Het Boek. Serie 2. Jaargang 32
(1955-1957)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Houtsneden van Christoffel van Sichem IV (1642-ca 1695)De oude Christoffel van Sichem (1546-1624), de bekende graveur, is in 1598 na een 30jarige afwezigheid naar zijn vaderstad Amsterdam teruggekeerd, waar hij zich vestigde als antiquair en kunsthandelaar. Schrijver dezes heeft er vijfentwintig jaar geleden voor het eerst op gewezenGa naar voetnoot1), dat van zijn hand niet alleen de prenten zijn uit zijn Bazelse tijd van 1569 tot 1597, maar dat ook de meeste prenten (kopergravures en houtsneden), die stammen uit de periode tussen 1598 en 1624 en tot dusverre op naam stonden van zijn zoon, de jonge Christoffel van Sichem (1581-1658), aan hem toegeschreven zullen moeten worden. De oude van Sichem bleek een graveur te zijn geweest van zeer grote betekenis, in tegenstelling tot zijn zoon, wiens te grote productiviteit tot een zekere fabriekmatige vervlakking leidde. De zoon moest als het ware afstand doen van de tot dusverrre door hem ingenomen vooraanstaande positie ten gunste van zijn vader. M.D. Henkel, de latere wn. directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam, heeft deze opvatting door zijn autoriteit gesteund. Immers deze schrijft over de oude ChristoffelGa naar voetnoot2): ‘Erheben sich die Holzschnitte in diesen Baseler und Strassburger Drucken nicht über den Durchschnitt, so hat Christoffel van Sichem in Holland als Formschneider Hervorragendes geleistet, vor allem als verständnisvoller Interpret von H. Goltzius, under dessen Leitung seine Meisterwerke entstanden sein müssen’. Veel minder oorspronkelijk acht Henkel de oude Christoffel als kopergraveur. Van de jonge Christoffel zegt hij t.a.p., dat ‘seine Holzschnitte | |
[pagina 169]
| |
im Gegensatz zu denen seines Vaters mehr handwerkmässig und in den meisten Fällen nach Stichen älterer Meister kopiert (sind)’. Terecht meent Henkel, dat een andere opvatting tot de consequentie leidt, dat Christoffel de Jonge begonnen is met meesterwerken en later is afgedaald tot oppervlakkig maakwerk. Ook Waller is deze opvatting van Henkel goeddeels bijgevallenGa naar voetnoot1). Raadselachtig bleef intussen nog de positie van de zoon en de kleinzoon van de jonge Christoffel, die meestal worden aangeduid met de namen Christoffel van Sichem III en IV. Henkel schrijft aan eerstgenoemde toe een suite van twaalf kleine landschappen naar Esaias van de Velde (CVS fecit aet. 12) en een prent van de Heilige Franciscus (CVS fecit aet. 14), aan laatstgenoemde de titelhoutsnede van ‘Nieuwe spiegel der jeugt of Franske tyrannye’ (Amsterdam ca 1673), verder twee ‘Monatsbilder’ voor een almanak (ca 1660?, de 10 overige door Dirck de Bray) en de titel van Commelin's Hortus van 1700Ga naar voetnoot2). Men vraagt zich af of het niet mogelijk is een beter inzicht te verkrijgen in de werkzaamheden van de beide jongere van Sichems.
