Het Boek. Serie 3. Jaargang 35
(1961-1962)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
M.E. Kronenberg
| |
[pagina 29]
| |
taal (VIII. II, kol. 2942) wordt menige plaats aangehaald, waar zij vermeld is. D.Th. Enklaar heeft haar in zijn aantrekkelijk boek Uit Uilenspiegel's kringGa naar voetnoot1 niet vergeten. In die onderwereld hoort zij thuis. Nog in de jongste uitgave van Van Dale's Woordenboek is ze te vinden, met de verklaring ‘slordige vrouw, slons’. Iconografisch zijn de gegevens omtrent haar echter schaars en behalve op een paar houtsneden in het spel Van nijeuvont, enz. heb ik haar aanschijn nergens gevonden. Reden waarom het niet ondienstig leek, de houtsnee hier te reproduceren. Enig verband tussen de tekst van Baptista Mantuanus' Epigrammata en Vrou Lors is er niet en men vraagt zich af, wat drukker Peter Os kan hebben bewogen haar ongunstige tronie achter dit werk te plaatsen. Meer nog houdt de vraag me bezig: hoe kwam hij aan de houtsnede? De stijl ervan lijkt geenszins op die van 's drukkers overige houtsneden. Had ik ze buiten verder verband aangetroffen, het zou me moeilijk zijn geweest haar aan een bepaald land toe te schrijven. Hoe ik ondertussen in alle mogelijke werken over vroege Nederlandse en buitenlandse houtsneden heb gezocht, een prototype ervan mocht ik tot nu toe nergens vinden. Ook in ons aller heul en toeverlaat, Conway's Woodcutters of the Netherlands, geen spoor ervan. Zou soms een vertoning van het spel Van nijeuvont de houtsnijder op de gedachte hebben gebracht dit ongure vrouwmens uit te beelden? En zou Peter Os die houtsnee toen maar willekeurig in een zijner uitgaven hebben gezet? Klaarblijkelijk is het inmiddels niet de eerste maal, dat het blok is afgedrukt. Diverse kleine mankementjes in de lijst en ook verder wijzen op vroeger gebruik. Bij al deze vragen nog een laatste. Welk attribuut heeft de vrouw in de hand? Blijkbaar een muziekinstrument, waarop ze met een plectrum tokkelt. In de hoop dat ons Muziekmuseum een dergelijk voorwerp zou bezitten, heb ik me daarheen begeven. Wel ben ik er door de heer J.H. van der Meer allervriendelijkst te woord gestaan, doch ook voor hem is de voorstelling een raadsel. Geen afbeeldingen van oude instrumenten en nog minder originalia boden daar iets, dat bij benadering op ons tokkelinstrument lijkt. Noch in het genoemde spel Van nijeuvont, enz., noch in het latere Cort Verhael.. doen Ioncker Mors, troude Vrou Lors op 'tLeytsche toonneelGa naar voetnoot2 komt een aanwijzing voor, dat Vrou Lors een attribuut droeg. Tot misschien iemand een betere verklaring weet te geven, lijkt mij de gissing van de heer Van der Meer hoogst aannemelijk, dat, gezien de bekende onbetrouwbaarheid van Vrouw Lors, ze zal zijn afgebeeld met een quasi muziek-instrument, een rooster, waaruit zij voorwendt met een plectrum klanken te halen. Gelijk ook op schilderijen van Hieronymus Bosch en | |
[pagina 30]
| |
Pieter Breughel soms van die wonderlijke, fantastische scherts-instrumenten zijn afgebeeld. Hier dus het portret van Vrouw Lors. Voor een meer plausibele verklaring van haar attribuut of, nog liever, voor een aanwijzing van vroeger gebruik der houtsnee, zal ik dankbaar zijn.
's-Gravenhage, Jan. 1961. | |
SummaryThe reproduction is given of a hitherto unknown woodcut, figuring ‘Vrou Lors’. Rather popular in old times literature, she is the personification of falseness and untidiness. Pictures of her are rare however. The present woodcut is to be found in a Baptista Mantuanus, Ad D. Falconem epigrammata, printed at Zwolle, by Peter Os van Breda ab. 1506. An apparently unique copy is now in the possession of Mr. Lessing J. Rosenwald, Jenkintown. Special attention is drawn to the wonderful instrument the woman is using. May be a common grate, on which she claims to make music with a plectrum. | |
[pagina t.o. 30]
| |
Baptista Mantuanus, Epigrammata ad D. Falconem. Zwolle, Peter Os van Breda, (c. 1506), laatste blad verso.
|
|