Het Boek. Serie 2. Jaargang 32
(1955-1957)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
De oude plattegronden en profielen van AmsterdamA.E. d'Ailly, Catalogus van Amsterdamsche plattegronden. Amsterdam 1934.
| |
[pagina 313]
| |
alleen daar gevaar was, dat zijn kaarten zouden worden nagedrukt. Sterker nog: Magini moest in Italië gebruik maken van de diensten van Nederlandse graveursGa naar voetnoot1)! Daarbij komt, dat geen stad, Venetië misschien uitgezonderd, zoveel schilderachtige gezichten bood als Amsterdam. De prachtige ligging aan het schepenrijke IJ, de grachten en kanalen met hun bruggen, pakhuizen en woonhuizen, de sierlijke torenspitsen van Hendrik de Keyser, dit alles samen was een onuitputtelijke bron van inspiratie voor tekenaars en schilders en de graveurs maakten al die afbeeldingen in boeken of in afzonderlijk uitgegeven prenten bij een groot publiek bekend. Het is een geluk, dat het oude Amsterdam tot op de huidige dag de kern is gebleven van de levendige wereldstad die wij kennen, waar veel van de oude schoonheid bewaard is gebleven. Wel is het stadsbeeld ernstig verminkt: de afsluiting van het IJ, het dempen van Rokin en andere grachten, het vervangen van stijlvolle huizen uit de tijd der Republiek door minder fraaie moderne bouwsels heeft de harmonische schoonheid van het oude Amsterdam ernstig aangetast. Maar zolang de verkeersmaniakken van onze dagen ingetoomd kunnen wordenGa naar voetnoot2) kan men gelukkig nog genieten van een onvergelijkelijk mooi stadsbeeld, dat zijn bekoring goeddeels ontleent aan de niet genoeg te roemen stadsaanleg en de kunde en begaafdheid van de bouwmeesters van vroeger eeuwen. Wij kunnen nog vergelijkingen maken tussen het Amsterdam van heden en het ongerepte Amsterdam uit de dagen der Republiek, zoals het op talloze prenten is afgebeeld. Dit alles verklaart de verheugende belangstelling, in de eerste plaats bij de Amsterdammers zelve, voor de oude prenten van deze stad. Publieke instellingen en particulieren hebben zich beijverd in het aanleggen van verzamelingen van oude stadsgezichten. Het Gemeente-archief, het Rijks-Prentenkabinet, het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, het Nederlands Scheepvaart-Museum, en daarnaast vele particulieren zijn de hoeders van ‘topografische atlassen’ van Amsterdam, die het materiaal | |
[pagina 314]
| |
hebben geleverd voor d'Ailly's beschrijvingen van de plattegronden en profielenGa naar voetnoot1). De Heer d'Ailly, als geen ander thuis in de topografie van Amsterdam, die reeds door vele geschriften van zijn grote kennis op dit gebied heeft doen blijkenGa naar voetnoot2), heeft door het samenstellen van de beide aan het hoofd van dit artikel genoemde boeken buitengewoon nuttig en mooi werk verricht. Immers, de plattegronden en profielen van onze hoofdstad zijn zó talrijk, - en bovendien zó verspreid -, dat het voor de minnaars van Oud Amsterdam onmogelijk was een overzicht van dit rijke materiaal te verkrijgen. Hier geeft d'Ailly met zijn beschrijvingen in chronologische volgorde van niet minder dan 788 plattegronden en 299 profielen uitkomst. Al is absolute volledigheid onbereikbaar, in verreweg de meeste gevallen zal men toch elke plattegrond of profiel in d'Ailly's catalogi terugvinden. Men moet niet gering denken over de oneindige moeite en de grote kennis op velerlei gebied, die nodig waren om tot dit resultaat te geraken. Vooreerst het nazoeken in verzamelingen in binnen- en buitenland van de stukken zélf, waarvoor grote speurzin vereist was. Dit materiaal ligt n.l. verspreid en is vaak lastig te vinden. Men moet zoeken in archieven, bibliotheken, prentenverzamelingen, musea en partikuliere collecties. Het ongeluk is, dat die plattegronden en profielen nergens als zodanig afzonderlijk zijn gecatalogiseerd. Dit geldt dan voor de afzonderlijk uitgegeven stukken. Daarnaast vindt men de plattegronden en profielen in boeken. Het was dus zaak alle boeken na te zien, waarin deze stukken konden schuilen. Er is veel bibliografische kennis nodig om b.v. de vele uitgaven van Guicciardini's beschrijving der Nederlanden | |
[pagina 315]
| |