Omstreeks de jaren 1663/'64 heeft Gillis Joosten Saeghman, drukker ‘in de Nieuwe-straet’ te Amsterdam, een aantal reizen en journalen uitgegeven, die enige tijd later (ca 1670) verzameld zijn in twee delen onder de volgende titels: a) Verscheyde Oost-Indische voyagien: met de beschryvingen van Indien. 't Eerste deel. Amsterdam, Gillis Joosten Saeghman z.j. 4o; b) Verscheyde journalen van zee en landtreysen; mistgaders de beschryvingh van de landen en volckeren, die gelegen syn onder den kouden noordtpool. Amsterdam, Gillis Joosten Saeghman. z.j. 4oGa naar voetnoot3). Beide werken werden over het algemeen weinig gewaardeerd, niet alleen omdat de verhalen, die er in voorkomen, merendeels zeer verminkt zijn weergegeven, maar ook omdat er in op wonder- | |
[pagina 170]
| |
lijke wijze met de weergegeven portretten is gegoocheldGa naar voetnoot1). Het eerste deel bevat 17 journalen, sommige exx. ook de door Saeghman uitgegeven geschriften van Benzoni, Las Casas e.a.; het tweede deel bevat 9 beschrijvingen, somtijds tevens de reis van Linschoten naar het Noorden. De meeste van deze reizen en journalen zijn versierd met kopergravuren en houtsneden; laatstgenoemden zijn over het algemeen voorzien van de bekende signatuur der van Sichems: een hoofdletter V, waarvan het linker been doorsneden is door een C, het rechter door een S. Beziet men de aldus gesigneerde houtsneden nauwkeurig, dan blijkt het dat zij uiteenvallen in twee categorieën: a) houtsneden, die van de hand zijn van een geroutineerd graveur en in zo goed als geen verband staan met de tekst en b) houtsneden van een minder geroutineerd graveur, die wel verband houden met de tekst. De houtsneden van de eerste soort herkennen wij gemakkelijk als van de hand van Christoffel van Sichem II; zij komen alle reeds voor in verschillende door laatstgenoemde geillustreerde Katholieke uitgaven van Pieter Jacobsz. Paets te Amsterdam. Zo vindt men de afbeelding van de Faam, die men aantreft aan de ommezijde van de titel van verschillende der journalen, o.a. reeds op blz. 4 van ‘Bibels tresoor ofte der zielen lusthof (t'Amsterdam by P.I. Paets 1646), waar deze is getekend ‘C. v. Sichem, 1631’; het is een houtsnede, gecopieerd naar een kopergravure van Jan Sadeler naar een tekening van Josse de WingheGa naar voetnoot2). Het jaartal 1631 is in de uitgaven van Gillis Joosten Saeghman weggesneden. De houtsneden van de tweede soort daarentegen komen in de uitgaven van Paets niet voor. Wat kunnen wij hieruit concluderen? Rekening houdende met het feit, dat Christoffel van Sichem II in 1658 en diens zoon Christoffel van Sichem III reeds in 1659 overleed, kan het niet anders of Gillis Joosten Saeghman heeft in relatie gestaan met Christoffel van Sichem IV, die in 1642 was geboren en in 1666 ‘alle heeren koopluyden en winckeliers’ liet weten ‘als dat (hij) heet het in hout, figueren of mercken snijt: soo hem ymant van doen heeft, kan hem vinden in de Rheestraet daar in Sichem boven de luyfel | |
[pagina t.o. 170]
| |
Afb. I. De faam, gegraveerd door Christoffel van Sichem II (1633).
| |
[pagina t.o. 171]
| |
Afb. IV. Drukkersmerk van Blaeu, gegraveerd door Christoffel van Sichem IV (1658).
| |
[pagina 171]
| |
staet, op de voor-kamer’Ga naar voetnoot1). Uit de aard der zaak had Christoffel IV nog de beschikking over de houten blokken van zijn grootvader; hij zal deze aan Gillis Joosten Saeghman hebben afgestaan en tevens in opdracht van laatstgenoemde een aantal houtsneden voor diens uitgaven hebben vervaardigd. Is men eenmaal op een en ander opmerkzaam geworden, dan is het niet moeilijk een verschil in de signaturen der beide categorieën houtsneden te onderkennen: beide zijn gesigneerd met hetzelfde monogram C S, maar in de tweede zijn de C en de S groter en slordiger gesneden; op afb. 1 en 2 is het verschil duidelijk te zien. Afb. 2. Prent van Christoffel IV uit het Verhael van de vier eerste schip-vaerden der Hollandtsche en Zeeuwsche schepen naar Nova Zembla.
