| |
| |
| |
M.E. Kronenberg
De verspreiding van de Arenberg-collectie
In April 1884 schreef Conway in zijn werk over de Nederlandse houtsneden:
The only library of importance in Holland or Belgium which I was not able to see was that of the Duc d'Arenberg. It is understood to be for the present (since the death of the late Duke) packed away in boxes and absolutely inaccessibleGa naar voetnoot1.
De geschiedenis herhaalt zich en hetzelfde noodlot heeft mij, een vijftig tot vijfenzeventig jaar later, bij de samenstelling der Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540 getroffen. Thans, nu deze kostbare bibliotheek blijkbaar te gelde gemaakt en uit elkaar is gespat, schijnt het ogenblik gekomen iets te verhalen over al mijn vergeefse pogingen, het heiligdom Arenberg te betreden.
In zekere zin gelukkiger dan Conway en ik was wijlen Wouter Nijhoff er vroeger met veel moeite in geslaagd tot de bibliotheek te worden toegelaten, waar hij tal van Nederlandse post-incunabelen voor zijn wordende Nederlandsche Bibliographie hoopte te beschrijven. Bij een voorlopig oriënteringsbezoek in Mei 1914 werd afgesproken, dat hij daartoe in de maand September wat langer in Brussel zou komenGa naar voetnoot2. Noodlottig tijdstip. West-Europa in brand. En volgens latere betrouwbare berichten was de bibliotheek reeds in Juli '14 naar een veiliger haven gebracht, het kasteel Nordkirchen in Westfalen, een bezitting der Arenbergs.
Het is overbekend, dat de Belgische Staat na de oorlog beslag heeft gelegd op de goederen van het geslacht Arenberg, ten gevolge van
| |
| |
's Hertogen dienstneming in het Duitse leger. Waren onder die sequestratie ook de boeken begrepen? Klaarblijkelijk zijn ze nog vele jaren op Nordkirchen gehouden. En wanneer, ja wanneer, zijn ze België weer binnengekomen? En hoe? Clandestien? Oogluikend? Of met vlag en wimpel?
Ondertussen had ik tot de voltooiing van deel I onzer Bibliographie hetgeen Nijhoff me vertelde over de Arenberg-verzameling rustig aangehoord, in het vaste vertrouwen dat zijn optimistische lijfspreuk ‘Alles komt teregt’ dit keer een mooie kans kreeg waarheid te worden. Toen ik echter zelf de teugels in handen nam en alom bouwstoffen voor het tweede deel van ons werk ging verzamelen, scheen het ogenblik gekomen, dat ik ook de boeken in de Arenberg-bibliotheek moest trachten te beschrijven. Een lijst van een zestig tot zeventig onbeschreven Nederlandse post-incunabelen, ontleend aan Nijhoff's aantekeningen, maakte een bezoek aldaar in hoge mate gewenst.
Zo stak ik in de winter van 1925 van wal. Mij beroepend op de vroegere vergunning, aan Wouter Nijhoff verleend - een brief daarover van M.D. Laloire, de bibliothecaris der Arenbergs, was als kostbaar document bewaard -, verzocht ik, voorzetster van Nijhoff's bibliografisch werk, deze gunst op mij te willen overdragen. Van dit ogenblik af begint de reeks van ontmoedigende ervaringen, die de beroemde Arenberg-collectie mij in de loop der jaren heeft bereid. Op mijn brief, tot de Duc d'Arenberg te Brussel gericht, kreeg ik op 12 Febr. 1925 antwoord uit Bonn, Villa Aar, namens diens ‘Sécretariat (sic) Privé’, luidende:
‘Nous avons le regret de ne pas pouvoir vous donner accès aux archives du Palais d'Arenberg. Une très grande partie des ceux-ci est restée en Belgique, et une autre partie a été emballée pèle-mêle, dans des caisses pas encore déballées’.
Zelfs het Frans van 's Hertogen Secretariaat had zich blijkbaar niet op nationaal Belgisch peil kunnen handhaven.
Dit epistel is no. 1 van mijn omvangrijk dossier-Arenberg geworden. Het zou vermoeiend en eentonig worden in den brede uit te weiden over de brieven die ik in de loop der jaren tot tal van autoriteiten heb gericht, met het enige, zuiver wetenschappelijke doel, toegang tot de bewuste bibliotheek te verkrijgen. En altijd liep alles uit op nieuwe weigeringen en decepties.
Nu ik de bewaarde correspondentie weer doorloop, sta ik eigenlijk versteld, dat ik me nooit heb laten ontmoedigen. Berusting evenwel - zegt Flaubert niet terecht ‘la résignation est la pire des vertus’Ga naar voetnoot1? - ligt niet in mijn aard en zo ben ik, hoewel steeds sceptischer gestemd, voortgegaan ten bate van de Nederlandsche Bibliographie nieuwe
| |
| |
pogingen aan te wenden. Gecorrespondeerd over de aangelegenheid heb ik in de jaren 1925-56 met de Duc d'Arenberg, met Erich von Rath, L. Stainier, D. Laloire, Louis Paris, W. de Vreese, O. Zaretzky, met Archivdirektor Glasmeier te Velen in Westfalen, met de Präsident der Herzoglich Arenbergischen Hof- und Rentkammer Rintelen, met de Rijksarchivaris van België, met Konrad Haebler, Joseph Nève, Stephen Gaselee, met Pater Hildebrand, archivaris O.M.C. te Antwerpen (waar, naar het heette, de boeken in 1931 tijdelijk waren opgeslagen, tot de onderhandelingen met de Belgische Regering, die ze zou overnemen(!), waren beëindigd), met W. Menn, met Pater Matth. Verjans. En veel later, toen wereldoorlog II voorbij was, met H. de la Fontaine Verwey, met J.J. Mak, met le Père Landelin, archiviste der Arenbergs, met F. Schauwers. R. Apers en G. Schmook. Voeg daarbij de gesprekken, die ik, steeds voor hetzelfde doel, heb gehouden met de heer Rottier, de ‘administrateur’ van de Hertog, in Den Haag gevestigd, met de archivaris van de stad Mechelen, Dierickx, met Léonard Willems, N. Japikse, W. de Vreese, D. Laloire, E.P. Goldschmidt, J. Vellekoop en stellig nog met anderen.
Vrijwel door iedereen, bij wie ik schriftelijk of mondeling mijn belangen, die tegelijk algemeen Belgisch-Nederlandse belangen waren, heb bepleit, ben ik met de grootste welwillendheid bejegend. Op een zeer enkele uitzondering na. Het heeft mij getroffen, dat hoe nauwer het verband der geraadpleegden was met de Arenbergs, des te ontwijkender, soms zelfs onbetrouwbaarder, de antwoorden waren en des te geringer de bereidheid tot hulp.
