Het Boek. Serie 2. Jaargang 32
(1955-1957)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Een boek-prospectus uit de 17e eeuwAls men meemaakt welk jammerlijk lot de eindeloze stroom van prospectussen in de werkplaats van onze bibliothecarissen ten deel valt, dan is men verbaasd er plotseling een te ontmoeten uit de 17e eeuw. Enkele jaren geleden vond ik er een, - ik weet helaas niet meer waar en in welk boek, het moet een eerbiedwaardige foliant geweest zijn, - op folio-papier, niet gedrukt, maar met een fraaie 17e eeuwse hand geschreven. Dit geschreven prospectus heeft de Haagse schilder en wereldreiziger C. de Bruyn, die zijn reizen in enige fraai geillustreerde folianten beschreef, blijkbaar in enige tientallen rondgestuurd aan zijn kennissen. Een levensbeeld van deze Cornelis de Bruyn vinden wij op vele plaatsen. Wurzbach vertelt ons, dat ‘van GoolGa naar voetnoot1) seine Biographie schrieb auf Grund der von de Bruyn selbst gemachten Angaben’ en dat ‘angeblich viele der in seinen Reisewerken enthalteten Stiche von ihm selbst radiert sind.’ E.W. Moes plaatste een korte biografie in het 5e deel van Thieme-BeckerGa naar voetnoot2), en een jaar later, maar minder nauwkeurig in het Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek van Molhuysen-BlokGa naar voetnoot3). Ziehier in vogelvlucht het leven van deze interessante figuur. Cornelis de Bruyn werd geboren te den Haag in het jaar 1652. Op 22 jarige leeftijd is hij leerling van Theodorus van der Schuer. Hij moet een talentvol, ijverig en ondernemend jongmens geweest zijn. Met steun van de Amsterdamse Burgemeester Nicolaas Witsen vertrok hij 1 Oct. 1674 door Duitsland naar Rome, waar hij 22 Dec. van datzelfde jaar aankwam. Zijn verblijf in de Eeuwige Stad duurt plus minus twee en een half jaar. Na een kort bezoek aan Napels begint hij 16 Juni 1677 van Livorno uit | |
[pagina 200]
| |
een grote reis naar het Oosten. Hij keert terug naar Italie, werkt 8 jaar te Venetie onder Carlo Loth en is 19 Maart 1693 weer in zijn geboortestad den Haag. Daar werkt hij 5 jaar aan de beschrijving van zijn reis, die in 1698 te Delft werd gedrukt. In 1701 begon hij een tweede grote reis. Onderweg schildert hij behalve Czaar Peter de Grote ook nog twee Indische Gouverneur-Generaals. Het jaar 1708 ziet hem weer terug en in 1711 verschijnt te Amsterdam een tweede reisboek. Hij woont nu verder in de hoofdstad en overlijdt 1726/27 op het landgoed van zijn vriend David van Mollem bij Utrecht. Het prospectus, dat wij hier in extenso afdrukken, heeft betrekking op de Bruyn's reisboek, dat in 1698 te Delft van de pers kwam. Ziehier de tekst. De voorwaarde op welke Cornelis de Bruyn, schilder in 's Hage gereet en genegen is, in't licht te geven de reijsen door hem gedaan van Constantinopolen over Rhodus, Ciprus etc. naar Egipten en Palestina, nevens hare aanpalende koninkrijken met alle de authenticque gesigten van steden, vlekken, geheugten, aanmerkenswaardige onder, en bovenaardse ruinen, crypten en beelden, nevens de nauwkeurigste vrugten en vremste gewassen, beesten, vogels etc. en kaarten in de doorgereijsde coninkrijken gevonden, welke daarin door hemselfs in een twintigjarige reijse sijn getekent met groote levensgevaar, ten uyterste dienstig en nodig tot verklaringe van veele texten der H. Schriften en Outvaders, nadien de fondamenten van de meeste ruinen der plaatsen in het Oude Testament, ende te voornen noijt getekent, of uijt een ligtvaardige inventie, en gants tegens de waarheijt, door eenige die hunne reijsen loffelijk aangetekent hebbende, de tekeningen en plaatsen hebben gelaten, meer aan de vrije geest der copieerders, als aan de waarheijt, of die ganschelijk met inventie gevult hebben, de aanmerkelijkste plaatsen, van welke zij maar een ongeschaaft denkbeeld behouden hadden, door hemselver opt aldersekerste sijn naa't leeven gevolgt met een overeenkomst der antique schriften medallien en andere geheugtekenen. De heeren Liefhebbers werden genodigt tot het intekenen ieder ter somme van hondert guldens, te betalen een vierde part van deselve somme nevens het intekenen, en naar verloop van drie maanden weer een vierde part, ende het derde de volgende drie maanden, ende het resterende vierde part, wanneer den autheur aan hooggem. heeren sal ter hant stellen seven complete exem- | |