Heel duidelijk komt het verschil tussen Christoffel II en IV uit in het ‘Verhael van de vier eerste schip-vaerden der Hollandtsche en Zeeuwsche schepen naar Nova Zembla’ van Gerrit de Veer, uitgegeven door Gillis Joosten Saeghman in 1663 (Tiele 1135), de eerste reisbeschrijving in de bundel ‘Verscheyde journalen’. Dit bevat aan de keerzijde van de titel de reeds vermelde houtsnede van de Faam (afb. 1) getekend ‘C V Sichem fecit’ en bevat verder - behalve enige andere ongesigneerde - twaalf kleine houtsneden met de bekende signatuur, w.o. gevechten met beren e.d. (afb. 2), die verband houden met de tekst en die | |
[pagina 172]
| |
wij - in verband met het hiervoren gestelde - op naam mogen stellen van Christoffel IV. De uitgaaf is in 1663 gedateerd, waaruit wij kunnen afleiden, dat Christoffel IV in of kort voor dit jaar van Gillis Joosten Saeghman de opdracht ontving om toepasselijke prenten te maken bij de journalen; hij was toen ongeveer twintig jaar oud. In de beide uitgaven van het genoemde verhaal, die aan de druk van 1663 voorafgaan, nl. in het ‘Verhael van de eerste schipvaert der Hollandische en Zeeusche schepen door 't Way-gat enz.’, respectievelijk in 1648 en 1650 verschenen bij Joost Hartgers te Amsterdam (Tiele 1132 en 1133) komen de houtsneden van Christoffel IV niet voor. Behalve reizen en journalen heeft Saeghman ook almanakken uitgegeven, die in verband met het bovenstaande onze aandacht verdienen. In de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam bevindt zich een serie van de ‘Cleyne (of: Kleyne) Comptoir Almanach’ uit de jaren 1656 tot en met 1663, gedrukt bij Gillis Joosten Saeghman, een unicum, afkomstig uit de collectie-Meulman. De almanakken uit de jaren 1657, '58, '61, '62 en '63 bevatten prenten met allegorische voorstellingen van de zomer en de herfst, voorzien van de bekende signatuur der Van Sichems (de voorstellingen van de lente en de winter zijn ongesigneerd, doch zonder twijfel van dezelfde hand), terwijl die uit de jaren 1660 tot en met 1663 tevens gesigneerde prenten bevatten van een boerenechtpaar en een oude man en vrouw, die op de viool en de guitaar spelenGa naar voetnoot1). Duidelijk zijn deze prenten het werk van Christoffel II, die reeds tijdens zijn leven in relatie moet hebben gestaan met drukkers van almanakken. Immers de ‘Comptoir almanach ofte journael op 't jaer ons Heeren Jesu Christi 1649’, gedrukt te Amsterdam bij Broer Jansz., bevat - evenals die van 1652 - een fraai gesneden titelblad, voorzien van de signatuur ‘C V Sichem’Ga naar voetnoot2). Daarentegen moeten van Christoffel IV zijn een serie van 12 voorstellingen aan de kop der bladzijden van elke maand, voorkomend in de ‘Comptoir almanach’, gedrukt bij Jan Jacobsz. Bouman, voor de jaren 1657 tot en met 1660. Slechts de voor- | |
[pagina 173]
| |
stelling van Februari is gesigneerd; de andere lijken echter van dezelfde handGa naar voetnoot1). Zou het mogelijk zijn, dat Christoffel IV reeds op 15 jarige leeftijd als houtgraveur is werkzaam geweest? Geeft men hierop een bevestigend antwoord, dan moeten ook van zijn hand zijn een tweetal prenten met de bekende signatuur, die - zoals wij zagen - aan Christoffel III worden toegeschreven en door de vervaardiger op resp. 12- en 14 jarige leeftijd zijn gesneden (afb. 3): 1) een prent met de maanden van het jaar naar Esaias van de