Wat is er bijvoorbeeld overgebleven van de z.g. zeer vertrouwelijke mededelingen, door administrateur Rottier in een onderhoud (Dec. 1931) aan W. Nijhoff gedaan? Naar de heer Rottier beweerde waren er toen onderhandelingen met de Belgische Regering over de bibliotheek gaande, die in één of twee jaar, misschien wat langer, zeker tot een goed einde zouden komen. En stellig kregen Nijhoff en ik daarna de boeken te zien.
Mijn vertrouwen was inmiddels in die dagen reeds beneden het nulpunt gedaald. Ik had het stadium bereikt geen enkele belofte meer te geloven eer deze had geleid tot mijn enig doel, de boeken zelf onder ogen te krijgen. En sinds de geruchten waarschijnlijk begonnen te worden, dat ze opgeborgen waren in Capucijnerkloosters, aanvankelijk te Antwerpen, later te Edingen, waar ook de Hertog van Arenberg blijkbaar vrede en rust trachtte te vinden na een bewogen leven, had ik vrijwel alle hoop opgegeven, ze nog ooit te beschrijven. Een ijzeren gordijn onttrok ze aan ieders oog.
Het blijft merkwaardig, dat, ofschoon er na de tweede oorlog en misschien al eerder, naar verluidde, onderhandelingen over de Arenberg-bibliotheek met de Belgische Regering zijn gevoerd, de bibliothe- | |
| |
carissen der grote bibliotheken daar te lande, voor zover ik weet, geheel onkundig zijn gelaten van hetgeen er achter de schermen gebeurde. Men zou toch menen, dat dezen in de eerste plaats belanghebbend waren bij de nationale zaak. Misschien zal een ingewijde de praeludia van de tragedie later eens uiteen zetten. Nu de afloop voor België zeer droevig is geworden, zal men daartoe wellicht eerder geneigd zijn dan zolang er nog mogelijkheden van een betere oplossing in het zicht waren.
Van mijn kant heb ik altijd getracht de ruimste publiciteit te geven aan het mysterie Arenberg, in de hoop op deze wijze invloedrijke Belgische instanties tot handelend ingrijpen op te wekken. In de voorredes van mijn vier Aanvullingen op deel I van onze Ned. Bibliographie (later verwerkt in het tweede deel), die in de jaren 1925-34 zijn verschenen, kan men steeds weer iets over de onbereikbare Arenbergbibliotheek vindenGa naar voetnoot1. Ook in de Inleiding van ons tweede deel en in de verdere delen heb ik op hetzelfde aanbeeld geslagenGa naar voetnoot2.
Al blijkt dit alles ten slotte geen invloed te hebben gehad, het heeft mijn gemoed tenminste opluchting gegeven. Dank ik soms aan deze activiteit ten bate van de Belgisch-Nederlandse wetenschap de komische uitspraak van een satelliet der Arenbergs, (wiens naam ik niet ken, maar wel vermoed), mij door een welwillende geest overgebracht? Volgens deze beminnelijke persoon ‘krijgt dat Protestantse serpent van een Kronenberg de boeken van de Arenberg-collectie niet te zien, eer zij het hoofd neerlegt’.
De eerste ernstige onrust nopens de stabiliteit der verzameling is bij mij gewekt door een artikel van Byvanck in het Bulletin van de Oudheidkundige Bond van 1953Ga naar voetnoot3 over enkele handschriften van Nederlandse oorsprong, nu te New York en stammend uit de Arenberg-bibliotheek. De meeste waren toen nog in het bezit van de antiquair Seligmann, één ervan was reeds aangekocht door de Pierpont Morgan Library.
Een nieuw bewijs voor het uiteenspatten der collectie volgde. In de winter van 1954 zond het Provinciaal Archief der Minderbroeders Capucijnen te 's-Hertogenbosch, waarvan ik altijd de grootste welwillendheid en medewerking mag ondervinden, mij een hunner jongste acquisities ter beschrijving. Dat was het Suyverlijck boecxken int welcke staen veel schoone leysenen ende ghestelijcke liedekens. (Antwerpen, Vorsterman, 1540), een uitgave me bij name, maar niet de visu bekend en dus een zeer welkome bijdrage voor het volgende deeltje der Nederlandsche Bibliographie. Dadelijk ontdekte ik, hoewel de herkomst me niet werd meegedeeld, dat dit het blijkbaar unieke exemplaar Arenberg moest zijnGa naar voetnoot4. Want op de rug is een papiertje geplakt, blauw met wit, waarop
| |
| |
‘1289’. staat. Dit nommer nu stemt overeen met hetgene, dat De Vreese in de Bouwstoffen van het Middelnederlandsch Woordenboek X, p. 74 en 270 voor het Arenberg-exemplaar dezer uitgave vermeldt.
Op de verspreiding der bibliotheek wijst eveneens een artikel van V. Scholderer over een zeldzame Duitse incunabel, die uit de bibliotheek der Arenbergs in de Broxbourne Library (Ehrman) is belandGa naar voetnoot1.
Na alle voorgaande decepties en ervaringen meende ik verder gelaten tegenover de afbraak der bibliotheek te staan, maar de dubbele schok, die me op Dinsdag 1 Mei trof, heeft me toch nog één goede nachtrust gekost. Die morgen vond ik bij mijn ontbijt Catalogue no. 4 van Lathrop C. Harper te New York, bevattende ‘A selection of fine books & manuscripts.... Mainly from a distinguished European private library’. Een hoogst interessante catalogus, met 88 nos., waar ik me dadelijk in verdiepte. Het duurde niet lang, of ik begreep uit welke ‘distinguished European library’ de boeken afkomstig waren. Voor een bibliograaf zijn de aanwijzingen doorzichtig. Zo wordt er bij no. 16 vermeld ‘Campbell 597 (this copy)’; bij no. 27 ‘Nijhoff-Kronenberg III (Inleiding) 0496 (this copy)’; bij no. 58 ‘Nijhoff-Kronenberg, 1527; one of four copies known’; bij no. 87 ‘Nijhoff-Kronenberg III, 4231 (only one other copy known: Leyden)’. Wie deze diverse gevallen even bij Campbell en Nijhoff-Kronenberg onderzoekt, zal zien dat overal uitsluitend van het Arenberg-exemplaar sprake kan zijn.
Terwijl ik op diezelfde memorabele 1e Mei nog bezig was de Amerikaanse catalogus te excerperen, daar kwam de heer Nijhoff aan de telefoon, met een veel sensationeler bericht. Hij was opgebeld door een bekend Amerikaans handelaar, tijdelijk in Europa. Deze bood de ‘hele’ Arenberg-bibliotheek te koop aan en nodigde hem uit iemand naar Parijs te zenden ter bezichtiging van de collectie. Er was haast bij, en geheimhouding werd verzocht. Reeds hadden de heren Nijhoff en Brummel de zaak besproken en gezamenlijk uitgemaakt, dat ik de aangewezen persoon was om de verzameling in Parijs te gaan inspecteren. Dat voorstel heeft me een uur van hevige tweestrijd gekost, maar ten slotte heb ik het afgewezen. Hoofdmotief van mijn weigering was wel de spoed, waarmede gehandeld moest worden. Bibliografische onderzoekingen, ik weet het uit lange ervaring, vragen nu eenmaal hun tijd. En wat moest en kon ik te Parijs anders verkrijgen dan zeer oppervlakkige resultaten zonder mijn eigen omvangrijk, niet te transporteren bibliografisch vergelijkingsapparaat? Ook mijn leeftijd en het enigszins benauwende gevoel, niet voor eigen risico, doch als verantwoordelijk raadgeefster van een ander te moeten optreden, steunden mijn besluit te weigeren.
