Het Boek. Serie 3. Jaargang 36
(1963-1964)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Keetje Rozemond
| |
[pagina 95]
| |
en het Dictionarium gedrukt zou zijn en dus niet eerder dan 1497.Ga naar voetnoot1 Reeds Firmin-Didot heeft er echter op gewezen, dat vergelijking van het kleine lettertype in het Psalterion en in de Institutiones zijns inziens tot een tegenovergesteld resultaat leidde: volgens hem was de letter van het Psalterion beter.Ga naar voetnoot2 Nadere beschouwing van het Dictionarium bevestigt mijns inziens de bevindingen van Firmin-Didot. Het Dictionarium biedt bijzonder overvloedig vergelijkingsmateriaal, omdat dezelfde letter daar vele malen herhaald voorkomt. Nemen wij nu b.v. de φ, die in de geleidbrief van Justinos Dekadyos soms enigszins versleten is, en vergelijken wij die met de φ in het Dictionarium, dan blijkt, dat in dit laatste boek in de woorden, beginnend met ἀφ- en ἐφ, de φ dikwijls zeer gesleten is, terwijl in de woorden, die beginnen met φ, deze letter in de meeste gevallen helder en onbeschadigd is. Het is dus waarschijnlijk, dat tijdens de druk van het Dictionarium nieuwe letters toegevoegd zijn aan een reeds bestaande gesleten collectie. De mogelijkheid is daarmee weer open, dat het Psalterion voor het Dictionarium gedrukt is. Het grootste deel van het Psalterion is gedrukt met een letter, die na de eerste uitgave van Aldus Manutius, de grammatica van Constantinus Lascaris, in de drukkerij in gebruik kwam. De eerste gedateerde uitgave met dit lettertype is het Ὄργανον van Aristoteles van 1 november 1495; de tweede: de grammatica van Theodorus Gaza van 25 december 1495; de derde: Theocritus' Εἰδύλλια van februari 1495 ‘more venetiano’ (= februari 1496 volgens onze telling)Ga naar voetnoot3; de vierde: de Thesaurus van augustus 1496. Vergelijking van deze vier boeken met het Psalterion levert mijns inziens het materiaal voor een nauwkeurige datering van dit laatste. In de periode van de genoemde drukken is n.l. door Aldus de lettercombinatie (= ος) aan het eind van een woord, bekend uit de handschriften, aan zijn lettercollectie toegevoegd. In het Ὄργανον komt het teken nog niet voor; in het eerste deel van Gaza's grammatica, dat afzonderlijk afgesloten wordt met de woorden: Ἐτυπώϑη ἐν Ἑνετίαις δεξιότητι Ἄλδου Μανουϰίου τοῦ Βασιανέως, staat het negentien maal; in het tweede deel van hetzelfde boek zeven en tachtig maal; in de Εἰδύλλια vond ik het honderd negen en veertig maal, terwijl in de Thesaurus en de daarna volgende drukken het gebruik ervan nog zienderogen is toegenomen. In het Psalterion wordt zeven maal gebruikt.Ga naar voetnoot4 De datering ligt dus voor de hand, n.l. het eind van 1495, | |
[pagina 96]
| |
na het Ὄργανον van Aristoteles en voor of gelijktijdig met het eerste deel van de grammatica van Theodorus Gaza. Justinos Dekadyos - ‘miro ingenio adolescens’ zal Aldus hem later noemenGa naar voetnoot1 - wendt zich in zijn inleiding tot de Grieken in Griekenland.Ga naar voetnoot2 Terwijl anderen de klassieke wijsgeren in druk doen verschijnen, wil hij de goddelijke geschriften tot nut der gelovigen vermenigvuldigen. Toen hij hierover met Aldus sprak, ontving hij slechts aanmoediging, doordat deze hem mededeelde, dat hij zelf het plan had, het Oude Testament