Het Boek. Serie 3. Jaargang 34
(1960-1961)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
F. de Fremery
| |
De leeuwDe leeuw wordt op vele plaatsen in de bijbel genoemd en kan zeer uiteenlopende iconografische waarden hebbenGa naar voetnoot2. In het verband van de voorstelling die hier gegeven is, lijkt het voor de hand te liggen dat in dit geval de betekenis van de leeuw, die het hert belaagt, gegeven wordt door de veel gebruikte tekst van I Petrus V-8: ‘Weest nuchter en waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wie hij kan verslinden. Weerstaat hem, sterk door het geloof, wetende dat hetzelfde lijden aan uw broederschap in de ganse wereld is opgelegd’. De leeuw, als representant van de Duivel, vervangt in dit miniatuur dus in zekere zin de daarop ontbrekende slang. Verder houdt deze | |
[pagina 97]
| |
tekst als basis voor de betekenis van de leeuw in dit geval, een verwijzing naar de toekomst in die aansluit op wat de betekenis der andere dieren zal blijken te zijn. | |
Het hertHet hert dat uit de Paradijsstroom drinkt, is een in de middeleeuwse, evenals in de moderne, kerkelijke ornamentiek veelvuldig toegepast motief en wordt gecorreleerd aan Psalm XLII-1: ‘Gelijk een hinde die naar de waterstromen smacht zo smacht mijne ziel naar U, o God’. De zo gestemde ziel wordt echter in dit leven door de duivel belaagd, hetgeen in de leeuw uitgedrukt is en deze ziel zal slechts bevrediging kunnen vinden ‘aan de overkant’, daar waar het paradijselijke is afgebeeld. Ook voor het hert kende de middeleeuwse mystiek meerdere symbolische waarden, b.v. ook het St. Hubertushert, maar uit de context van de voorstelling in dit geval is toch wel duidelijk dat hier het aangehaalde vers van Ps. XLII van toepassing is. | |
De zwaanEvenals de leeuw heeft de zwaan iconographisch zowel positieve als negatieve waarde. Als Venusvogel heeft de zwaan vooral in kerkelijke kringen een ongunstige reputatie, de volksmond zegt van de zwaan: ‘in witte veren maar met zwart vlees van binnen’. Maar daar staat b.v. tegenover dat de zwaan het bootje trekt waarmede de zwaneridder uit het onbekende wordt gebracht en de zwaan prijkt op de Lutherse kerktorens want Martin Luther werd zwaan genoemd omdat hij de kerk uit de zondige afvalligheid weer tot de zuivere oorsprong wilde terugbrengen. Als alle trekvogels is de zwaan in de mystiek het beeld voor het contact met de andere wereld en voor de witte zwaan betekent dit: contact met de hogere wereld. De zwaan houdt zich op in de stille wateren, bij de moerassen waar het leven uit op schiet, het gebied van de spontane generatie van het leven op aarde, maar tevens zijn deze plassen te zien als beeld voor het zielemeer. De moerasvogels zijn dan ook vaak geboortevogels die een rol bij de incarnatie spelen. Nu geldt voor de zwanen de bijzonderheid, die in de ganse oudheid wordt verteldGa naar voetnoot1, dat deze voor hun dood zouden zingen, de bekende zwanenzang. Deze zwanenzang wordt in de mystiek gezien als beeld voor de laatste kreet van de Christus voor zijn sterven aan het kruis op Golgotha: Eli, Eli, lama sabachtani (Matth. XXVII:47)Ga naar voetnoot2 en zo wordt dan de zwaan het beeld voor de Christus bij Zijn overgang naar | |
[pagina 98]
| |
het Rijk der Hemelen en voor de overgang van het aardse leven naar het hogere leven in het algemeen. In dit verband is dan ook te begrijpen het voorkomen van de zwaan (met de adelaar ter andere zijde) op een afbeelding van de Sublimatie bij de AlchemistenGa naar voetnoot1. De zwaan uit het paradijs zwemt de rivier over, d.w.z. volbrengt de overgang van de ene oever naar de andere, van de aardse sfeer naar een andere, hogere sfeer waar de mens uit afgedaald is door de zondeval, waar hij weer naar terug kan keren als hij de loutering weet te bereiken. Verder wordt nu begrijpelijk waarom Jeroen Bosch bij de Bruiloft te Kana een witte zwaan doet opdienen (benevens een zwijnskop), immers bij die gelegenheid trad de Christus voor het eerst in het openbaar op en Zijn missie is het brengen van de mensheid tot de overgang uit het aardse bestaan naar het hogere leven. Dit duidt Jeroen Bosch klaarblijkelijk aan met de zwaan die met de volle witte vederdos opgediend wordt (de everkop is gebraden, de ever is dus geslacht en gevild en gebraden). De zwaan draagt hier aan een halskettinkje een gouden half maantje. Dat zou op zichzelf als een aanduiding van het Venuskarakter van de zwaan opgevat kunnen worden, maar in het geheel van deze compositie lijkt meer gedacht te moeten worden aan de betekenis van de maansikkel die de Jonkvrouw in de Apocalypse aan haar voeten heeft. Geeft dit schilderij de eigenlijke mystieke achtergrond aan voor de Zwanemalen die de O.L. Vrouwe Broederschap te 's Hertogenbosch placht te houden? Jeroen Bosch was lid van deze BroederschapGa naar voetnoot2. | |