Zo is er van deze mogelijke aankoop niets gekomen. Wel heb ik er
| |
| |
nog op aangedrongen de Amerikaan te raden zijn boeken aan een der grote Belgische bibliotheken te verkopen. Hij schijnt daarop, zover ik weet, niet te zijn ingegaan. Ik vraag me af, of men soms reeds te verheugd was de collectie veilig buiten België te hebben gebracht en onderhandelingen met instanties van dat land uitgesloten waren. Wat is er verder mee geschied? Vrijwel zeker zal het de verzameling zijn, thans in de Catalogi 83 van H.P. Kraus (N. York 1957) en 23 van William H. Schab (N. York 1957) opgenomen en die Europese bibliotheken voor een deel reeds tegen hoge prijzen hebben aangekocht. Want het kunnen moeilijk dezelfde Arenberg boeken zijn geweest, die te koop werden geboden in Catalogue no. 42 van Gilhofer en Ranschburg, Lucerne als ‘Livres et gravures anciens rares et précieux.... mainly from a famous Ducal collection.... Exhibited and for Sale July through September 1956’. De termijn tussen begin Mei en Juli schijnt te kort om zulk een verzorgde, geïllustreerde catalogus samen te stellen en te laten drukken. Wel is met deze ‘famous Ducal collection’ luce clarior weer de Arenbergse bedoeld. Bij no. 76, een verzamelband, waarin zich, met NK. 3389 en 3629, Dorlandus, Historie van S. Anna. (Antwerpen, Gov. Bac), 1501 bevindt, wordt vermeld ‘Nijhoff-Kronenberg, III, (Inleiding) 0371 (this copy not seen)’Ga naar voetnoot1. In Inleiding III is daar uitsluitend het exemplaar Arenberg genoemd, terwijl ons ook bekend was, dat van NK. 3389 en 3629 exemplaren in de bibliotheek waren.
Het blijft merkwaardig, dat er tot het laatst toe van de Arenberg-bibliotheek een fluïde van geheimzinnige onwaarschijnlijkheden uitgaat. Zelfs de Amerikaanse antiquair, die de ‘volledige’ Arenberg collectie aan Nijhoff te koop bood, moet er lichtelijk door besmet zijn geraakt. Want er kan geen sprake van zijn, dat hij de gehele Arenberg-bibliotheek in zijn bezit had. Getuige in de eerste plaats de voorafgaande Catalogue Lathrop C. Harper no. 4. En niet minder, dat, naar mij kort daarop is gebleken, een zeer aanzienlijk deel van de collectie Arenberg al in Juni '55 was aangekocht door de Amerikaanse verzamelaar Lessing J. Rosenwald van de Alverthorpe Gallery te Jenkintown in PensylvaniaGa naar voetnoot2. Sinds ik einde Juni '56 een vraag tot deze richtte,
| |
| |
heb ik de meest verrassende en voor de Nederlandsche Bibliographie hoogst productieve relaties met hem mogen onderhouden. Het is alsof een deel van de ci-devant Arenberg-bibliotheek, na jarenlang door een boze fee te zijn beheerd, thans, aan gene zijde van de Atlantische, in de handen van een allerbeminnelijkste zusterfee is overgegaan.
De heer Rosenwald is blijkbaar niet slechts een vermogend collectioneur, maar, al noemt hij zich bescheidenlijk ‘amateur’, tevens voortreffelijk op de hoogte van zijn bezit en toegerust met de scherpe opmerkingsgave en de volmaakte nauwkeurigheid, die een goed boekenkenner behoort te bezitten.
Zijn uitermate vriendelijk plan, de aanwinsten uit de Arenberg-verzameling tijdelijk naar Nederland en België te zenden ‘for exhibition and study’ heb ik, mede in overleg met Dr. L. Brummel, gemeend te moeten ontraden. Nog altijd weten wij hier niet, hoe officiëel België staat tegenover de wellicht clandestiene uitvoer van het Arenberg bezit. Zo er slechts een schijn van gevaar bestaat, dat beslag op de collectie zou gelegd kunnen worden, mag zulk een ramp de huidige bona fide eigenaar niet worden aangedaan. Wel heb ik zijn loyale geste met enig hartzeer afgewezen. Zou het geen unieke gelegenheid zijn geweest een aantal zeldzame voormalige Arenberg-boeken te beschrijven, nog ‘eer ik het hoofd neerlei’?
Het is mij ondertussen toch gelukt, dank zij foto's en dank zij grote vellen met nauwkeurige aantekeningen van de heer Rosenwald, beschrijvingen voor NK. III. 11 te maken van een twaalftal mij onbekende Nederlandse post-incunabelenGa naar voetnoot1. Na de vorige slechte ervaringen een niet al te onbevredigend slot van mijn Odyssee.
Ik heb getracht in een Bijlage de reconstructie te geven van het bezit der Arenbergs aan Nederlandse post-incunabelen, verdeeld over drie lijsten. De eerste bevat 74 boeken, alle nu in veilige havens. Hiervan zijn er 53 in de Alverthorpe Gallery van L.J. Rosenwald beland, 1 in het Provincialaat der Minderbroeders Capucijnen in Den Bosch, 1 in de Stads-Bibliotheek van Antwerpen, 6 in de Kon. Bibliotheek te Brussel, 3 in de Kon. Bibliotheek te 's-Gravenhage, 1 in de Univ. Bibliotheek te Amsterdam en 9 in Cambridge University Library; van 4 stuks der laatste is het wel zeer waarschijnlijk, maar niet absoluut zeker, dat ze uit de Arenberg-bibliotheek afkomstig zijn.
| |
| |
In de 2e lijst worden 15 Nederlandse post-incunabelen vermeld, 12 ervan nu in handen van antiquairs, en die dus geenszins reeds een stabiele verblijfplaats hebben verworven. Drie ervan zijn aan niet genoemden verkocht.
De 3e en laatste lijst telt 71 boeken, die op drift zijn, waarvan er mogelijk enkele, gelijk ik heb aangegeven (op zijn hoogst een 5 tal), reeds in de eerste en tweede lijst genoemd worden. Bij de 71 zijn er een stuk of 19, die nog niet door mij beschreven zijn. Schuilde van deze 71 boeken soms het een en ander bij de z.g. ‘gehele’ collectie-Arenberg, die de Amerikaanse handelaar in Mei 1956 aan Nijhoff te koop bood? Of wachten ze rustig in België hun beurt af, om bij een volgende gelegenheid te gelde te worden gemaakt?
