ger nauwelijks naar omgekeken had. Ook op de vele andere gebieden, waar deze schrandere, werkzame geest zich mee bezig hield, zoals de oude reisverhalen, de atlassen, de eerste schoolboekjes enz., was het Burgers streven de soms onbegrijpelijke hiaten, die het bezit van de Amsterdamse bibliotheek vertoonde, zoveel mogelijk aan te vullen. Hoe dikwijls moest hij niet van kortzichtige stadsbestuurders het verwijt te horen krijgen, dat een onevenredig groot deel van de boekenkredieten voor de aankoop van oude boeken besteed werd! De koppige Fries stoorde zich zo weinig mogelijk aan zijn bedillers, totdat deze hem tenslotte het werken onmogelijk maakten.
Men moet getuigen, dat Burger met de beperkte middelen, die het schriele stadsbestuur hem ter beschikking stelde, wonderen verricht heeft. Dit was alleen mogelijk door een uiterst actieve acquisitie-politiek. Een van de peilers daarvan was het aankopen op veilingen, een werk, dat veel overleg, omzichtigheid en besluitvaardigheid vordert. Van der Linden was de man aan wie Burger deze moeilijke taak opdroeg. Geen keuze had gelukkiger kunnen zijn! Scherpzinnig, wilskrachtig en slagvaardig als hij was, wist hij zich in de veilingzalen al spoedig een eigen plaats te veroveren en werd er een bekende figuur. Niet alleen voor de Amsterdamse bibliotheek en voor de Koninklijke Nederlandse maatschappij ter bevordering der geneeskunst (over welker bibliotheek hij de dagelijkse zorg had) kocht hij, maar ook vele andere instellingen vertrouwden hem gaarne hun commissies toe. Zo is er met van der Linden een brok geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat en het veilingswezen heengegaan, waar zijn leven geheel mee verweven was. 't Is te betreuren, dat hij van de schat van herinneringen en anecdoten, die zijn lenig geheugen bewaarde, niets te boek gesteld heeft. Een korte terugblik op die periode, waarin hij zelf zulk een belangrijke rol gespeeld heeft, is hier op zijn plaats.
In de jaren, dat van der Linden zijn werk begon, was Nederland het paradijs der boekenveilingen. De tijd van de beroemde aucties van het huis Frederik Muller was toen juist voorbij. Een internationaal publiek stroomde samen, als onder de bezielende leiding van Anton Mensing vermaarde Nederlandse en Belgische bibliotheken in veiling gebracht werden, steevast gelardeerd met de zeldzame boeken en handschriften, die de auctionaris op zijn vele reizen bijeengebracht had. Maar in 1912 liquideerde Mensing zijn boekhandel om zich geheel aan de kunsthandel te wijden en de chef van de boekenafdeling, de voortreffelijke kenner Dr. F.C. Wieder werd adjunct-bibliothecaris van de Universiteits-Bibliotheek, hoewel hij daarnevens ‘gentleman-dealer’ bleef. Met Burger werd Wieder de leermeester van de jonge van der Linden.
Zijn ‘groentijd’, zijn practische leerschool doorliep hij op de veilingen van de firma Bom in de Warmoesstraat, waar het, vooral door de aanwezigheid van de kleine handelaren uit de Oudemanhuispoort, uiterst rumoerig toe kon gaan. Rustiger was de stemming op de aucties van het antiquariaat van R.W.P. de Vries, waar kostbare verzamelingen van Amstelodamiana en boekillustraties ter tafel kwamen, zoals bv. de bibliotheek van de kunsthandelaar Vincent van Gogh (1918), de schoonste verzameling van Nederlandse geïllustreerde boeken ooit bijeen gebracht.
In het midden van de twintiger jaren was de grote gebeurtenis de ver-