Velde, getekend: ‘Esayas van de Velde inventor. CVS Fecit AE 12. Deze prent vindt men gereproduceerd bij Ch. Enschedé, Fonderies de caractères (1908), blz. 141Ga naar voetnoot2); een exemplaar ervan, in het bezit van Enschedé, is thans in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam. 2) St. Franciscus, Lumine cur casto etc. getekend CSV f. ae 14. ‘Dieses Blatt legt Füssly dem C. v. S. bei und bezeichnet es als Kupferstich. Anderseits finden wir eine solche Darstellung als Holzschnitt angegeben’Ga naar voetnoot3). Ook hier ontmoeten wij dus sporen van de werkzaamheid van Christoffel van Sichem IV, van wie tot dusverre met zekerheid slechts bekend was, dat hij in 1672 een afbeelding heeft gesneden van het wapen van Zuid-Holland ten dienste van het Hoogheemraadschap van DelflandGa naar voetnoot4). Merkwaardig is, dat ook latere almanakken van Saeghman gesigneerde prenten van de hand van Christoffel IV bevatten, zo bv. zijn ‘Comptoir Almanach’ van de jaren 1697 en 1699 voor de maanden April en NovemberGa naar voetnoot5). In tegenstelling met die van voorafgaande jarenGa naar voetnoot6), bevatten de almanakken van 1697 en 1699 | |
[pagina 174]
| |
voorstellingen aan de kop der bladzijden van elke maand, die zich onderscheiden door grotere kunstwaarde, maar vooral door hun folklorische betekenis.
Afb. 3. Gedeelte van een suite prenten gegraveerd door Christoffel van Sichem IV op 12 jarige leeftijd (1654)
Zo geeft bv. November een voorstelling van het St. Maartensfeest, Januari een voorstelling van het Driekoningenfeest, gesigneerd ‘(Dirck de) Bray’. In dit verband | |
[pagina 175]
| |
is interessant hetgeen men bij NaglerGa naar voetnoot1) sub voce Christoffel van Sichem (II) als een werk van deze graveur vindt omschreven: ‘Die 12 Monate, niedliche Darstellungen aus dem holländischen Volksleben, nach Dirck de Bray, der selbst einige geschnitten hat. H. 2 Z. 4 L., Br. 4 Z 1-2 L. Diese Blätter sind wahrscheinlich aus einem Kalender’Ga naar voetnoot2). Doelt Nagler hier op de suite van de 12 maanden uit de Comptoir Almanach van Saeghman? Zoals wij zagen wordt door Henkel aan Christoffel IV o.a. toegeschreven een gesigneerd drukkersmerk van Blaeu (afb. 4), dat men aantreft op het titelblad van het volgende werk: Casp. Commelin, Horti medici Amstelaedamensis rariorum tam Africanarum, quam utriusque Indiae, aliarumque peregrinarum plantarum... descriptio et icones ad vivum aeri incisae. Vol. II. Amstelaedami apud P. en J. Blaeu nec non viduam Abr. à Someren 1701. fo. In hetzelfde jaar verscheen nog een tweede werk door Blaeu gedrukt met hetzelfde drukkersmerk, nl. Ger. Johannis Vossius, Opera in sex tomos divisa. Vol. I en VI. Amstelodami ex typographia P. et J. Blaeu 1701. fo. Kunnen wij nu aan de hand van de door ons verkregen resultaten deze toeschrijving billijken? De wijze van uitvoering van het drukkersmerk, bestaande uit de bekende sfeer van Blaeu rechts en links door figuren geflankeerd, met opschrift ‘indefessus agendo’, wijst eerder op Christoffel IV dan op diens grootvader. Maar het is vreemd, dat de andere delen van de genoemde werken van Commelin en Vossius niet hetzelfde drukkersmerk vertonen. Toch moet het drukkersmerk vóór 1701 zijn vervaardigd immers Christoffel IV is reeds omstreeks 1695, althans voor 1698, vermoedelijk in Oost-Indië overleden. Slaat men dan ook de beroemde elfdelige Atlas major op (Tiele 135), waarmede Joan Blaeu in 1662 de wereld verraste, dan vindt men op het titelblad van elk deel hetzelfde drukkersmerk, doch zonder signatuur! Gedeeltelijk met, gedeeltelijk zonder signatuur treft men ditzelfde merk aan op de titelbladen van verschillende delen der befaamde uiterst zeldzame ‘Spaanse Blaeu’, waarvan de Am- | |
