Het Boek. Serie 3. Jaargang 34
(1960-1961)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
M.E. Kronenberg
| |
[pagina 235]
| |
bodig voor verontschuldigingen aan te bieden, nu de bespreking eerst na de sluiting van de expositie verschijnt. Immers, veeleer dan als ‘gids voor de bezoekers van de tentoonstelling’, die ‘dus geen bijzondere wetenschappelijke pretentie heeft’ (p. vii), valt deze te beschouwen als een voortreffelijke beschrijving van een belangrijke collectie incunabelen en 16e eeuwse boeken, in de Nederlanden gedrukt. Geen eendagsvlieg dus, maar een werk van blijvende waarde. Het Voorbericht vermeldt, dat de incunabelen, ruim 90 in aantal, door de heer W. Post van de Kon. Bibliotheek, bijgestaan door zijn voorgangster, Mejuffrouw Dr. R. Pennink, zijn beschreven, terwijl Mejuffrouw E. Indestege, in opdracht van de Brusselse Kon. Bibliotheek, het honderdtal latere drukken voor haar rekening nam. De reden, dat gepensionneerde diva Pennink weer op is getreden en haar grote kennis van incunabelen nog eens heeft kunnen gebruiken, zal wel zijn geweest, dat de catalogus haastwerk was en er ‘onder hoge druk gewerkt moest worden’ (p. vi). De wijze waarop dit drietal, en dan nog wel op te korte termijn, de taak heeft volbracht, is boven alle lof verheven. Men kan daar bijvoegen, dat ook de uitvoering van de catalogus - druk, papier, reproducties, omslag - voortreffelijk is. Toch kan ik niet nalaten een ernstige bedenking te uiten. Meer en meer sluipt het gebruik binnen dat dergelijke catalogi, in plaats van een bondige gids bij het geëxposeerde, uit gaan dijen tot savante verhandelingen. Wie wordt hierdoor gebaat? In hoofdzaak de samenstellers. Want men vraagt zich af welke superbezoekers op hun rondgang bij het aanschouwen van een druk van Gerard Leeu der Meditationes door Jordanus de Quedlinburg nader over diens curriculum vitae begeren te worden ingelicht. Of, als zij houtsneden uit een Leven ons heeren van Lud. de Saxonia staan te bewonderen, er tevens belangstelling voor hebben, dat deze ‘eerst dominikaan, dan (c. 1530) karthuizer’ is geweest. Neemt men daarbij in aanmerking, dat bij het tentoongestelde titelopgaven lagen, in hun kortheid geheel toereikend, dan geloof ik, dat dit keurige boekje - duur bovendienGa naar voetnoot1 - voor een ‘gids’ zijn doel heeft voorbij geschoten. Beschouw ik dus het werk, typisch tijdproduct, qua gids als minder geslaagd, het is van grote waarde voor wie vertrouwd is met vroege drukken en belang stelt in hun auteurs, inhoud, technische uitvoering, drukkers, houtsneden en wat dies meer zij. Geen reden hier te herhalen wat er al zo te aanschouwen viel; in mijn opstel over de tentoonstelling te WashingtonGa naar voetnoot2 is daarvan uitvoerig melding gemaakt. Het | |
[pagina 236]
| |
was treffend nu te zien, welke gave en mooie exemplaren de verzameling Rosenwald bezit. Het zijn voor een groot deel uitgaven met houtsneden, die bijeen werden gebracht. Achteraf bleek het uitermate profijtelijk te wezen dat de boeken thans, voor het eerst sedert de prae-Arenbergse dagen, door deskundigen hier te lande konden worden onderzocht. Zo is aan de speurende ogen van Mejuffrouw Pennink en de heer Post de ontdekking te danken, dat het volksboek Een gemechlike hystorie vanden edelen hertoghe Govaert van Buloen, een Antwerpse druk van Gov. Bac, tot nu toe op gezag van Campbell 969 ‘vers 1500’ gedateerd, blijkens de staat van het drukkersmerk naar de 16e eeuw moet worden overgeheveld. Dientengevolge zal de beschrijving van de editie, die ik op c. 1505 meen te moeten dateren, dankbaar worden opgenomen in een toekomstig deel NK. III. iii. In de catalogus is het boek dan ook als latere druk bij de groep, aan Mejuffrouw Indestege toebedeeld, geplaatst (no. 103). Met alle waardering voor haar kundige beschrijvingen, zou ik daar in dit geval een kleine aanmerking op willen maken. Niet zeven, maar negen drukkersmerken van Bac zijn bekend, en niet op zes, doch op acht ervan komt een vogelkooi voorGa naar voetnoot1. Een treffende vondst van het duo Pennink-Post is mede geweest, dat het Arenberg-Rosenwaldse exemplaar van Dat liden ende die passie ons heren Ihesu Cristi (Delft, Jac. Jacobss. van der Meer, 2 Juni 1487; hier no. 64) een samenlapsel van twee edities bleek te zijn, waarvan de ene misschien geheel onbekend is in de incunabelwereld. Evenzo is het van belang te