in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn uit te geven. Dit vergrootte het enthousiasme van Justinos, en zijn vurig verlangen, dat ‘ook onze boeken, die door de tijd oud geworden zijn en de gebrekkigheden van het materiaal reeds ondergaan, nu als de jeugd van een arend zich zullen vernieuwen’. Deze laatste woorden zijn geciteerd naar de Griekse psalm 102 (vers 5). Als eerste geeft Justinos het boek der Psalmen uit, en hij beschouwt David, de koning en profeet, als een ‘voorloper en klinkend heraut van de goddelijke geschriften, die door ons binnenkort gedrukt zullen worden’ (ὥσπέρ τινα πρόδρομον ϰαὶ ϰήρυϰα διαπρύσιον τῶν μετ᾽ οὔ πολὺ τυρωϑησομένων ἡμῖν ϑείων... γραφῶν). Immers hij hoopt spoedig ook het Triodion en het zogenaamde Pentekostarion samen met Aldus uit te geven. Daarna ook de Parakletike. (οὐϰ εἰς μαϰρὰν γὰρ ϰαὶ τὸ τριώδιον ϰαὶ ὃ ϰαλεῖν ἡμῖν ἔϑος πεντηϰοσταρίον, μεϑ᾽ ὃ τὴν παραϰλητιϰὴν, ϑεοῦ συναιρομένου τυπώσομεν). De term ‘goddelijke geschriften’, door Justinos in zijn inleiding meermalen gebruikt, heeft aanleiding gegeven tot misverstand. Men heeft eruit afgeleid dat Justinos het plan had, samen met Aldus de H. Schrift uit te geven.Ga naar voetnoot3 Firmin-Didot heeft zelfs een Franse vertaling van de inleiding van de Griek gegeven, die elke andere interpretatie uitsloot.Ga naar voetnoot4 Toch is uit de context volledig duidelijk, dat Justinos met de goddelijke geschriften de Oosters-orthodoxe liturgische boeken bedoelt. Het γὰρ in de boven aangehaalde zin: οὐϰ εἰς μαϰρὰν γὰρ ϰαὶ τὸ τριώδιον... laat hierover geen twijfel. Alleen Aldus Manutius koesterde dus het plan, de H. Schrift uit te geven. Justinos draagt de gedachte in zich om, met hulp van Aldus de Grieks-orthodoxe boeken voor de vastentijd (het Triodion), voor de Paastijd (het Pentekostarion) en voor het overige jaar (de Parakletike) te drukken. Hij begint echter met het boek der Psalmen - zo schrijft hij in zijn inleiding - omdat hij weet, dat dit in de kerken het allermeest nodig is. Inderdaad wordt het Psalterion in de Oosterse Kerk het gehele jaar | |
[pagina 97]
| |
door, behalve van Goede Vrijdag tot de zaterdag na Pasen, gereciteerd.Ga naar voetnoot1 De andere genoemde boeken beperken zich tot een gedeelte van het liturgisch jaar. Om de noodzaak van het Psalmboek duidelijk te maken, geeft Justinos twee citaten van de kerkvaders. Het eerste, van Joannes Chrysostomos, luidt: ‘Het zou voordeliger voor de aarde zijn, dat de zon gedoofd werd, dan voor de Kerk, dat dit boek niet dagelijks gezongen zou worden’ (μᾶλλον συμφέρειν τῷ ϰόσμῳ σβεσϑῆναι τὸν ἥλιον, ἤπερ τῇ ἐϰϰλησίᾳ ταύτην ὁσημέραι μὴ ψάλλεσϑαι). Dit citaat heb ik niet kunnen identificeren. Het is vrijwel zeker, dat Joannes Chrysostomos meer preken over de Psalmen heeft gehouden, dan die ons bewaard zijn gebleven.Ga naar voetnoot2 Mogelijk is het citaat uit een dier ons onbekende preken afkomstig. Als tweede citeert Justinos Basilios de Grote. Blijkens de door Legrand in zijn uitgave van de inleiding gebruikte aanhalingstekens heeft deze slechts een gedeelte van de aanhaling van de kerkvader als zodanig herkend. De volledige geciteerde tekst luidt: ‘Een gemeenschappelijke schatkamer van alle schone dingen (“van alle goede leringen” heeft de ons bekende versie), een boek, dat voor ieder iets nuttigs ontdekt, dat overeenkomt