[pagina 201]
| |
plaren van dese seijne reijse, welke exemplaren een maant voor't uitgeven der boeken aan de heeren intekenaars sullen ter hand gestelt werden om deselve naar haar Ed. goetvinden te verkopen ofte distribueren. Behalve dese curieuse beschrijvingen sullen in deselve exemplaren komen ruijm twehondert platen groot en kleijnder na vereijsch der saken. De heeren intekenaars konnen de tekeningen bij den autheur, tot haar genoegen, alle eerst sien en daaruyt de redenen vinden, welken haar Ed. konnen en sullen bewegen, om sulk een werk in het licht te doen komen, bij welke gelegentheijt de welgemelde heeren de grootheyt en 't beslag der saken selfs het kragtigste sullen konnen oordelen. De intekeninge sal beginnen Januarij 1696, ende de leverantie der complete exemplaren Januarij 1697 De groote van dit reijsboek sal gelijk sijn aan de boeken van Jacob van Meurs van Asia, Africa etc. Het aanbevelende schrijven betreft dus een folio-uitgave, te Delft gedrukt bij Hendrik van Krooneveld, en uitgegeven in het jaar 1698: Reizen van Cornelis de Bruyn, door de vermaardste deelen van Kleinasia, de eilanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio etc. Mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina. Verrijkt met meer als 200 kopere konstplaaten, vertoonen de beroemdste landschappen, steden etc. Alles door den autheur selfs na het leven afgetekend. Aan de gedrukte titelpagina gaat vooraf een titel-gravure, voorstellende de beeldende kunsten, getekend door de Bruyn's vriend R. du ValGa naar voetnoot1) en gestoken door de graveur S. Mulder. Aan de achterzijde van de titelbladzijde is het privilegie afgedrukt van de Staten van Holland en West-Friesland voor de tijd van 15 jaren. Suppliant is gehouden een exemplaar van zijn boek ‘gebonden ende wel geconditioneert te brengen in de Bibliotheek van onze Universiteit tot Leyden.’ Dan volgt het gegraveerde portret van de schilder-schrijver. Het origineel is van Godfr. Kneller, EquesGa naar voetnoot2) en hangt in het Rijksmuseum te Amsterdam. | |
[pagina 202]
| |
De graveur is nu G. ValckGa naar voetnoot1). De versregels, die het portret begeleiden zijn van Joannes BrandtGa naar voetnoot2), een dichterlijke predikant, zoon van de levensbeschrijver van de Ruyter, Vondel e.a. ‘Wat zwier speelt in de Bruins opmerkende gelaat
Een halve weerelt doet zich voor in deze plaat;
Laat andre reizigers bekladden hún papieren,
De Wijsheit kranst dit hooft met zee- en lantlaurieren.
Uyt beter oogen ziet ons Neerlandt als het plag
Deez tekende deez schreef niet anders dan hij zag’.
Daarna draagt de Bruyn gedurende twee pagina's zijn boek op aan ‘Den Doorluchtigsten en Grootmagtigsten Vorst en Heer Willem den Derden, door Gods Genade Koning van Engeland, Vrankrijk, Schotland en Yrland, Beschermer des Geloofs, etc. etc. etc.’ Vervolgens deelt de schrijver aan de ‘gunstige leezer’ o.a. mee, dat hij de reisboeken van de la Valle en Thevenot steeds en overal bij de hand heeft gehad, zoals hij zich ook altijd bediend heeft van de beschrijving, welke Dr. Olphert Dapper uit andere boeken heeft samengesteld, waar hij diens boeken maar in handen kon krijgen. Deze ‘Voorreeden’ beslaat ruim twee bladzijden en dan komt er een bijna drie folio-pagina's lange lijst van ‘Naamen der persoonen die voor 't voorsz. werk geteekend hebben’. Er volgen nog een achttal bladzijden met lofredenen in dichtmaat op de schrijver en zijn boek: latijnse verzen van P. Francius en Janus BroukhusiusGa naar voetnoot3), Nederlandse van J. VollenhoveGa naar voetnoot4), J. BrandtGa naar voetnoot5), L. BidlooGa naar voetnoot6) en Pieter PeutemanGa naar voetnoot7). ‘Wie kan, wie wil, wie moet uw arbeidt niet bedanken
de Bruin! wie zet althans geen netten toon noch klanken
Op uwe reislust, die op wetenschap en deugt
Verlieft, 't sieraat verstrekte aan uw opgaande jeugt?’....
