Het Boek. Serie 2. Jaargang 31
(1952-1954)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
VariaHoutsneden van Jan van Doesborch in Edinburg gebruikt.In de jongste Edinburgh Bibliographical Society Transactions treft men, naast andere goede opstellen, er een aan, dat van bizondere betekenis is voor wie belang stelt in Nederlandse post-incunabelen en hun houtsnedenGa naar voetnoot1). Het handelt, bij enige facsimile's, over Fragments of ‘The Palayce of Honour’ of Gawin Douglas, printed by Thomas Davidson at Edinburgh c. 1540 en is geschreven door William Beattie, bibliothecaris aan de National Library of Scotland. In deze fragmenten nu, eens als verloren gesignaleerd, maar door Dr. L.W. Sharp weer opgespoord in University Library te Edinburg, blijken twee houtsneden voor te komen, op bladen 1a en 3b, waarvan de blokken vroeger in het bezit zijn geweest van Jan van Doesborch te Antwerpen. Hij heeft de tweede herhaaldelijk gebruikt, te weten in Den Oorspronck onser salicheyt, van Mei 1517, in Thuys der fortunen ende dat huys der doot, van 7 Febr. 1518, in Der Vrouwen natuere ende complexie, zonder jaar, en in Den groten Herbarius, van 18 Jan. 1532Ga naar voetnoot2). In een noot wijst de heer Beattie er op, dat deze houtsnede, tenminste te oordelen naar microfilms, in het voorlaatste werk (NK. 2184), niet gedateerd, maar reeds getekend als Utrechtse druk van Jan van Doesborch, iets gaver is dan in Den groten Herbarius, een druk wèl voorzien van zijn naam, maar zonder plaats en dientengevolge door mij in NK. 3145 nog met vraagteken aan Utrecht toegekend. Indien de reproducties op de microfilms van de houtsnede dus volkomen zuiver zijn, zal het vraagteken thans kunnen vervallen en Der Vrouwen natuere ende complexie, indertijd door ons ‘(na 1532)’ gedateerd, vóór 18 Jan. 1532 en misschien al einde 1531 geplaatst dienen te worden. De andere houtsnede, op het titelblad van het Edinburgse fragment, voorstelling van twee ruiters bij een burcht, werd door F.S. Ferguson herkend als identiek met degeen, die Van Doesborch heeft gebruikt in Die Historie van den stercken Hercules, van 12 Dec. 1521Ga naar voetnoot3). In deze zelfde druk trof Ferguson op bl. b4b een houtsnee aan, waarvan het blok later ook door de Schotse drukker Davidson is gebruikt in The Hystory and croniklis of Scotland (op fol. xxxixa). Beattie zelf vond nog een andere houtsnee uit de genoemde Oorspronck onser salicheyt terug in Davidson's uitgave The new actis, van 8 Febr. 1541Ga naar voetnoot4). Dat houtsneeblokken vaak een lang en bewogen leven hebben geleid en soms op hoogst verrassende wijzen van eigenaren wisselden is overbekend. Ik zou heel wat voorbeelden kunnen aanhalen uit dit haast onuitputtelijke onderwerp, dat dikwijls onverwachte perspectieven | |
[pagina 349]
| |
opent op de verhoudingen van drukkers onderling. In bibliographische werken en tijdschriften, in de Monuments typographiques en in de Art typographique zal men er menig staaltje van vinden en ongetwijfeld zou een systematisch onderzoek veel merkwaardigs opleveren. Boeiend is daarbij vooral het opsporen van de oorzaken, die tot de overgang der houtsneeblokken van de ene naar de andere drukker geleid hebben. Soms is dit wel mogelijk, of vallen er tenminste aannemelijke gissingen te maken. Doch hoe de sprong der houtsneden van Jan van Doesborch naar Thomas Davidson in Edinburg verklaard moet worden, blijft me voorlopig duister. Hebben de Engelse relaties, die de Antwerpse drukker, getuige zijn uitgaven in het Engels en mede wegens zijn vermoedelijk verblijf te Londen in 1523-'24Ga naar voetnoot1) moet gehad hebben, als tussenpersoon gefungeerd? Of zou Lawrence Andrewe, eens te Calais en van 1527 af als drukker in Londen gevestigd, die een enkele uitgave van Jan van Doesborch in het Engels vertaalde, een rol hebben gespeeld bij de overdracht? Heeft anders Jan Berntsz., door wie veel materiaal van Jan van Doesborch gebruikt is - vermoedelijk werkten zij enige tijd samen - na diens doodGa naar voetnoot2) een deel er van verkocht? Vragen, die uiterst moeilijk te beantwoorden zijn. Maar in ieder geval danken we aan de heer Beattie's studie over de fragmenten van The Palayce of honour en de houtsneden, die er in voorkomen, weer een onbekende bizonderheid over het latere gebruik van Jan van Doesborch's materiaal.
's-Grav., Juni 1952. M.E.K. |
|