Ik sta geenszins borg voor de nauwkeurigheid of de volledigheid van de 3e lijst. Gelijk men weet dank ik mijn gegevens over het bezit der Arenbergs niet aan eigen aanschouwing, maar aan notities, jaren geleden overgenomen van Wouter Nijhoff. Als ik het me goed herinner, waren dit aantekeningen, ten dele door hemzelf gemaakt bij zijn kort bezoek aan de bibliotheek, en voor een ander deel weer ontleend aan een lijstje, hem door De Vreese verstrekt. En sinds mij is gebleken uit de opgaven van de heer Rosenwald, dat hij menig boek uit de Arenberg-bibliotheek heeft verworven, waarvan ons vroeger het bestaan in deze ‘famous Ducal collection’ niet bekend was geworden - zo o.m. Anthonii Middelburgensis, Cassander, Casus papales, Gropretius, Torrentinus -, acht ik het waarschijnlijk, dat meer ons onbekende zwervers, daaruit afkomstig, nog rondwarend zijn.
Zover ik weet vertonen Arenberg-boeken geen ex-libris. Of is dit soms vóór de verkoop verwijderd? Wel schijnen ze af en toe nommers te hebben. In sommige gevallen vond ik die vermeld bij Nijhoff's opgaven en vermoedelijk waren ze hem door De Vreese verschaft. De laatste noemde ze immers ook nu en dan, gelijk ik hierboven memoreerde naar aanleiding van het Boecxken int welcke staen veel schoone leysenen ende ghestelijcke liedekens, thans in 's-Hertogenbosch terecht gekomen. Voor zover deze nommers me indertijd zijn overgeleverd, heb ik ze in lijsten II en III vermeld (bv. ‘Arenb. 967’ enz.). De mogelijkheid bestaat, dat een dergelijk cijfer zou kunnen leiden tot de identificatie van een Arenberg-exemplaar. Ik weet ook niet, of de nommers steeds op dezelfde wijze zijn aangebracht. Maar voor alle zekerheid geef ik hier de beschrijving van hetgeen op de rug van bovengenoemd Boecxken staat, een kenmerk, dat ik later eveneens aantrof op twee recente Arenberg-aanwinsten van de Kon. Bibliotheek te Brussel en van twee andere onzer Kon. Bibliotheek. Het is een papiertje zonder enige allure, eer een prijsetiket voor een eenvoudige winkel: ovaal, geschulpte rand, groot 20 × 15 mm. Blank middelveld, 13 × 9 mm., waarin het nommer geschreven is, gevat in dubbele blauwe lijnen- | |
| |
lijst en daaromheen rand, c. 3 mm. breed, van fijne blauwe streepjes, ik schat een 120-tal, loodrecht op de lijnen van de lijst geplaatst.
Hiermede geloof ik mìjn Arenberg ervaringen te kunnen besluiten. Ik vertrouw dat dit eenzijdige verhaal van Belgische kant aanvullingen of rectificaties zal mogen en moeten verkrijgen. Het is nauwelijks aannemelijk, dat niemand daar van het Arenberg drama op de hoogte zou zijn. En ten eeuwigen dage zullen 't zij politieke, 't zij kerkelijke belangen, ofwel persoonlijke consideraties zich toch niet tegen de onthulling van een zuiver wetenschappelijke aangelegenheid blijven verzetten? Hoe men de zaak keert, voor België blijft het diep betreurenswaardig en misschien ook beschamend, dat men er niet in is geslaagd, de prachtige verzameling ten algemenen nutte voor het land te behouden. Dat zich daarin menig boek bevond uit vroegere beroemde Belgische collecties, o.a. vele uit die van Serrure, maakt het verlies des te spijtiger. Een schat van ruim 100 Nederlandse incunabelen en van op zijn minst 150 Nederlandse post-incunabelen, waarbij unica, had men zich niet mogen laten ontgaan. Om nog niet te spreken van alle buitenlandse vroege drukken en van de uitgaven na 1540, waarover mij geen gegevens bekend zijn.
Voor wie deze droevige gebeurtenis van iets groter afstand beschouwt biedt ze één lichtpunt. Is het ten slotte niet gelukkig, dat de boeken eindelijk weer in de handen zijn gekomen of zullen komen van eigenaars, die begrijpen, dat wetenschappelijk bezit verplichtingen oplegt? Beter daar, zelfs ver over zee, dan in 't nabije land, waar hun heer en meester ze jarenlang ongebruikt en ongezien, als afgedankte schoenen, heeft laten staan.
's-Gravenhage, Oct. 1957.
| |
Summary
The dispersion of the Arenberg collection
Since the Arenberg collection is being dispersed, and has been sold for a great part to American dealers, the author assumes that the right moment has come to tell about her long and unfruitful efforts to visit this famous ducal Belgian collection, in behalf of research work for the Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540. It is very much to be regretted that the Belgian Government has failed in securing the Arenberg books for the country. Still as a matter of fact it seems better to see them dispersed and even in the hands of distant owners, who know that possessing works of scientific value imposes obligations, than to have them standing in Belgium, unused for years and years.
Lists are added of Arenberg Low Country post - incunabula, now in a safe harbour, and of others, either still wandering about or unknown where at present.