met steeds wisselende inhoud van illustratiemateriaal uit elkaar te houden of inzicht te krijgen in de samenstelling van het zesdelige stedenboek van Braun en HogenbergGa naar voetnoot1). Voor de afzonderlijke prenten, die soms toch weer uit een boek afkomstig blijken te zijn, moet men in bibliotheken en prentenkabinetten speuren, soms onder ‘Amsterdam’, soms onder de namen van tekenaars, graveurs, drukkers of uitgevers. Daarna komt dan de eigenlijke beschrijving van elk stuk, met vermelding van soort (tekening, houtsnede, kopergravure, ets, litho enz.), maten, opschriften, namen van samenstellers en bibliografische bijzonderheden, en - bij zeldzame stukken - de verblijfplaats. Al dit werk wordt bemoeilijkt door de omstandigheid, dat men niet alle stukken op één plaats bijeen heeft en onderling kan vergelijken. Elke beschrijving moet dadelijk zó nauwkeurig worden gemaakt, dat men elders kan zien of een ander stuk met het eerste identiek is, of, zo niet, welke de verschilpunten zijn. Alles samen genomen een enorme arbeid, die alleen door hem naar waarde geschat kan worden, die een soortgelijk werk heeft verricht. Dat dit alles d'Ailly, naast zijn ander werk, enige tientallen jaren heeft bezig gehouden - tussen de data van verschijnen van de beide hier besproken werken ligt bijna 20 jaar en hoevele jaren vóór 1934 begon d'Ailly met zijn catalogus van de plattegronden? - is geen wonder. Wij mogen ons gelukkig prijzen, dat een kenner van Oud-Amsterdam als d'Ailly zoveel tijd, geduld en energie aan dit werk heeft gegeven. Want nu is het voor alle liefhebbers van Amsterdam mogelijk geworden in de doolhof van plattegronden en profielen de weg te vinden. En nu pas kan men al deze stukken, die voor de topografie van de stad van zo groot belang zijn, met kritiek gebruiken. Of d'Ailly's werk volmaakt is? De schrijver zelf zal, meer dan wie ook, beseffen, dat er veel aan te verbeteren en aan te vullen valt. Ik stel mij dan ook voor, dat ten Gemeentearchieve en elders in doorschoten exemplaren van beide boeken van d'Ailly addenda en corrigenda zullen worden aangetekend, hetzij, omdat aan een beschrijving iets ontbreekt, hetzij als resultaat van nieuwe vondsten. En het is de taak van ieder, om waar mogelijk het | |
[pagina 316]
| |
zijne bij te dragen om d'Ailly's werk tot grotere volmaaktheid te brengen. Zo laat ik hier enige opmerkingen volgen, die mij bij het gebruik van beide boeken in gedachten kwamen. De catalogus van de plattegronden beschrijft als no. 81 op grond van J. Denucé, Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking met Plantijn (Antwerpen-'s Gravenhage 1912), deel I, blz. 90 en J.D. Passavant, Le peintre-graveur I (Leipsic 1860), p. 123 een houtsnede op vier blokken, metende 69.5 × 96 cm, een vogelvluchtgezicht op Amsterdam ‘Petrus a Merica fecit 1569’ naar een tekening van Lambert van Noort en uitgegeven door Hans Liefrinck met opdracht aan de senaat van Amsterdam. D'Ailly kon geen exemplaar achterhalen. Men zal naar dit stadsgezicht vergeefs zoeken. Blijkbaar heeft Passavant en op zijn voetspoor Denucé zich vergist en Amsterdam in de plaats van Antwerpen gesteld. Immers men vindt een vogelvluchtafbeelding van Antwerpen beschreven en verkleind gereproduceerd in A.J.J. Delen, Iconographie van Antwerpen (Brussel 1930), blz. 84, no. 64 en pl. 21 die, afgezien van de naamsverwisseling en dat het een kopergravure bleek te zijn, geheel overeenkomt met de gegevens van PassavantGa naar voetnoot1). Bij no. 97, Braun en Hogenberg, Theatrum urbanum, leze men Theatrum Urbium. Bij nos. 134 en 143, latere uitgaven van de kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode, moet 147 × 160 in plaats van 160 × 147 gelezen worden (vgl. no. 117, de eerste uitgave). No. 141 ‘Amstelodami celeberrimi hollandiae emporii delineatio nova’ is niet uit een (niet bestaande) nieuwe uitgave van Blaeu's stedenboek, maar uit Janssonius' stedenatlas van 1657, waarin naast elkaar late afdrukken van de koperplaten van Braun en Hogenberg en navolgingen van de kaarten uit Blaeu's stedenatlas voorkomenGa naar voetnoot2). Plattegrond no. 448 ‘Amsterdam’, litho 13 × 18.5 met aanwijzing links 1-83 trof ik aan in A.J. van der Aa, Handboekje voor reizigers door ons vaderland (Amsterdam 1849). Van profielen, no. 5 ‘Amsterdam’ c. 1570 vindt men een ver- | |
[pagina *9]
| |
Afb. 1. Vogelvlucht-afbeelding door Cornelis Anthonisz. 1544 Houtsnede op 12 blokken. 107.5 × 109 cm. (d'Ailly, no. 30).