Het konijnEen exemplaar van deze kleine holbewoners zit geheel links op dit miniatuur. Het karakteristieke van het konijn is zijn vruchtbaarheid en zijn vlucht naar het hol bij enig onraad waar het zich verbergt om het gevaar te ontlopen, het gaat het gevaar niet tegemoet om het te bestrijden. Het geeft de voorkeur aan de duisternis van het eigen hol boven het licht der wereld. Dit alles heeft betrekking op hetgeen staat te gebeuren. Adam heeft weliswaar de apel in de hand, maar hij heeft nog niet gegeten. Eva en hij staan nog open en bloot in de hof. Zij zijn nog maagdelijk. Maar weldra zal de zondeval plaats hebben. Dan zullen zij zien dat | |
[pagina t.o. 99]
| |
Miniatuur uit MS fr 1837 Bibl. Nat. Paris
| |
[pagina 99]
| |
zij naakt zijn, dan zullen zij zich bekleden, dan zullen zij zich verbergen, dan zal het Woord Gods tot hen klinken en zullen zij weten dat zij vruchtbaar zullen zijn (Gen. III). Het kleine konijntje in de hoek wijst op dit alles. De slang, de aanstichtster van het kwaad, komt echter niet voor op het miniatuur, evenmin als een vruchtdragende boom. Boven het eigenlijke Paradijstafereel zijn de hemelse hierarchieën aangeduid, de zes onderste (de angeloi, archangeloi, archai, Exusiai, Dynamis en Kyriotetes) eenvoudig als stratifieringen ieder gekenmerkt door een hemellichaam, de drie hoogsten, die der Thronen, Cherubynen en Seraphynen met vage aanduiding van deze hoge machten die zich in eeuwige aanbidding om de Troon Gods geschaard hebben. Is de zwarte maansikkel oorspronkelijk van zilver geweest en in de loop van de tijd zwart geworden? De vlucht zwarte vogels op de achtergrond stellen mogelijk zielen voor op weg uit de aardse wereld naar de hogere regionen.
Ook de paradijsvoorstelling uit de vertaling van Colard Mansion van La Pénitence d'Adam uit de Bibl. Nat. van ParijsGa naar voetnoot1 (Cat. 235 geen reproductie) is opmerkelijk. Het miniatuur is in twee delen gedeeld die gescheiden zijn door een poort. Het bovenste deel is blijkens de fontein het echte paradijs. Er is minuscuul getekend een boom met twee figuren erbij en nog een groepje waarvan niet duidelijk is wat het moet voorstellen. De slang is niet te bespeuren. Van de poort loopt een bergrug naar de voorgrond en daarop staan Adam en Eva, naakt en alleen, kennelijk uit het Paradijs verdreven. Iets meer naar voren worden Adam en Eva door een engel met opgeheven zwaard naar de poort gedreven. Rechts en links van de bergrug stroomt een rivier en in de linker (gezien door de toeschouwer) zit Adam, in de rechter Eva tot het middel in het water. Op de linker oever van de rechtse rivier staat een jeugdige blonde in een rode mantel gehulde jongeman, die Eva doopt. Dit deel van de compositie doet sterk denken aan de gebruikelijke middeleeuwse voorstelling van de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper waarbij Jezus ook tot het middel ondergedompeld is. Dat hier iets anders bedoeld is, blijkt niet alleen doordat de doop hier Eva, dus een vrouw, betreft, maar de Doper heeft een vogelpoot en die komt nog juist even onder het rode kleed uit. Het is dus niet Johannes de Doper, maar dit moet Lucifer zijn. We hebben hier niet te maken met de sacramentele doop, maar met de rode doop, de doop door Lucifer die in de plaats treedt van de zonde van het eten van de verboden vrucht van de boom der kennis maar dezelfde uit- | |
[pagina 100]
| |
werking heeft, n.l. Eva en daardoor Adam wordt erdoor gebracht in de macht van de Tegenstander, van Lucifer, zoals een zwarte mis de betrokkene brengt in de macht van de Duivel. De inhoud van deze voorstelling vertoont overeenkomst met hetgeen in de Sagen der Juden (verzameld door Micha bin Gorion, Uitg. Rutten und Loenig, Frankfort a.M. 1913) verteld wordt op pg. 102 en 333, n.l. dat Adam, nadat hij uit het Paradijs was verdreven, in de Gihon, d.i. één der vier Paradijsstromen, n.l. de Nijl, onderdook tot aan de hals. Dat Eva dit in één der andere Paradijsstromen deed, en daar door Lucifer gedoopt werd, wordt in Sagen echter niet vermeld. Wel dat Semael (= Lucifer) in het rood gehuld was (pg. 337). Wie de drie toeschouwers zijn die deze rode doop gadeslaan op de linkeroever van de rechtse rivier, is niet duidelijk. Aangezien de catalogus geen enkele toelichting geeft op de inhoud der tentoongestelde werken en de tekst op de opengeslagen pagina voor zover leesbaar en begrijpelijk onvoldoende is om een beeld te geven van wat de tekenaar van het miniatuur tot uitdrukking heeft willen brengen, kan alleen getracht worden uit de voorstellingen der miniaturen iets betreffende de inhoud daarvan te achterhalen. In gevallen als dat van het miniatuur uit ms 10218-9 van de Kon. Bibl. te Brussel (cat. 222 fig. 62) is dat zonder tekst niet mogelijk, al kan wel gezegd worden dat het onderschrift ‘Jachttoneel’ misleidend is, want de drie afgebeelde herten hebben gouden geweien. De voorstelling moet dus betrekking hebben op zoiets als de St. Hubertus sage. Gaat het hier soms om de St Goar Sage? |
|