| |
| |
| |
Bijlage
I. Nederlandse post-incunabelen, vroeger in de Arenberg-collectie, waarvan de huidige verblijfplaats bekend isGa naar voetnoot1
Anthonii Middelburgensis, Jac., De praecellentia potestatis imperatoriae. Antw., Th. Martinus Alost., 1 April 1502 (= 1503). 4o. - NK. 120. |
○ ○ ○ □ Articulen, Hondert, van der passien o. heeren. Antw., H. Eckert van Homberch, z.j.? (c. 1510?). 8o. - NK. 055. |
□ Berch van Calvarien. Antw., W. Vorsterman, (c. 1521?). 8o. - NK. 094. |
**□ Bernardus, S., Boecxken van verduldich lijden. Haarlem, (H. Jansz. van Woerden, c. 1506). 8o. - NK. 099. |
- -, Leven van. Omelien, enz. Antw., Cl. de Grave, 21 Febr. 1515. 2o. - NK. 286. |
** Biblia. Parabolae s. Proverbia Salomonis. Dev., Alb. Pafraet, 1519. 4o. - NK. 334. |
Boccaccio, Vanden doorluchtighen.... mannen ende van haren wercken. Antw., Cl. de Grave, 1526. 2o. - NK. 428. |
- -, Vanden doorluchtighen.... vrouwen ende van haren wercken. Antw., Cl. de Grave, 13 Nov. 1525. 2o. - NK. 2521; is vermoedelijk ook NK. 0197. |
Boeck der inghelen. Brussel, (Th. van der Noot), 18 Nov. 1517. 2o. - NK. 431. |
□ Boeck (Tbouck) van wondre. Brussel, Th. van der Noot, 30 Aug. 1513. 4o. |
⊤ □ Boecxken int welcke staen veel schoone leysenen, enz. Antw., W. Vorsterman, 1540. 8o. - NK. 0789. |
Boecxken.... voer allen visschers ende vogheleers. (Antw., H. Eckert van Homberch of G. Bac? c. 1507?). 4o. - NK. 2535. Soms identiek met NK. 0209? |
○ ○ Boethius, De consolatione philosophiae. Dev., Rich. Pafraet, 20 Dec. (?) 1502. 4o. - NK. 2539. |
○ ○ ○ Bonaventura, S., Prickel der minnen. Antw., H. Eckert van Homberch, 22 Jan. 1519. 8o. - NK. 469. |
Boutillier, Jean, Somme ruyrael. Antw., H. Eckert van Homberch, 25 Nov. 1503. 2o. - NK. 480. Ex. Serrure. |
[*-, -, -. Antw., Cl. de Grave, 27 Juni 1520. 2o. - NK. 481.] |
Brunschwig, Hier., Die distellacien ende virtuyten der wateren. Brussel, (Th. van der Noot), 30 April 1517. 2o. - NK. 505. |
- -, Dat hantwerck der cirurgien. Utr., J. Berntsz., 13 Jan. 1535. 2o. - NK. 506. |
□ Cassander, Georg., Supputatio Romanorum et Grecorum numismatum, etc, Gent, J. Lambrecht Lettersteker, 20 Maart 1537 (= 1538?). 8o. - NK. 0266. |
| |
| |
Cassianus, Joh., Der ouder vader collacien. Antw., M. Hillen van Hoochstraten, 26 Sept. 1506. 2o. - NK. 526. |
□ (Castelein, Matth. de?), Pyramus ende Thisbe. Antw., H. Peetersen van Middelburch, (c. 1540 of iets later). 4o. - NK. 0270. |
Casus papales, episcopales et abbatiales. Antw., G. Bac, (c. 1502). 4o. - NK. 2598. Ex. Serrure. |
Cronijke van Brabant, Hollant, Seelant, Vlaenderen. Antw., (J. van Doesborch), Oct. 1512. 2o. - NK. 652. |
- van Brabant, Vlaenderen, Hollant, Zeelant. Antw., J. van Doesborch, 1518. 2o. - NK. 653. |
Destructie van Troyen. Antw., J. van Doesborch, (c. 1510-15?). 2o. - NK. 4137. |
Evaluacie boecxken van 1 Maart 1526 (= 1527). Amst., Doen Pietersz., (eind 1526 of begin 1527). 4o. - NK. 889. Ex. Serrure. |
○ □ Eyb, Albrecht von, Dat regiment vanden huwelijcken staet. Antw., Cl. de Grave, 31 Aug. 1512. 4o. - NK. 0496. Het ex. Cat. Lathrop C. Harper 4 (1956), 27. |
Fasciculus mirre. Antw., H. Eckert van Homberch, 18 Jan. 1518. 4o. - NK. 923. |
□ Foertuynen troost, Der. (Brussel, Th. van der Noot, c. 1512). 4o. - NK. 0513. |
○ ○ ○ Gemma vocabulorum. Antw., H. Eckert van Homberch, 11 Jan. 1505. 4o. - NK. 4231. |
Gropretius, Rob., Regimen sanitatis, etc. Gent, J. Lambrecht Lettersteker, 1538. 4o. - NK. 3128. |
Herbarius, Den groten. Antw., Cl. de Grave, 17 Juni 1514. 2o. - NK. 1051. Soms identiek met NK. 0596? Ex. Serrure. |
-, -. (Utr.?), J. van Doesborch, 18 Jan. 1532. 2o. - NK. 3145. |
[* Herp, Heynr., Groote ende nieuwe spieghel der volcomenheit. Antw., Wede. R. van den Dorpe, Mei 1501. 8o. - NK. 1062. Het ex. Cat. Lathrop C. Harper 4 (1956), 36.] |
* -, -, -. Antw., H. Eckert van Homberch, 7 Oct. 1512. 8o. - NK. 1064. Ex. Serrure. Tweede ex. bij L.J. Rosenwald. |
Hieronymus, S., Vitaspatrum of Vaderboeck. Leiden, J. Seversz., 8 Jan. 1511. 2o. - NK. 1079. |
Historie van Margarieten van Lymborch, enz. Antw., W. Vorsterman, 1 Oct. 1516. 2o. - NK. 3168. |
□ - van Melusine. Antw., H. Eckert van Homberch, 4 Jan. 1510. 2o. - NK. 0622. Ex. Serrure? |
- van Olyvier van Castillen. Antw., H. Eckert van Homberch, (c. 1510). 2o. - NK. 3170. |
□ - van Sydrac. Antw., W. Vorsterman, 20 Febr. 1516. 2o. - NK. 1096 en NK. 0627. |
○ ○ ○ Hore de domina sec. usum regularium. Antw., H. Eckert van Homberch, 27 Juli 1520. 8o. - NK. 3187. |
(Jacobus de Voragine), Passionael I-II. Antw., H. Eckert van Homberch, 25 Jan. en 31 Mei 1516. 2o. - NK. 1195. |
(Johannes de Ketham), Fasciculus medicine. Antw., Cl. de Grave, 1529. 2o. - NK. 3265 (ook bll. 5-84). |
(-), -. (Antw.), C(l. de) G(rave), z.j.? 2o. - NK. 3266 (ook bll. 1-5). |
| |
| |
Kalengier, Der scaepherders. Antw., W. Vorsterman, 1516. 4o. - NK. 1259. |
[* (Laurent, Frère), Somma le roy of Des conincx somme. Leiden, J. Seversz., 20 Maart 1504. 4o. - NK. 1331. Het ex. Cat. Lathrop C. Harper 4 (1956), 50.] |
□ Legende van S. Katharina van der Seyn. Antw., H. Eckert van Homberch, 3 Nov. 1509. 4o. - NK. 0772. Ex. Enschedé? |