[pagina 176]
| |
sterdamse Universiteitsbibliotheek onlangs een exemplaar verkreegGa naar voetnoot1), nl. in het dl. China uit 1658 (niet gesigneerd), Asia en Alemannia uit 1662 (gesigneerd), Paises Baxos uit 1663 (niet gesigneerd), Italia uit 1669 (gesigneerd) en España uit 1672 (gesigneerd). Atlassen en uitgaven van Blaeu, die dateren van vóór 1658, bevatten - voorzover ons bekend - nimmer het genoemde drukkersmerk. Hieruit volgt, dat Christoffel IV het waarschijnlijk heeft vervaardigd op 16-jarige leeftijd. Het zal nu verder niet moeilijk zijn om nog meer houtsneden van Christoffel IV aan te wijzen. Zo vindt men er een op het titelblad van het volksboekje ‘Een schoone en wonderlijkse historie van Valentijn en Oursson’, voorstellende de strijd tussen Valentijn en zijn broeder Oursson, getekend C.V.S. De oudste uitgave ervan in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is gedrukt in 1725 bij de erven van de weduwe G. de Groot te Amsterdam, vroegere drukken vindt men vermeld bij Waller-Dronckers, blz. 186 (bij J. Konijnenburg te Amsterdam, 1716) en bij Fred. Muller, Populaire prozaschrijvers, no. 666 (bij de weduwe van J. van Poolsum te Utrecht, 1698). Het zou niet te verwonderen zijn wanneer de eerste, thans verloren, uitgave van dit volksboekje bij Saeghman te Amsterdam verschenen is. Ook het bekende schoolboekje ‘Nieuwe spiegel der jeugd of Fransche tiranny, zijnde een kort verhael van den oorsprong en voortgang des oorlogs 1672’ heeft - zoals Henkel reeds vond - een titelblad met houtsnede van Van Sichem IV. Henkel dateert de eerste druk ervan: Amsterdam ca 1673. Muller no. 995 kent een uitgave ca 1700 bij de weduwe van Gijsbert de Groot te Amsterdam, Waller een uit 1742 bij W.J. Reers te Utrecht, terwijl de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam als oudste uitgave een uit 1707 bezit, gedrukt te Utrecht bij J. van Poolsum. Ook hier bestaat de mogelijkheid, dat de eerste druk ervan ca 1673 bij Saeghman te Amsterdam is verschenen. De prenten in het boekje lijken mede van de hand van Christoffel IV. Vermoedelijk is de jongste Christoffel dus in de loop der jaren afgezakt tot illustrator der talrijke volksboekjes, die in de tweede helft van de 17de gedrukt, in de 18de eeuw herhaaldelijk zijn herdrukt. Te Amsterdam en elders hier te lande zijn dergelijke boekjes met de prentjes van Christoffel IV zelfs tot ca. 1825 herdrukt. | |
[pagina 177]
| |
Resumerende zouden wij dus Christoffel van Sichem IV de volgende houtsneden willen toeschrijven: 1) 1654, de 12 maanden, naar Esaias van de Velde, 2) 1656, St. Franciscus, 3) 1658, een drukkersmerk van Blaeu, 4) ca 1663/' '64, talrijke prenten voor reisbeschrijvingen en journalen, uitgegeven door Gillis Joosten Saeghman, benevens prentjes voor almanakken van verschillende uitgevers sinds 1657, 5) 1672, het wapen van Zuid-Holland voor het Hoogheemraadschap van Delfland, 6) ca 1695, een suite van 12 maanden voor een almanak, 7) houtsneden voor talrijke volksboekjes.