Foto Topografische Atlas, Gemeentearchief, Amsterdam | |
[pagina *10]
| |
Afb. 2. Plattegrond door Pieter Bast. 2de uitgave 1597.
Gravure in 4 bladen. 93 × 82 cm. (d'Ailly, no. 84) Foto Topografische Atlas, Gemeentearchief, Amsterdam | |
[pagina *11]
| |
Afb. 3. Plattegrond van Amsterdam. Ets. (c. 1652)
Met gedeeltelijk uitgevoerde, gedeeltelijk ontworpen stadsuitbreiding (d'Ailly, no. 140) Foto Topografische Atlas, Gemeentearchief, Amsterdam | |
[pagina *12]
| |
Afb. 4. Plattegrond van Amsterdam met adres van H. Parson jr. 1869
Litho. 27.5 × 34.5 cm. (d'Ailly, no. 509) Cliché ‘Heemkennis’, Amsterdam | |
[pagina *13]
| |
Afb. 5. Profiel c. 1614. Kopergravure ‘avant la lettre’ in 4 bladen. 39,5 × 216,5 cm. (d'Ailly, no. 23)
| |
[pagina 317]
| |
kleinde reproduktie in M.G. de Boer, Een wandeling door een Oud-Nederlandsche stad [Amsterdam], (Amsterdam 1915), blz. 11. Op het profiel van Bast van Amsterdam aan de landzijde is de latijnse opdracht gericht aan het stadsbestuur van Amsterdam en aan de Admiraliteit van Amsterdam. Bij profiel no. 17 van Claes Jansz. Visscher, uitgegeven door Herman Allard [Coster] leze men ‘dedicabant’ in plaats van ‘dedicabat’. Volgens d'Ailly zijn de beide volledige exemplaren in de laatste wereldoorlog waarschijnlijk verloren gegaan. Er is echter een fraai volledig exemplaar in de verzameling van de Atlas van Stolk te Rotterdam, dat men heeft kunnen bewonderen op de in 1954 in het Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ te Rotterdam gehouden tentoonstelling ‘Rotterdam en de zee.’Ga naar voetnoot1) Bij profiel no. 23, profiel 1614 op vier bladen, 39.5 × 216.5 schrijft d'Ailly: ‘Claes Jansz. Visscher sc.’. Dit staat echter niet op deze gravure, die ‘avant la lettre’ is afgedrukt. Het enig bekende exemplaar, dat zich in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam bevindt, is nu verkleind gereproduceerd bij mijn op blz. 312 noot 2 genoemd artikel over de ‘Grote stadspanorama's gegraveerd in Amsterdam sedert 1609’ en nu bij dit artikel. Het profiel no. 33 ‘Amsterdam’, metende zonder tekst 14 × 19.5 op vel van 18 × 22.5 cm is uit Petrus Bertius' Commentariorum rerum Germanicarum libri tres, Amstelodami apud Joannem Janssonium, Anno 1616. Dus voor Bertini te lezen ‘Bertius’. Als no. 34, wordt beschreven een groot profiel op vier bladen, metende 50 × 210 cm, waarvan het enig bekend exemplaar in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam aan de wand hangtGa naar voetnoot2). Dit merkwaardige profiel is het werk van Giovanni Temini (niet ‘Femini’), een kopergraveur, die in de eerste helft van de zeventiende eeuw in Venetië werkteGa naar voetnoot3). Men leze: ‘Giovanni Temini f(ecit) in Ven(etiis).’ | |
[pagina 318]
| |
Onjuist is bij profiel no. 29 de opmerking, dat twee cartouches gecopieerd zouden zijn naar no. 23, dat, zoals wij reeds zagen ‘avant la lettre’ en zonder cartouches is afgedrukt. In werkelijkheid zijn beide cartouches gecopieerd naar die van no. 17 van C.J. Visscher-H. Allardt. In het Repertorium van profielen ontbreekt no. 31. Is hier de beschrijving van een profiel weggelaten? Of is alleen maar een nummer overgeslagen? In no. 38 (c. 1622) ‘Queradt excudit’ moet worden gelezen ‘Overadt’. P. Overadt was een Keuls graveur, drukker en uitgever, die o.a. stadsgezichten van Keulen en Antwerpen heeft uitgegevenGa naar voetnoot1). Van het profiel no. 55 van Savry (1647) wordt geen verblijfplaats vermeld. Er is een exemplaar in de verzameling van het Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ te RotterdamGa naar voetnoot2). Een verkleinde reproductie vindt men nu in: Zeven eeuwen Amsterdam, deel II [1947], blz. 8-9. Men ziet het, de opmerkingen, die ik maakte, betreffen meest kleinigheden