Het Boek. Serie 3. Jaargang 33
(1958-1959)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
VariaDe incunabel-drukkers Gerard (de) Leempt en Gerard LeeuIn het A.G.S. Journaal, een uitgave der Amsterdamse Grafische School van Dec. 1957, no. 2, komt op p. 20-23 een opstel voor, getiteld Incunabelen en geschreven door M.H. Groenendaal, de directeur van deze school. Er zou weinig reden zijn hier bij dit populaire, geïllustreerde artikeltje stil te staan, indien er niet een zeer eigenaardige bewering in te lezen stond. Sprekende over de eerste Nederlandse drukkers, die in 1473 te Aalst en te Utrecht verschijnen, schrijft de heer Groenendaal: (p. 21) ‘Hier (d.i. te Utrecht) zijn het de compagnons Nicolas Ketelaer en Gherard Leempt. Al spoedig gaan zij uit elkaar en we zien Gherard Leempt (nu als Gheraert Leeu) terug in Gouda, waar hij het prachtige boek Passionael drukt’. enz. Deze identificatie van Gerard (de) Leempt en Gerard Leeu is niet juist. De eerste vestigde zich, nadat de korte samenwerking met Ketelaer ten einde was, misschien eerst in Nijmegen. Zo hij tenminste de zich niet noemende Nijmeegse drukker is - gelijk bv. Holtrop, Campbell en Kruitwagen aannamen - van een drietal boeken, twee ervan met de datum 1479Ga naar voetnoot1. Heel zeker echter heeft Gerard Leempt later een drukkerij in Den Bosch gehad, waarvan ons thans een twaalftal uitgaven bekend zijn, met data van 1484-1488. Met het vermelden van zijn naam is hij zuinig; slechts in twee Bosse uitgaven, de CA. nommers 791 en 1451, komt die voor. Daar als ‘Gherardus leempt de nouimagio’. In dezelfde jaren dus dat Gerard Leeu in Gouda en Antwerpen werkte had Gerard Leempt een drukkerij, misschien al in Nijmegen en stellig in Den BoschGa naar voetnoot2. Ten overvloede kan nog vermeld worden, dat beiden geheel verschillende typen hebben gebruikt. Om te voorkomen, dat de onjuiste identificatie van de twee Gerards voort zou kunnen woekeren, leek het mij gewenst hier de aandacht te vestigen op deze vergissing van de heer Groenendaal.
's-Gravenhage, Jan. 1958. M.E. Kronenberg | |
SummaryRectification of the statement in a publication of the Amsterdam ‘Grafische School’ that the early printers Gerard (de) Leempt & Gerard Leeu are identical. | |
[pagina 230]
| |
Tentoonstelling van vroege Nederlandse drukken in the Library of congress te Washington
| |
[pagina 231]
| |
fitelijcke Oefeninghe vanden XV bloetstortinghen (Antw. Adr. van Berghen, c. 1510?; NK. 4267), vol houtsneden en klaarblijkelijk een unicum. Dan een editie van Den groten Herbarius (Antw. Cl. de Grave, 17 Juni 1514; NK. 1051), de eerste uitgave van de Divisiekroniek (Leiden, Jan Seversz., 18 Aug. 1517; NK. 613) met de houtsneden van Lucas van Leyden, en Dat Hantwerck der cirurgien van Hier. Brunschwig (Utr. Berntsz., 13 Jan. 1535; NK. 506). Dit om slechts een enkel stuk van al het moois te noemen. Schatten aan incunabelen zijn hier ook bijeen. Om me vooral bij de Noord-Nederlandse te bepalen, niet minder dan negen Goudse drukken van Gerard Leeu, de CA. nommers 304, 419, 560, 562, 811, 823, 1155, 1314 en 1755 (II), waaronder de eerste en een latere uitgave van de bekoorlijke Dialogus creaturarum. Van de weinige edities, in Utrecht bij Ketelaer en De Leempt verschenen, zijn er twee (CA. 263 en 711); van de anonieme Nijmeegse drukker uit 1479 eveneens twee (CA. 512 en 514). Dan menige druk van Bellaert te Haarlem, zo aantrekkelijk door de houtsneden, als Der Sonderen troest van Jac. de Theramo (15 Febr. 1484; CA. 1656) en het werk van Bartholomeus Anglicus, Vanden Proprieteijten der dinghen (24 Dec. 1485; CA. 258), benevens nog vijf andere zijner uitgaven (CA. 1092, 1095, 1343, 1376 en 1546). Van Peter Os in Zwolle zijn er Bernardus, Sermones van 1484-85 (CA. 275), Dat Vader boeck van Hieronymus (1 April 1490; CA. 