van de Hebreeuwse Guadalajara-Hagadah van 1482 kan men met vrij grote zekerheid aannemen, dat de Spaanse vertaling van 1612 op de Hebreeuwse tekst van 1482 steunt. Op dezelfde wijze vergelijkend kwam ik op de gedachte, dat de vertaling van 1650 waarschijnlijk op een andere Hebreeuwse tekst teruggaat. Op 1 januari 1627, d.w.z. vijf jaar na het verschijnen van de Horden de Pesah, ziet in Amsterdam als eerste Hebreeuwse boek van de persen van Menasseh ben Israel een Hebreeuws gebedenboek volgens de Sefardische ritus het licht, bestemd voor de Portugese Joden in Am- | |
[pagina 102]
| |
sterdam. Hieruit blijkt dat in de loop van één generatie de kennis van het Hebreeuws bij de Sefardim sterk was toegenomen. In verband hiermee rijst bij ons de vraag, waarom dan in de gehele 17e eeuw, die juist voor de Hebreeuwse boekdrukkunst en de beoefening van de Hebreeuwse litteratuur in Amsterdam een gouden eeuw is geweest, geen afzonderlijke Hebreeuwse Hagadoth voor de Sefardim gedrukt zijn. Wel werd de tekst in Spaanse en Hebreeuwse gebedenboeken opgenomen, en al diegenen die zich geen met de hand geschreven Hagadah konden permitteren, hebben zich blijkbaar met hun Sedur beholpen. Waarom is de oude traditie van een aparte Hagadah, waarvan de uitgave van Guadalajara 1482 en de vele middeleeuwse verluchte manuscripten immers getuigen, niet voortgezet? De eerste Sefardische Hebreeuwse Hagadah te Amsterdam verscheen pas in 1713 bij Mozes Dias, en een aparte Spaanse bij Isaac Jeudah Leao Templo in 1728. Wel hebben de Asjkenazim de traditie van de geïllustreerde Hagadah weer opgenomen: Uri Phoebus Ha-Levi - de kleinzoon van de eerste Rabbijn van de Sefardim te Amsterdam, Uri Ha-Levi uit Emden - drukte in 1672 een Hebreeuwse Hagadah volgens de Asjkenazische ritus met houtsneden. In 1695 verscheen bij Asjer Ansjel Sjalit de eerste Hagadah met kopergravures, vervaardigd door de proselyt Abraham ben Jacob, die het voorbeeld werd voor talloze uitgaven overal ter wereld. In hetzelfde jaar verscheen ook (zonder gravures) een Hagadah onder de titel Chaluka de-rabanan bij de sefardische drukker David Tartas. Dat echter ook deze uitgave voor Asjkenazim bestemd was, bewijzen de aanwijzingen in de tekst, die uitsluitend in het Jiddisch gesteld zijn. Er wordt in het algemeen van de Hagadah gezegd, dat zij van oudsher het meest geliefde volksboek der Joden was, het enige dat in 23 talen vertaald werd en waarin de beeldende kunstenaars zich konden onttrekken aan het verbod van de Torah om levende wezens af te beelden. Maar was dit werkelijk zo? Was de Hagadah werkelijk door de eeuwen heen het volksboek par excellence? Ik meen, dat de cijfers die men uit de bibliografie van Yaäri kan vergaren, ons vergunnen deze vraag positief te beantwoorden, want Yaäri geeft voor de 17e eeuw 38 uitgaven van de Hagadah, voor de 18e eeuw 241, en voor de 19e eeuw 2177. Wanneer men deze gegevens ziet in het licht van de Joodse demografie (denk aan de bevolkingsexplosie in Oost-Europa in de 19e eeuw!), de langzame verbetering der economische omstandigheden en de lagere prijzen van boeken, kan men inderdaad de Hagadah het meest populaire boek der Joden blijven noemen. Merkwaardig blijft het, dat de Amsterdamse Sefardim, die overigens tot de meest geletterde en boeklievende Joodse gemeenschappen in de | |
[pagina 103]
| |
17e en 18e eeuw behoorden, de Hagadah zo verwaarloosd hebben. Immers, ook de Hagadoth-manuscripten uit deze kring zijn uiterst schaars, wat ook al weer in tegenstelling staat met hun liefde juist voor het fraaie handschrift. | |
Summary
|
|