met zijn streven’. Deze woorden zijn ontleend aan het commentaar van Basilios op psalm 1.Ga naar voetnoot3 De tekst van het Psalterion is ingedeeld op de in de Oosterse Kerk gebruikelijke wijze, n.l. in twintig kathismata. Bij het begin van het eerste en het elfde kathisma is een gravure, koning David voorstellend, aangebracht. De plaatsing van de gravure is bepaald door de Oosterse indeling van het boek, maar de voorstelling zelf sluit bij de Westerse ikonografie aan. Dit blijkt op onmiskenbare wijze uit het feit, dat David een instrument bespeelt. Het instrument ter begeleiding van de zang komt in Oosters-orthodoxe afbeeldingen niet voor. Op de honderd vijftig psalmen volgen een psalm van David ‘toen hij alleen tegen Goliath streed’, en de oden, die de orthodoxe Kerk in de morgendiensten reciteert.Ga naar voetnoot4 Na het tiende kathisma en na de oden zijn twee lofprijzingen aan David opgenomen. Vutieridis heeft aangetoond, dat alleen de laatste, met incipit Δαυὶδ μελωδὲ μουσιϰῆς ἀποϰρύφου, door Justinos zelf gedicht is. De eerste, met incipit Είγησον ὀρφεῦ, ῥίψον ἑρμῆ τὴν λύραν, is afkomstig van Joannes Geometres.Ga naar voetnoot5 Dit lied is ook in latere drukken van het Psalterion opgenomen.Ga naar voetnoot6 Verschillende malen zijn bij het zetten van de tekst gedeelten van een zin weggevallen, kennelijk doordat een zelfde woord tweemaal | |
[pagina 98]
| |
voorkwam en de zetter het gedeelte tussen de eerste en de tweede maal oversloeg. Op blad δ 1111 recto is de fout gecorrigeerd door de te korte zin weg te nemen en de volledige met kleinere letters daarvoor in de plaats te drukken. Op blad ι 1 recto is de ontbrekende tekst in sommige exemplaren met kleinere gedrukte letters bovenaan toegevoegd, in andere met de hand bijgeschreven.Ga naar voetnoot1 In het exemplaar van de Leidse Universiteitsbibliotheek, dat toebehoord heeft aan de bibliothecaris Pieter Burman, en in het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage (Museum Meermanno-Westreenianum) is de verbetering met dezelfde hand aangebracht, zodat de conclusie voor de hand ligt, dat de geschreven toevoeging reeds in de drukkerij heeft plaats gehad. In een tweede exemplaar, aanwezig in de Leidse Universiteitsbibliotheek, dat, zoals zal blijken, later dan de beide andere gereedgekomen is, zijn in plaats van <ϰαταϰυ> ριεύσει ἀπὸ ϑαλάσσης ἕως ϑαλάσσης ϰαὶ ἀπὸ foutievelijk alleen de woorden <ϰαταϰυ> ριεύσει ἀπὸ ϑαλάσσης· ϰαὶ ἀπὸ opgenomen, geschreven met een soortgelijke, maar niet met dezelfde hand, als die van de beide bovengenoemde exemplaren. Is deze laatste fout ontstaan, doordat in de drukkerij in vele boeken dezelfde correctie moest worden aangebracht? Slechts vergelijking met een groter aantal exemplaren zou hierover uitsluitsel kunnen geven. Het ontbreken van een zin bovenaan blad ρ 1 recto is door de drukker van het Psalterion niet opgemerkt. De tekst vertoont overigens niet veel drukfouten. Op het vijfde blad recto van katern ϰ, in de elfde regel komt echter een fout voor, die het vermelden waard is. In de exemplaren van Pieter Burman en van de Koninklijke Bibliotheek staat daar Βοήϑησον ἱμῖν, in het andere exemplaar in Leiden is de eerste ι van ἱμῖν door een η vervangen. Hieruit blijkt, dat dit boek later dan de beide eerstgenoemde van de pers gekomen