938), een der uitgaven van Ludolphus de Saxonia, Dat Boec vanden leven o.l.h. ihesu cristi (15 Maart 1499; CA. 1185) en Der Bien boeck van Thomas Cantipratensis (15 Jan. 1488; CA. 1658), allemaal boeken met mooie houtsneden. Van Rich. Pafraet in Deventer is er Raymundus de Sabunde, Theologia naturalis, hier, later dan door Campbell - no. 1490 -, op c. 1485 gedateerd. Ook van Delftse en andere Utrechtse drukkers zijn heel wat uitgaven, en dan speciaal die met houtsneden, voorhanden. En vele Zuid-Nederlandse. De catalogus geeft tal van hoogst nuttige verwijzingen, naar oudere en meer recente bibliographieën. Daarbij een heel enkele opmerking. Aan de litteratuur over het Rosarium b. Mariae virginis (Antw. Ger. Leeu, 1489; no. 69) kan, hetgeen elders geregeld geciteerd wordt als Camp-Kronenberg, no. 1482b toegevoegd worden. Indien verder in de voorrede en bij no. 162, Coock boeck (Antw., Wede. Henr. Peetersen, 1560) in de noot bedoeld wordt, dat dit de eerste uitgave van een Nederlands kookboek in het algemeen is, dan kan ik toch niet nalaten te wijzen op Een notabel boecxken van cokeryen, c. 1514 bij Thomas van der Noot te Brussel verschenen (NK. 2530), waarvan Mart. Nijhoff ao. 1925 een facsimile-editie heeft gepubliceerd naar het blijkbaar unieke exemplaar te München. Een sporadische drukfout viel mij op. Bij no. 128 (2) moet voor Nijhoff-Kronenberg 248, 428 en bij no. 129 (2) voor id. 2129, 2192 worden gelezen. Van no. 135 is de datum niet 31, maar 13 Jan. En is verder de afbeelding tegenover het titelblad wel uit no. 117 en niet eerder uit no. 177 genomen? De vele reproducties in de catalogus geven een flauwe afschaduwing van al het moois dezer keurcollectie. Exemplaren zijn te verkrijgen bij de Superintendent of Documents van de Congress Library. Vergeleken met hetgeen in ons land tegenwoordig vaak voor geïllustreerde tentoonstellingscatalogi wordt gevraagd is de prijs van 30 Amer. centen bijzonder laag. | |
[pagina 232]
| |
Aan de Nederlandse en Belgische boekenliefhebbers, wie het niet gegeven is de verre tentoonstelling te bezoeken, biedt de catalogus een kleine compensatie voor het gemiste. En verder moeten wij er ons maar over verheugen, dat de roem van onze vroege drukkers in zo wijde kring weer meer bekend wordt.
's-Gravenhage, April 1958. M.E. Kronenberg | |
The society of indexersOp 30 maart 1957 vond te Londen in het gebouw van de National Book League een vergadering plaats waar G. Norman Knight M.A. zijn plan ontvouwde om tot oprichting van een vereniging van de engels sprekende samenstellers van systematische indexen te komen. Het bleek op deze vergadering dat een dergelijke vereniging in het belang van alle wetenschappen zeer wenselijk is; het bevreemdde de deelnemers dat deze idee niet eerder opgekomen was. Weinigen beseffen welk een ingrijpende rol de kunst van het indexmaken in het maatschappelijke leven speelt. Iemand heeft eens de goede publicatie zonder index vergeleken met een land zonder landkaarten - het is en blijft terra incognita. Een inadaequate of onintelligende indexGa naar voetnoot1 leidt tot misverstand en dwalingen die voor het beste werk schadelijk kunnen zijn. Zowel de criticus als de gewone lezer wenden zich vaak eerst tot de index om te zien wat hun in een publicatie te wachten staat. De index kan dus soms over het lot daarvan beslissen. Naast de indices die een organisch gedeelte van de wetenschappelijk verantwoorde publicatie uitmaken, zijn er de niet voor publicatie bestemde indices. Grote en kleine bedrijven, tijdschriften, research-instituten, bibliotheken, ja alles wat zich maar laat organiseren hangt in hoge mate af van de diensten van een goed aangelegde en goed functionerende centrale index. Op de vergadering bleek ook dat te veel engelse uitgevers de index van wetenschappelijke werken