vernemen, dat de beschrijvingen van Campbell 304 en 700 (hier nos. 17 en 76) verre van correct zijn en dat no. 24 een variant van Campbell 549 heeftGa naar voetnoot2. Klaarblijkelijk steunend op mijn vroegere datering (‘na 1500’? en ‘after 1500’?) is de uitgave der Historie van Karel ende Elegast van Bac ook hier (no. 92) ‘na 1500’? geplaatst. Mijn latere mening, toen ik de zeer gave staat van het drukkersmerk zag, is evenwel, dat het boek wel degelijk vóór 1500 gedateerd moet wordenGa naar voetnoot3. Even heb ik er mij over verbaasd waarom no. 139, Ex Plutarcho versa per Des. Erasmus (lees: Erasmum) Roterodamum, etc., een Bazelse editie van Froben, tussen de Nederlandse drukken verzeild was. Bij no. 148 is de oplossing van de anomalie te vinden: ‘Samengebonden met nr 139’. De soortgelijke mededeling is bij 139 blijkbaar uitgevallen. Eigen bezichtiging heeft me geleerd, dat no. 125, Den spiegel der duecht ende der eerbaerheyt vol schoone historien ende exempelen. Brussel, Thom. van der Noot, 14 Aug. 1515Ga naar voetnoot4, een alleraardigst boekje is, vol wijze raadgevingen aan vrouwen. Deze editie schijnt de enige bekende te zijn. Het werk is ten volle | |
[pagina 237]
| |
waard herdrukt te worden. Er zijn wel eens academische proefschriften aan minder aantrekkelijke onderwerpen gewijd. Winst heeft voor mijzelf mede het aanschouwen van no. 105 opgeleverd, Lemaire de Belges, Les chansons de Namur, een Antwerpse druk van Oct. 1507. De beschrijving in onze Ned. Bibliographie onder no. 1339 is indertijd door Wouter Nijhoff naar een reproductie gemaakt, maar bleek toch enige aanvulling te vragen, die te zijner tijd in NK. III.iii te vinden zal wezen. Grote lof verdienen ten slotte de welgekozen en mooie reproducties der houtsneden en van twee der fraaie banden. Verder is er in deze gids niets vergeten en men vraagt zich af wat er, wanneer hij wel ‘wetenschappelijke pretentie’ had gehad, nog aan toegevoegd had kunnen worden. Want nu hebben we al een Lijst der met afkortingen geciteerde werken, een Register van auteurs, vertalers, enz. en van anonieme werken, een Register van in de toelichting genoemde illustratoren, een Register van drukkers, uitgevers en boekverkopers en een Register van herkomst. Bij de oude inscripties trof mij die in Tfundament der medicinen van Petrus Sylvius, een Vorsterman-uitgave van 17 Maart 1540 (no. 156): ‘In die sieck camer sal dit boeck bliven. Clare susteren cloester tot brussel by dat begynhof - p.h.b. - So Eliz. reynbove S kath. petri So Magd: 1555 servitrices - dedit hunc librum Confessarius huius Conventus pro Consolatione infirmarum’. Dat een Leven ons heren van Ludolphus de Saxonia, Antwerpse druk van 1512 (no. 116), eerst eigendom der zusters in het ‘besloeten cloester’ van Venraai, thans, na ook eens in het bezit van Vincent van Gogh te zijn geweest, naar Amerika is verhuisd, lijkt vrij merkwaardig. Het was een gelukkige omstandigheid dat ons hernieuwd Museum Meermanno-Westreenianum, waar nu tevens het Museum van het Boek gevestigd is, op 29 Augustus '60 met deze schone tentoonstelling feestelijk kon worden geopend. Een kleine teleurstelling moet het voor de naarstige samenstellers zijn geweest, dat de catalogus, geheel buiten hun schuld, eerst enige dagen later is verschenen. Natuurlijk betreuren wij het hier te lande nog altijd, dat het niet gelukt is de Arenberg-collectie voor België, of tenminste voor Europa, te behouden. Toch is het van de andere kant verblijdend te weten, dat een belangrijk gedeelte ervan is beland in een stabiele Amerikaanse bibliotheek. Bovendien in het bezit van een eigenaar, die zijn schatten kent en zelf ook bestudeert en die tevens steeds bereid is er anderen inzage van te geven.
's-Gravenhage, Sept. 1960. | |
[pagina 238]
| |
SummaryMention is made in this article of the fine exhibition of early printed books of the Low Countries, held first at The Hague and then at Brussels. They derive for the greater part from the once famous, now dispersed Arenberg collection and are now in the possession of Mr. Lessing J. Rosenwald, Jenkintown (Pa.). The catalogue made by the cooperation of two Dutch and one Belgian scholar, though perhaps somewhat too sophisticated and exceeding the needs of a mere guide to an exhibition, is a fine piece of work. It will keep its value long after the books have returned to their liberal minded American owner. |
|