is. Reeds eerder is de veronderstelling geuit, dat in de drukkerij van Aldus Manutius Griekse arbeiders werkten.Ga naar voetnoot2 De kleine genoemde fout wijst in dezelfde richting. Een Griekse zetter, die immers het woord ἠμῖν als īmīn uitsprak, kon gemakkelijk deze vergissing maken. Het is niet verwonderlijk, dat de andere kerkelijke uitgaven, waarvoor Justinos plannen had, nooit het licht hebben gezien. In de ogen van de jonge Griek was het Psalterion een orthodox liturgisch boek, dat in de rij van liturgische boeken de eerste plaats innam. De humanist Aldus was echter, dit vermeldt ook Justinos, in de eerste plaats geïnteresseerd in het drukken van de H. Schrift. Het Psalterion zal hem in die gedachtengang aannemelijk geweest zijn. In zijn lijst van uitgaven plaatst hij het ook onder het hoofd ‘In Sacra Scriptura’. Maar de andere boeken, die Justinos voor de Oosterse kerken nodig achtte, bevatten geen Bijbelteksten, maar kerkelijke gezangen. Aldus' | |
[pagina 99]
| |
belangstelling daarvoor moet minder groot geweest zijn, mede omdat deze drukken in het Westen van die dagen nog weinig aftrek zouden vinden. Dat voor het Psalterion de belangstelling in Italië groter geweest is, blijkt uit het volgende: hoewel de inleider zich richt tot de Grieken in Griekenland, en de oplage dus grotendeels daarheen verzonden zal zijn, is in het Westen een aanzienlijk aantal exemplaren bewaard gebleven, dat zich thans voor een deel nog in onze grote bibliotheken bevindt. Meermalen is het vermoeden gerezen, dat Justinos Dekadyos aan de uitgave van het andere Griekse liturgische boek, dat Aldus Manutius heeft gedrukt, de Ὥραι τῆς ἀειπαρϑένου Μαρίας zou hebben meegewerkt. Dit is echter hoogst onwaarschijnlijk. De Ὥραι is een Rooms-katholiek boek, zoals blijkt uit de ondertitel ϰαϑ᾽ ἔϑος τῆς ῥωμαϊϰῆς αὐλῆς. Justinos was echter Oosters-orthodox gelovige. Over de exegese van Johannes 16 v. 14: ‘Hij (= de Heilige Geest) zal uit het Mijne nemen en het U verkondigen’, een van de teksten, waarop de Rooms-katholieken hun leer van het ‘filioque’, tegenover de orthodoxen, baseren,Ga naar voetnoot1 schrijft Justinos aan Theodoros Photeinos: ‘Laat de Roomsen denken wat bij de Roomsen hoort, houd U rustig aan de uitleggingen van onze door de Geest geleide predikers en grote theologen’.Ga naar voetnoot2 Het is vrijwel uitgesloten, dat Justinos, die in de controverse omtrent de H. Geest een zo uitgesproken orthodox standpunt innam, een Grieks, Rooms-katholiek boek zou hebben uitgegeven. Het Psalterion is dus de enige liturgische uitgave, die Justinos heeft verzorgd. Het boek had een verre en schone bestemming. Aan de onder Turkse heerschappij levende christenen moest het brengen, naar de in de inleiding geciteerde woorden van Basilios de Grote, ϰοινὸν ταμϊεῖον ἁπάντων ϰαλῶν. | |
SummaryUsually the year 1497 is proved and accepted to be the date for Aldus Manutius' ‘Greek Psalter’. The present article might account for an earlier date of printing, i.e. the end of the year 1495. This argument is based on the use of a new type which Aldus added to his collection of characters in this year and which at first is seldom found. It is proved to be most unlikely that the editor of the Psalter, Justinos Dekadyos, also published Aldus' ‘the hours of the Blessed Virgin’ in 1497. |
|