Hierna heb ik hem nog enkele malen ontmoet, maar zonder met hem te werken.
Zo staat hij mij voor de geest: in Rotterdam in de bruine pij achter de grote schrijftafel, omringd door boeken, een scherpbesneden gezicht met vriendelijke ogen achter een kleine bril, ‘big-science’-man; in Vorden in de zwarte uitgaanskleding, in wetenschappelijk opzicht terend op het verleden, met iets afwachtends en ook iets zorgends in zijn houding.
Duidelijkheid en overzichtelijkheid - hoe hamerde hij steeds weer op de noodzakelijkheid hiervan, niet alleen op de vanzelfsprekende duidelijkheid in bewoordingen en in de samenstelling van registers en inventarissen, in de manier van verwijzen en van citeren, maar vooral op de overzichtelijkheid die een juist gebruik van de typografische mogelijkheden biedt: gebruik van wit, van inspringen, van tekentjes, van bepaalde lettergrootten.
‘Maak het de gebruiker van een boek gemakkelijk’ was een van zijn axioma's; ‘zorg dat de mensen niet weer andere boeken moeten gaan naslaan voor belangrijke punten - want dat doen ze toch niet. Citeer dus zelf in ruime mate en geef veel verwijzingen over en weer’.
Aan de verwerkelijking ook van dergelijke details gaf hij zich met vuur en geduld, scherpzinnigheid en hardnekkig volhouden, met al zijn werkkracht en tijd, hulpvaardigheid en vriendelijkheid. Al werkende vestigde hij de aandacht op talloze kleinigheden, die soms niet zeer terzake leken te dienen, maar waarvan men later de portée begreep.
Pater Kruitwagen had behoefte om te ordenen en te zorgen, en het gemis van een gewone huiselijke omgeving die steeds weer als vanzelfsprekend zorg vraagt voor talloze kleinigheden, leidde tot een zekere precieusheid nu en dan - zeker niet altijd - in de dingen die hemzelf aangingen, misschien vooral toen hij deze zorg niet meer kwijt kon aan zijn aantekeningen en gegevens. Maar met welk een liefdevolle belangstelling en nooit ophoudende werklust en werkkracht stond hij dan ook steeds klaar voor anderer werk.
Pater Kruitwagen was als mens groter dan ik hem hier heb kunnen tekenen; bladerend en lezend in de ‘Inleiding’ tot zijn ‘Paleografica’ en in de brieven en briefkaarten die ik van hem ontving, besef ik dit zeer sterk.
H.J. Laceulle-van de Kerk