Het gevolg van het bovenstaande is, dat wij Christoffel van Sichem III (1618-1659) als graveur zullen moeten uitschakelen, tenzij het mogelijk is, dat een deskundige een scheiding aanbrengt tussen het werk van hem en dat van zijn vader Christoffel II, m.a.w. de mogelijkheid bestaat dat al het thans aan Christoffel II toegeschreven werk niet van één hand is. Christoffel III, die in zijn huwelijksintekenacte dd. 31 Jan. 1642 met Maria d'Assonville ‘plaetsnijder’ wordt genoemd, is het niet voor de wind gegaan, vooral in latere jaren leefde hij in bekrompen omstandigheden. Ongeveer drie maanden na zijn huwelijk werd zijn oudste zoon Christoffel (IV) in de Gereformeerde Nieuwe Kerk te Amsterdam gedoopt (18 Mei 1642). Een viertal kinderen van hem werden echter Katholiek gedoopt te Amsterdam in de kerk De Toren bij de Jan RodenpoortGa naar voetnoot1). Weinig aandacht is tot dusverre besteed aan Barend van Sichem, een jongere broeder van Christoffel III. N. de Roever heeft indertijd medegedeeldGa naar voetnoot2), dat deze op 27 Oct. 1620 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam was gedoopt (getuige de schilder Barend Lunden), dat hij met zijn zusters en broeder Christoffel III op 3 Juli 1636 zijn moeders versterf ontving, waarbij hun vader zijn huis in de Wolvenstraat, genaamd ‘Sichem’ verbond, en dat hij in 1643 reeds overleden was. Tevoren had echter reeds | |
[pagina 178]
| |
P.A. Leupe, destijds ambtenaar aan het Rijks-Archief te 's Gravenhage, in de Nederlandsche Spectator merkwaardige bijzonderheden omtrent Barend van Sichem aan het licht gebrachtGa naar voetnoot1), die nog nimmer de aandacht hebben getrokken. Aldaar vindt men nl. geciteerd de instructie van Adam Westerwold dd. 28 Sept. 1638, die door de Hoge Regering van Batavia tot president van de handel in Perzië was benoemd; in deze instructie leest men o.a.: ‘Waarom wij UEd. mits dezen ook medegeven eenen Barend van Sichem, die zeer wel teekenen en het penseel redelijk wel maniëren kan, idem Claes Andriesz. van Amsterdam, die wel in esmalte en het verzetten van steenen werken kan. Voor dezen is de Majesteit van desen kunstenaars een bijzonder liefhebber geweest. UEd. zullen haren dienst presenteren en met haren personen zooveel benevolentie winnen als voortijden bij Franschen en Italianen wel geschied is’. Westerwold vertrok met zijn gezelschap naar Gamron (thans Bender Abbas), waar hij eerst na een langdurige reis ten anker aankwam. Daar hem bij de instructie was voorgeschreven zich naar het Hof - waar zich dit ook ophield - te begeven, ten einde zijne opwachting bij de vorst te maken, vertrok hij 10 Apr. 1639 naar het Noorden. Behalve eenige andere personen nam hij in zijn gevolg mede: Barend van Sichem schilder, Huybert de diamantslijper en zijn familie en Claes de goudsmid. Halverwege Gamron en Isphahan gekomen, werd Westerwold door koortsen aangetast, die hem niet alleen tot laatstgenoemde plaats bijbleven, maar hem ook verhinderden zijn reis te vervolgen en eindelijk bijna vier maanden later, op 29 Aug. 1639, zijn dood ten gevolge hadden, zodat intussen onder een ander de reis van het gezelschap naar het Perzische Hof was voortgezet. Vermoedelijk is ook de 18jarige Barend van Sichem medio 1639 te Isphahan aan de koorts bezweken, immers uit de instructie dd. 28 Aug. 1640 van Wollebrand Geleinsz. de Jonge, die in de plaats van Westerwold tot president van de handel in Perzië werd benoemd, vernemen wij dat slechts Huybert Bufkens als diamantslijper in dienst van Z.M. was aangenomen. De jongste zoon van Christoffel II heeft dus zijn lust naar avonturen op jeugdige leeftijd met de dood moeten bekopen. Werken van zijn hand schijnen niet voor het nageslacht bewaard te zijn gebleven. H.F. Wijnman | |
[pagina 179]
| |
Summary
|
|