Letanien, Die gulden. Leiden, J. Seversz., 1514. 8o. - NK. 1347. |
Ludolphus de Saxonia, Leven o.l. heeren Ihesu Christi. Antw., H. Eckert van Homberch, 1503. 2o. - NK. 1407. |
**□ Meditacie, Soete, hoe dat die verloren siel.... gevonden is. Z.p.n.j.? (Antw., W. Vorsterman, c. 1510?). 8o. - NK. 0885 (= 0884). |
Mercator, Ger., Literarum latinarum scribendarum ratio. Leuven, R. Rescius, Maart 1540. 4o. - NK. 3525. |
* Miraculen van o.l. vrouwe. Leiden, H. Jansz. van Woerden, 1503. 4o. - NK. 1527. Het ex. Cat. Lathrop C. Harper 4 (1956), 58. |
○ ○ ○ □ Oeffeninghe tot een yeghelike choor der enghelen. 's-Hertogenb., L. Hayen, 3 Dec. 1518. 8o. - NK. 0929. |
Oorspronck onser salicheyt. Antw., J. van Doesborch, Mei 1517. 2o. - NK. 1628. |
Ordonnancien, Keyserlyke, edicten, statuten, enz. Gent, P. de Keysere, 15 Nov. 1531. 4o. - NK. 3639. |
□ Regiment der gesontheit. Antw., J. van Doesborch, (c. 1510?). 4o. - NK. 01033. |
* Rosemondt, Godsc., Boecxken vander biechten, enz. Antw., H. Eckert van Homberch, 8 Nov. 1517. 8o. - NK. 1814. |
Schip(Tscep)vol wonders. (Brussel, Th. van der Noot) voor (Cl. de Grave) te Antwerpen, 17 Juni 1514. 2o. - NK. 1875. |
Sermonen op die ewangelien, enz. Den Hem bij Schoonhoven, Regulieren, 20 Maart 1501. 2o. - NK. 1896. |
○ ○ ○ Souter, S. Franciscus. Antw., H. Eckert van Homberch. 8o. - NK. 1912. |
Spelen van zinne. Gent, J. Lambrecht Lettersteker, 31 Aug. 1539. 4o. - NK. 1926. |
□ Spiegel der duecht ende der eerbaerheyt. Brussel, Th. van der Noot, 14 Aug. 1515. 4o. - NK. 01115. Ex. Borluut. |
Spiegel van Sassen. Antw., W. Vorsterman, (c. 1504). 4o. - NK. 1931. |
Sylvius, Petr., Tfundament der medicinen ende chyrurgien. Antw., W. Vorsterman, 17 Maart 1540. 2o. - NK. 1972. |
□ Torrentinus, H., Orationes familiares. 's-Hertogenb., L. Hayen, 1509. 4o. - Ex. Serrure. |
Troost, Der sielen. Antw., H. Eckert van Homberch, 12 Nov. 1502. 2o. - NK. 2081. |
* Vertroestinghe der ghelatenre menschen, enz. Leiden, H. Jansz. van Woerden, 3 Sept. 1502. 8o. - NK. 2147. Ex. Serrure. |
* -. Antw., (A. van Berghen), 31 Mei 1504. 8o. - NK. 2148. Defect. |
[* Vincentius Bellovacensis, Den spieghel historiael. Antw., Cl. de Grave, 22 Sept. 1515. 2o. - NK. 2160. Het ex. Cat. Lathrop C. Harper 4 (1956), 84.] |
| |
| |
□ Vocabulario para aprender Franches, Espannol y Flaminco. Antw., W. Vorsterman, 14 Nov. 1520. 4o. - NK. 01236. Ex. Serrure? |
Vruchten des lijdens ende der passien o.l. heren Ihesu Christi. Leiden, (H. Jansz. van Woerden, c. 1501). 8o. - CA. 1774 en 1227; NK. 4079. |
Waerde vander marck van 29 Jan. 1528. Amst., Doen Pietersz., (1528). 4o. - NK. 2192. Ex. Borluut-Serrure. |
Ximenez de Prexano, P., Dat licht der kerstene. Brussel, (Th. van der Noot voor Doen Pietersz.) te Amsterdam, 20 Nov. 1518. 2o. - NK. 2217. |
| |
II. Nederlandse post-incunabelen, afkomstig uit de Arenberg-collectie, thans in het bezit van (of verkocht aan onbekenden door) boekhandelaren en vermeld in hun catalogiGa naar voetnoot1
Albertanus Causidicus Brixiensis, De doctrina dicendi et tacendi. (Antw.), G. Bac, (c. 1501). 4o. - CA. 68; NK. 2259; C2. |
□ Bethlem, Devoote meditacie op die passie o.l. heren. Antw., W. Vorsterman. 8o. - A 5; Arenb. 967. Beschrijving ontvangen voor NK. III. 11. |
Boethius, De consolatione philosophiae. Dev., Jac. de Breda, 1506. 4o. - NK. 456; C 208. |
Bonaventura, S., Prickel der minnen. Leiden, Jan Seversz., 25 Aug. 1511. 8o. - NK. 468; C 210. |
Cronyke van Brabant, Vlaenderen, Hollant, Zeelant. Antw., J. van Doesborch, 1518. 2o. - NK. 653; A 14. |
Dorlandus, Petr., Historie van Sinte Anna. (Antw., G. Bac), 1501. - NK. 0371; B 76 (2). Verkocht; onbekend aan wie. |
Fasciculus mirre. Antw., H. Eckert van Homberch, 18 Jan. 1518. 4o. - NK. 923; A 28 (is dit een 2e ex. Arenberg? zie ook lijst I). |
Ghetijden van o.l. vrouwen. Parijs, Th. Kerver, 16 Nov. 1512. 8o. - NK. 3087; A 41. |
Leven o.l. heren Ihesu Cristi. Leiden, H. Jansz. van Woerden, (c. 1503). 8o. - NK. 3389; B. 76 (1). Soms identiek met NK. 0787, lijst III? Verkocht; onbekend aan wie. |
Missale Tornacense. Antw., C. van Ruremund voor M. Hillen van Hoochstraten en W. Vorsterman, 18 Oct. 1527. 2o. - NK. 3539; A 59. |
Nicolaus V, Confirmatio et approbatio statutorum synodalium et curiae Leodiensis. (Leuven), Th. Martinus Alost., 15 Jan 1501. 4o. - NK. 3604; A 79 (2). |
Oefeninghe vanden weghe der zuveringhen. (Antw., W. Vorsterman, c. 1505?). 8o. - NK. 3629; B 76 (3); Arenb. 441. Verkocht; onbekend aan wie. |
Souterliedekens. Antw., S. Cock, 12 Juni 1540. 8o. - NK. 1916; A 64. |
-. Antw., S Cock, 12 Juni 1540. 8o. - NK. 1919; A 65. |
Spiegel van Sassen. Antw., W. Vorsterman, (c. 1504). 4o. - NK. 1931; A 23 (een der 3 exx.). |
| |
| |
| |
III. Nederlandse post-incunabelen, eens in de Arenberg-collectie, waarvan de huidige verblijfplaats nog onbekend is
Adam, Den ouden, uitg. door Luther. Antw., Cl. de Grave, 13 Maart 1521. 4o. - NK. 2228. |
Bedrog der vrouwen. Utr., J. Berntsz. - NK. 087. |
Beghijncken van Parijs. Antw., J. van Ghelen, (na 1540?). - NK. 090. |
Berlaimont, N. van, Vocabulare (Vla. - Fra.). Antw., W. Vorsterman, 1536. 4o. - NK. 098. |
-, -, -. Antw., W. Vorsterman, 1540. 4o. - NK. 279. |