en doen dan ook niets af aan mijn grote waardering voor d'Ailly's omvangrijke en gedetailleerde beschrijvingen van de Amsterdamse plattegronden en profielen. De vroegere gemeente-archivaris van Amsterdam, wijlen mr. A. le Cosquino de Bussy, schreef in zijn voorbericht bij d'Ailly's catalogus: ‘Wat hier wordt geboden wil niet meer zijn dan een opsomming in chronologische orde. Als voor de datering een kritisch onderzoek nodig was, is dit zonder schroom en met zorgvuldigheid ingesteld. Maar een kritische behandeling om haars zelfs wil is hier noch op de beschreven plattegronden, noch a fortiori op de Amsterdamsche kartographie in het algemeen toegepast. Tot dit aantrekkelijk werk willen wij opwekken, - mocht het zijn - den stoot geven; het zelf te verrichten ligt buiten ons werkplan’. Ware woorden, waarin zowel de juiste betekenis als de gerechtvaardigde beperking van d'Ailly's publikaties is aangegeven. Naast de dankbaarheid voor het verkregene wordt er hier terecht | |
[pagina 319]
| |
de aandacht op gevestigd, dat nu de tijd is gekomen voor een kritische behandeling van de plattegronden en profielen. En voegen wij hieraan toe, voor een reproduktie-uitgave van de meest belangrijke stukken, die aldus voor een groter publiek eerst recht toegankelijk worden gemaakt. Hierover tenslotte nog een enkel woord. D'Ailly heeft volledigheid nagestreefd. Terecht! Want waar zou de grens te trekken zijn tussen wat als belangrijk moest worden beschreven en wat als bijkomstig kon worden weggelaten? Een bezwaar is echter, dat het nu wel enige moeite kost om tussen de beschrijvingen van veel plattegronden en profielen van klein formaat zonder enige topografische waarde de beschrijvingen van de grotere oorspronkelijke stukken, die van wezenlijke betekenis zijn voor de topografische geschiedenis van Amsterdam, te vinden. Een enkele aanwijzing is hier wellicht niet misplaatst. Catalogus nos. 1-26 zijn later gemaakte ‘historische’ plattegronden zonder enige documentaire waarde. De hoogtepunten in de reeks Amsterdamse plattegronden zijn ongetwijfeld de vogelvluchtafbeeldingen als schilderij en houtsnede van Cornelis Anthonisz. (nos. 27 en 30-33), die ontelbare malen zijn nagevolgd en gereproduceerd (nos. 34-71); dan de vogelvluchtafbeeldingen van Pieter Bast (nos. 82-84, 86, 89 en 96) in samenhang met de door Bast gemaakte profielen (nos. 6 en 7); verder het pronkstuk uit de gouden eeuw, de grote kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode (nos. 117-119, 134 en 143). De belangrijke studies van d'Ailly en C.P. Burger jr. geven gelukkig over deze hoogtepunten van de Amsterdamse topografie voldoende inlichting. Als oorspronkelijke opnamen van betekenis, die echter geen invloed op latere kaarten hebben gehad, moeten verder genoemd worden de kaarten van Jacob van Deventer (nos. 74 en 79) en de vogelvluchtafbeelding van Anton van den Wyngaerde (plattegronden no. 72 en profielen no. 4). Bij de profielen lette men allereerst op de stukken van groot formaat, waarvoor, naast d'Ailly's Repertorium de beschrijving door R.W.P. de Vries (1913) nuttige inlichtingen kan geven. Van het meeste belang lijken mij te zijn de panorama's op vier bladen door d'Ailly beschreven als nos. 10, 17, 23, 29, 34, 44, 55, 74, 132, 143, 169 en 186. Over de oudere van deze panorama's | |
[pagina 320]
| |
deed ik elders nog enige mededelingenGa naar voetnoot1). Is het niet een ereplicht voor een stad als Amsterdam om een topografisch standaardwerk tot stand te brengen, waarin de oorspronkelijke en meest belangrijke plattegronden en profielen van Amsterdam - zij het wat verkleind - samen worden gereproduceerdGa naar voetnoot2)? Het zou de kroon zijn op het levenswerk van d'Ailly. B. van 't Hoff |
|