vaak door ondergeschikte krachten op het laatste moment en dus in grote haast laten samenstellen. In andere gevallen is de auteur verantwoordelijk voor de index; maar het is toch wel zo dat zeer vele auteurs het samenstellen van de index als een noodzakelijk kwaad, een tijdrovende bezigheid en zelfs als iets beneden hun waardigheid beschouwen. Dit ‘droge’ werk wordt dan aan een toegewijde ega of een zich toevallig voordoende hulp overgelaten. De ‘Society of Indexers’ was het logische gevolg van de door Norman Knight en de zijnen bijeengeroepen vergadering. Hier werd een vereniging voor het index-maken opgericht, die, zoals nu (na afloop van het eerste jaar van haar bestaan) blijkt, de eerste blijvende instelling van dien aard in de gehele wereld isGa naar voetnoot2. Het is toe te juichen dat de ‘Society’ haar belangstelling niet uitsluitend wil beperken tot het Britse Gemenebest en zelfs niet | |
[pagina 233]
| |
tot het engelse taalgebiedGa naar voetnoot1. Dit is in feite de reden van deze circulaire. De ‘Society of Indexers’ heeft, zoals men van een dergelijke Engelse stichting kan verwachten, vooral praktische doeleinden op het oog: het bereiken van een algemeen aanvaardbare standaardisatie; het vergaren van alle mogelijke gegevens, vooral van een ‘Who's Who’ bij het vervaardigen van indices - het z.g. ‘panel of indexers’, d.w.z. een reservoir waaruit leden van de vereniging als het ware kunnen putten wanneer zij óf hulpkrachten óf advies nodig hebben. Uit deze min of meer praktische idealen vloeit echter nog iets anders voort: de verantwoordelijkheid om een wakend oog te houden op het niveau van het index-maken (of nietmaken!). Behalve in een publicatie, die straks genoemd zal worden, geschiedt dit - sedert april 1958 - door middel van een praktische cursus in het index maken sub auspiciis societatis.Ga naar voetnoot2 Als ‘Corresponding Member of the Society of Indexers’ is het mijn aangename plicht in Nederland belangstelling voor het werk van deze vereniging op te wekken. Ik doe dit in het bewustzijn dat weinig landen buiten het engelse taalgebied zo nauw bij de problemen en belangen van de ‘Society’ betrokken zijn als juist Nederland. Publicaties in het engels zijn, vooral in academische kringen, sedert 1945 in grote mate toegenomen. Het is hierbij opvallend dat de kwaliteit van de indeling (waaronder het maken van een index valt) niet altijd gelijke tred houdt met de inhoud van de publicatie. Er zijn zelfs publicaties die wat hun vorm betreft als slordig moeten worden beschouwd. Dit is echter niet altijd een gebrek aan goede wil. Eén van de redenen hiervoor ligt naar mijn mening besloten in het feit dat Nederland geen algemeen geldende voorschriften bij het samenstellen van een bibliografie, index en dergelijke schijnt na te streven. Op dit gebied valt nog veel te doen, vooral daar waar Nederlanders die van de engelse taal gebruik maken zich aan min of meer gerechtvaardigde kritiek bloot stellen wanneer zij de algemeen aanvaarde maatstaven tot schade van hun publicaties verwaarlozen. Tenslotte moge ik nog Uw aandacht vestigen op de publicatie van de Vereniging: The Indexer. Van dit tijdschrift is pas het eerste nummer verschenen, dat wordt ingeleid met een geestige brief van Sir Harold Macmillan: - ‘I can scarcely conceal from you the fact that I am at present somewhat occupied with other matters’ -, gevolgd door de afdruk van een gelukwensend ‘Leader’ uit de Londense Times. Een nogal indrukwekkende lijst van meer dan 80 belangrijke recente publicaties die zonder een index zijn verschenen besluit dit informatieve tijdschrift. Rijksuniversiteit te Utrecht. W.S. Heckscher
Voor verdere inlichtingen wende men zich tot: The Hon. Secretary, The Society of Indexers, 3 Western Mansions, Western Parade, Barnet. Herts. England. |
|