Bernardus, S., Boecxken van verduldich lijden. Antw., W. Vorsterman, 1521. - NK. 0100; Arenb. 966. |
(-, -), - - - -. Amst., Doen Pietersz., (c. 1530?). 8o. - NK. 2402; Arenb. 443. |
-, -, Onser l. vrouwen souter. Den Hem bij Schoonhoven, Regulieren, 1503. 8o. - NK. 0101; Arenb. 880. Soms bll. 89-120 van NK. 1502? |
Biblia. Psalterium. Leiden, J. Seversz. - NK. 0131; Arenb. 812. Soms een der Ned. edd., NK. 359, 363 of uitgave op te nemen in NK. III. 11? Mogelijk Cat. W.H. Schab 23 (N.Y. 1957), 39. |
Bijbel. Den duytschen Souter. Antw., (A. van Berghen), 30 Aug. 1508. 8o. - NK. 362; Arenb. 810. |
-. N. Testament. Keulen, H. Fuchs, 1525. 8o. - NK. 2459; Arenb. 287. Compleet? Of slechts dl. IV-V? |
Boecxken vanden inwendighen navolgen des levens ende des cruces o. heren. Antw., H. Eckert van Homberch, 2 Mei 1514. 8o. - NK. 445. |
- - - -. Antw., H. Eckert van Homberch, 10 Juli 1516. 8o. - NK. 0207; Arenb. 449. |
- - - -. Antw., M. Hillen van Hoochstraten. 8o. - NK. 447; Arenb. 957. |
Bonaventura, S., Boec van die IV oeffeningen. 1511. 8o. - NK. 0215 of andere ed.? Arenb. 481. |
Boutillier, Jean, Somme ruyrael. Antw., Cl. de Grave, 3 April 1529. 2o. - NK. 482. |
Breviarium ecclesie d. Gudile oppidi Bruxellensis. (Parijs? W. Hopyl? voor W. Houtmart?) te Brussel, 1505. 8o. - NK. 0229. |
Copie des briefs van Marcus van Wees aen die Gelderschen. (1528). - NK. 0317; Arenberg 514. |
(Cornelius Aurelius), Cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant. Leiden, J. Seversz., 18 Aug. 1517. 2o. - NK. 613. Of misschien de ed. met toegevoegd 2e deel van Juni 1530, NK. 614? Arenb. 550. |
Crone, Die keyserlike, ons heren. Antw., H. Eckert van Homberch, 1518. 8o. - NK. 649. |
Cronike van Brabant, Vlaenderen, Hollant. Zeelant. Antw., J. van Doesborch, Juni 1530. 2o. - NK. 654. |
Cronike, Die excellente, van Vlaenderen. Antw., W. Vorsterman, 11 Juli 1531. 2o. - NK. 659; Arenb. 309. |
(David ab Augusta), Profectus religiosorum in duytschen. Zwolle, P. Os van Breda, Maart 1503. 4o. - NK. 692. |
| |
| |
Destructie van Ierusalem. (Antw., H. Eckert van Homberch?). 4o. - NK. 0353. Soms NK. 705 of 4136? |
Dialogus (dyalogus) tusschen Salomon ende Marcolphus. Antw., H. Eckert van Homberch, 1501. 4o. - NK. 4216; Arenb. 1041. |
Dionysius Carthusianus de Leewis, Tractaet vanden loflijken maeghdelijken leven. 's-Hertogenb., L. Hayen, (op kosten van de Karthuizers te Vucht, c. 1510). 8o. - NK. 719. |
Fasciculus myrre. Antw., voor R. Bollaert. - NK. 0503; Arenb. 444. Vermoedelijk de ed. van S. Cock voor Bollaert, NK. 928. |
Forma subventionis pauperum apud Hyperas. (Parijs?) voor (Jasp. vanden Steen? te) Yperen, 1531. 8o. - NK. 0519 en NK. III. 11. |
G(h)edicht(e) vander schade.... gheschiet van die vloet des waters 1530. (Antw., 1530). 8o. - NK. 0533; Arenb. 515. |
G(h)edicht van die wonderlike teykenen.... in Portegale. 1531. - NK. 0534; Arenb. 513. |
Gedicht wt den brieven van paus Clemens VII ende Karolus V. - NK. 0535; Arenb. 516. |
Gemma gemmarum. Antw., M. Hillen van Hoochstraten, 1515. 4o. - NK. 3065. |
Gerson, Joh., Boec dienende geestelike ende wairlike personen. Den Hem bij Schoonhoven, Regulieren, 17 Juni 1504. 8o. - NK. 993; Arenb. 810. |
-, -, Boecxken vanden XV teekenen, enz. Antw., 1503. - NK. 0552. |
Getijden van o.l. vrouwen. Parijs, W. Hopyl, 10 Sept. 1500. perk. - NK. 3085; Arenb. 1191. Identiek met NK. 0555? Vermoedelijk Cat. W.H. Schab 23 (N.Y. 1957), 21. |
-. Parijs, Th. Kerver, 10 Maart 1522. 8o. - NK. 1000; Arenb. 823. |
(Gnapheus, Guil.), Troost ende spiegel der siecken. (Antw.?), Nicl. van Oldenborch, 1531. 8o. - NK. 1010. |
Goetman, Lamb., Den spieghel der ionghers. Antw., W. Vorsterman. 8o. - Vermoedelijk NK. 4237 (het ex. Serrure) en niet NK. 3114. |
Herp, Heynr., Groote ende nieuwe spiegel der volcomenheit. Antw., R. van den Dorpe. - NK. 0603; Arenb. 437. Of NK. 1062? Dan lijst I. |
Historie van Sydrac. Antw., M. Hillen van Hoochstraten, 9 Aug. 1522. 2o. - NK. 1097. |
Johannes Campensis, Den Psalter met verklaringen. Delft, C. Henricz. Lettersnijder, 13 Juli 1534. 8o. - NK. 1206. Vermoedelijk Cat. W.H. Schab 23 (N.Y. 1957), 63. |
(Johannes de Hildesheim), Legende vanden h. drie coninghen. Antw., W. Vorsterman, (c. 1530). 4o. - NK. 1220. |
Kaetsspel. Boec van den caetspele. Antw., J. van Liesvelt, 1529. 4o. - NK. 0712. |
Lemaire de Belges, Jeh., Les chansons de Namur. Antw., H. Eckert van Homberch, Oct. 1507. 4o. - NK. 1339. |
Leven o.l. heren Ihesu Cristi. Leiden, H. Jansz. van Woerden. 8o. - NK. 0787. Soms identiek met NK. 3389? Zie dan lijst II. |
-. Amst., H. Jansz. van Woerden, (c. 1510?). 8o. - NK. 1358. |
Leven der Heylige. Leiden, J. Seversz., 1511. - NK. 0788. Soms identiek met NK. 1079? Dan bekend; zie lijst I (i.v. Hieronymus). |
| |
| |
Leysen, Scone, ende.... gheestelike liedekens. Antw., A. van Berghen, 1508. 8o. - NK. 1366. Of alleen de uitgave van 1540? Zie dan lijst I (i.v. Boecxken). |
Ludolphus de Saxonia, Leven o.l. heren Ihesu Cristi. Antw., H. Eckert van Homberch, 27 April 1521. 2o. - NK. 1410. |
Magninus Mediolanensis, Tregement der ghesontheyt. Brussel, (Th. van der Noot), 7 Sept. 1514. 2o. - NK. 1453. Of soms Dat Regiment der ghesontheyt. Antw., J. van Doesborch, (c. 1510?) in lijst I? |