En zo huppelt het rustig verder, een achttal folio-bladzijden lang. De koper kreeg dus waar voor zijn geld. De foliant telt overigens nog 398 bladzijden met vele uitslaande en niet-uitslaande prentverbeeldingen, terwijl een register der | |
[pagina 203]
| |
voornaamste zaken, in deze reisbeschrijving behandeld, is toegevoegd. Het boek van de Bruyn heeft ook nu nog zijn waarde. Er staan kriskras tal van mededelingen en beschrijvingen in, die voor historici, geografen, letterkundigen en zelfs voor mensen, die zich alleen maar vervelen belang hebben. Het doet wat grappig aan, als de schrijver zo ongeveer alle feiten op één lijn stelt, of voorvallen van minder belang uitvoeriger beschrijft dan gebeurtenissen van groter betekenis. Zo geeft de Bruyn bijv. een meer omstandig verhaal van zijn opname in de SchildersbentGa naar voetnoot1) dan van het overlijden van paus Clemens X en de paus-keuze van Innocentius XI en toont hij bijzonder interesse voor Frascati’ daer... de fraayste Boerinnen van het gantsche Pauselijk gebied zijn’. Daar staat tegenover, dat de Bruyn alles met grote eerlijkheid en sympathie weet te tekenen. De kloeke schrijver heeft succes gehad met zijn circulaire. Een 79tal personen heeft ingetekend voor 7 of meer exemplaren. Zijn vriend Robert du Val schreef bijv. in voor 14 exx., W. van Schuylenburch, voor den Raad van Z.M. van Groot-Britagne, voor 7 exx., Gerard Zas van Bossche, van wegen den Raad ter Admiraliteyt op de Maze, voor 18 exx., A. Hinojosa, van wegen de Heer van Rosendaal, voor 37 exx. In totaal hebben 625 personen ingetekend voor 1330 exemplaren: onder hen Nicolaas Witsen, de Amsterdamse burgemeester, die de tekenaar-schrijver op reis stuurde; Emilia Louise gebooren Princesse van Poortugaal; Godfrey Kneller Rid.; Jan Luycken; Cornelis Post en vele anderen. Het betrekkelijk grote aantal intekenaars maakt het waarschijnlijk, dat de schrijver behalve enige tientallen geschreven circulaires ook nog een groter aantal gedrukte prospectussen heeft rondgezonden. De Haagse schrijver en Delftse drukker konden dus rekenen op 1330 exemplaren, die verkocht waren vòòr de verschijning van het boek. Het formaat wordt in het prospectus aangegeven door een vergelijking met de reisboeken van Jacob van Meurs. Bedoeld zijn de werken van Olfert DapperGa naar voetnoot2), uitgegeven bij de Amsterdamse drukker Jacob van MeursGa naar voetnoot3). | |
[pagina 204]
| |
Het prospectus bestaat uit een folio-vel papier, in tweeën gevouwen. De beide eerste pagina's zijn beschreven, de andere bleven blanco. Dit geheel is weer in vieren gevouwen geweest voor de verzending onder couvert, met een blanco-zijde naar buiten. We vinden daarop nog geschreven, met dezelfde hand van het prospectus: Voorwaarde van Cornelis de Bruin, schilder in 's Haage. Verder heeft een reflectant, kennelijk een boekverkoper, op die blanco buitenkant enige berekeningen gemaakt. Hij heeft blijkbaar ingetekend voor 7 exx., waarvan 3 op papier van gewoon formaat, de vier andere op groot mediaanpapier. De prijs per exemplaar van laatstgenoemde folianten ‘op groot pampier’ was vier gulden hoger. Uit zijn rekensom-krabbeltje valt bovendien af te leiden, dat de zeven exx. eerst begin November 1698 werden afgeleverd, en niet, zoals in het prospectus beloofd was, in Januari 1697. In het meer-aangehaalde werk van Kleerkoper en van Stockum vinden we op blz. 927 en 928 een notaris-protocol uit 1714 betreffende de onderhandeling van de Bruyn, die toen in Amsterdam woonde, met notaris Wetstein over de veiling van restanten van zijn beide reisbeschrijvingen (Delft, 1698 en Amsterdam, 1711)Ga naar voetnoot1). Dit notaris-protocol bevestigt enige feiten, die we al weten uit het prospectus met bijgevoegd krabbeltje. Vooreerst heeft de Bruyn zelf als uitgever gefungeerd, zijn boek ‘in eigen beheer’ uitgegeven. Verder was zijn reisboek in twee formaten te krijgen. De schilder-uitgever begint nu op leeftijd te geraken en gaat zijn restanten van de hand doen. De Nederlandse uitgave (Delft 1698) is goed van de hand gegaan en geheel uitverkocht. Van de Franse vertaling (Delft 1700) zijn nog maar weinig exemplaren meer over. Voor de Bruyn's tweede reisboek (Amsterdam 1711) is ofwel niet zo grote belangstelling geweest, ofwel er werden wat veel exemplaren opgelegd. Er zijn in 1714 van deze uitgave in de Nederlandse taal nog 380 exx. over op groot papier en 380 exx. op klein papier, met de koperen platen daartoe behorende. In elk geval vindt de Bruyn voor zijn restanten een koper. De Franse vertaling (Delft 1700) verschijnt nu verder van een nieuwe titelpagina voorzien, waarop de adressen voorkomen van de boekverkopers Wetstein te Amsterdam en Guillaume Cavelier te | |
[pagina 205]
| |
Parijs. Ook de 2 × 380 resterende exx. van het tweede reisboek (Amsterdam, W. en D. Goeree, 1711) zijn gekocht door de Firma Wetstein. Zij bezorgde ook van deze reisbeschrijving een titeluitgave: Amsterdam, R. en G. Wetstein, 1714Ga naar voetnoot1).
Nijmegen A. de Wilt S.J. | |
Summary
|
|