Medecijn der sielen. Antw., W. Vorsterman. - NK. 0883. NK. 3510? |
Meditacie, Soete, hoe de verloren siel.... ghevonden is. Leiden, P. Jansz. 8o. - NK. 1509; Arenb. 442. |
Palleys, Der dieren. Antw., J. van Doesborch, 5 Mei 1520. 2o. - NK. 1667. |
Passye o. heeren als.... die vier ewangelisten bescriven. Antw., W. Vorsterman, (c. 1520?). 8o. - NK. 1680. |
Pestilencie, Vander. 1o. - NK. 0971; Arenb. 679. |
Profyt der jonghers. - NK. 01016. |
Pronosticacie. Antw., J. van Doesborch, 1 April 1522. - NK. 01019. |
Refereyn.... ende gheschiedenisse van Tsertogenbossche gheschiet 19 Jan. 1535. - NK. 01029; Arenb. 743. |
Refereynen, vertooght binnen Ghendt 20 April 1539. Gent, J. Lambrecht Lettersteker, 1539. 8o. - NK. 1785. |
Reghel, Die, o. vrouwen boodscap. Antw., H. Eckert van Homberch, 1520. - NK. 01032; Arenb. 980. |
Santen, Henr. van, Collacien. Antw., H. Eckert van Homberch. 8o. - NK. 1854 of 1855? |
Savonarola, Hier., Expositie.... opden psalm Miserere mei deus, enz. Antw., (A. van Berghen), 1529. 8o. - NK. 01083; Arenb. 899. |
-, -, Contemplacie opten psalm Miserere mei deus. Gouda, inden Goutbloem (A. Gauter). - NK. 01084; Arenb. 450. |
Spiegel van eenen deuchdelijcken leven. 's-Hertogenb., G. van der Hatart, Juni 1540. 8o? - NK. 01116. |
Spiegel van Sassen. Antw., W. Vorsterman, (c. 1504). 4o. - NK. 1931 (een der 3 exx.). |
(Thomas Cantipratensis), Der byen boeck. Leiden, J. Seversz., 16 Nov. 1515. 2o. - NK. 2009. |
(Thomas a Kempis), Vander navolghinghen Christi. Antw., H. Eckert van Homberch, 3 Dec. 1511. 8o. - NK. 3947. |
(-), -. Antw., H. Eckert van Homberch, 20 Jan. 1517. 8o. - NK. 2013. |
(-), -. Antw., W. Vorsterman. 8o. - NK. 2015 of 2016? |
Vertroestinghe der ghelatenre menschen, enz. Antw., H. Eckert van Homberch, 26 Febr. 1510. 8o. - NK. 2149. |
Wijngaert van S. Franciscus. Antw., H. Eckert van Homberch, 12 Dec. 1518. 2o. - NK. 2208. |
|
-
voetnoot1
- W.M. Conway, The woodcutters of the Netherlands in the fifteenth century (Cambr. 1884), p. IX.
-
voetnoot2
- Zie hierover ook W. Nijhoff in onze Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540 I, p. VIII.
-
voetnoot1
- G. Flaubert, Correspondance III (Par. 1909), 315.
-
voetnoot1
- Zie dit tijdschrift XIV, 18; XVI, 50 v. XIX, 184 v. en XXII, 307 v.
-
voetnoot2
- NK. II, p. X; Inleiding tot een derde deel, p. VIII en Deel III. 1, p. VIII.
-
voetnoot1
- Tevergeefs heb ik sinds dien moeite gedaan bij Gilhofer en Ranschburg dit onbeschreven boek te zien, of er anders foto's van te laten maken. Het bleek al verkocht te zijn. Tot nu toe is het mij niet gelukt de huidige eigenaar op te sporen.
-
voetnoot2
- Behalve Ned. post-incunabelen heeft deze uit dezelfde verzameling ook 82 stuks Ned. incunabelen verworven. Zie de lijst hiervan in mijn recente publicatie Campbell's Annales de la typographie néerlandaise au XVe siècle. Contributions to a new edition (The Hague 1956), p. 168. Verder is mij bekend, dat de Broxbourne Library (Ehrman) eveneens twee Ned. incunabelen - CA. 197 en 1109 - uit de Arenberg-collectie heeft verworven, terwijl de firma Martinus Nijhoff onlangs in Amerika CA. 1061, het ex. Serrure-Arenberg, heeft gekocht. In de genoemde Cat. 83 van H.P. Kraus staan verder 15 (of 16) Ned. incunabelen van dezelfde herkomst; in Cat. 23 van W.H. Schab wordt de herkomst der incunabelen niet vermeld, maar ze zullen wel merendeels van dezelfde oorsprong zijn. Een geheel onbekende incunabel daaruit, no. 23, Hegius, Farrago (Deventer, Rich. Pafraet), die ik op c. 1480 schat, door onze Kon. Bibliotheek aangekocht, is tenminste zeker, blijkens het bekende wit-blauwe etiket (zie daarover onder), een Arenberg-exemplaar.
-
voetnoot1
- Deze thans beschreven uitgaven vindt men vermeld in lijst I der Bijlage en met het teken □ aangeduid, onder de hoofden: Berch, Boeck, Cassander, Castelein, Foertuynen troost, Historie van Melusine, Historie van Sydrac, Legende, Regiment, Spiegel der duecht, Torrentinus, Vocabulario. Ook was ik, dank zij foto's en inlichtingen, in staat enige beschrijvingen van onvolledige exemplaren aan te vullen.
Het is mij een genoegen hier nog eens openlijk mijn warme dank te betuigen aan de heer Lessing J. Rosenwald voor zijn grote hulp en welwillendheid.
-
voetnoot1
- Alle boeken zonder teken bevinden zich thans in de bibliotheek van de heer Lessing J. Rosenwald, Jenkintown (Pa.). Degene met * zijn te Cambridge Univ. Libr., met ○ te Antwerpen Stadsbibl., met ** te 's-Gravenhage KB., met ○○ te Amsterdam UB., met ○○○ te Brussel BR. en met ⊤ te 's-Hertogenbosch in het Prov. Arch. der Minderbroeders Capuc. Het teken □ duidt aan dat de beschrijving ervan gereed is om in het toekomstig deel III. 11 van Nijhoff-Kronenberg te worden opgenomen. Titels, tussen vierkante haakjes geplaatst, wijzen op boeken, die zeer waarschijnlijk, maar niet absoluut zeker uit de Arenberg-verzameling afkomstig zijn.
-
voetnoot1
- A wijst naar Cat. Lathrop C. Harper 4 (N. York 1956). B wijst naar Cat. Gilhofer & Ranschburg 42 (Lucerne, exhibited and for sale July-September 1956). C wijst naar Cat. H.P. Kraus 83 (N. York 1957).
|