Het Boek. Serie 2. Jaargang 31
(1952-1954)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||
Tilburgs kleingoed (vervolg)III
|
Den selven Henrick gecocht een gesloten gebethboecxken, daervoor Janneken Geridt Berys huysvrouw betaelt in Januario 1600 | IX st. |
Denselven alsdoen eenen Cathechismus gecocht, daervoor gegeven | III½ st. |
Denselven alnoch eenen schrijffcokere ende een paer blocken op te doen slaeytschenGa naar voetnoot2) | IIII½ st. |
Item voor den Etimologia ende twee andere Latijnse boecken, twee boecken pampiers, schafften etc., alle tot behouff van Henricken gecocht, tsamen betaelt | XXI½ st. |
Item voor eenen Latijnschen Evangelieboeck Janneken Geridt Berys betaelt | V st. |
Alnoch voor eenen boeck genoempt Prognosmata deselve betaelt | III½ st. |
Janneke, de leverancierster van deze boeken en schrijfbehoeften, was een dochter van Willem van Vessem. Haar man, Gerit Jan Willem Berys van Oerle (geboren ca 1527, gestorven 1612/18), was raadsman der heerlijkheid en een der rijkste ingezetenen. Het echtpaar bewoonde een huis op de Schoolweide bij de kerk, dat voor de ene helft leenroerig was aan de heer van Breda, voor de andere helft aan de heer van Boxtel.
De hierboven afgedrukte boekenrekening, om haar ouderdom reeds de volle aandacht waard, is te meer van belang, daar zij een zeer vroeg voorbeeld biedt van een boekhandel drijvende vrouw, maar het grootste belang ontleent zij zich wel hieraan, dat zij een tot nu geheel onbekend feit openbaart: het bestaan van een Latijnse school in zestiende-eeuws Tilburg.
IV
Een Latijnse school
De oudste tekst, die het bestaan van een school in Tilburg onderstelt, is een beleningsacte van 1568, waarin melding wordt gemaakt van de Schoolweide naast de kerkGa naar voetnoot1). In een schepenacte van 13 Maart 1591 wordt als belending van deze Schoolweide aangegeven: de kerckmuere metter scholeGa naar voetnoot2). De Latijnse school, welke onze pupil Henric in 1600 bezocht, lag derhalve niet op de Schoolweide, maar tussen de Schoolweide en de kerkmuur, ongetwijfeld op het kerkhof. Zij moet derhalve als kerkelijke instelling worden beschouwd, wel staande onder de rechtsmacht van de pastoor der plaats. Op de Schoolweide zelf, die tot het leengoed De Rijt behoorde en bijgevolg geen kerkelijk bezit was, stond een ouder
schoolgebouwtje van kleiner omvang, in een beleningsacte van 1630 omschreven als een huysken genaamt d'Oude SchoolGa naar voetnoot1).
De oprichting van de Latijnse School meen ik vóór 1555 te mogen plaatsen. Het oudste voorbeeld immers van burgers aan de kerk, die jongelui (denkelijk wel scholieren) in de kost hadden, vond ik in het schepenprotocol van het jaar 1555. Het huisje op de Schoolweide, d'Oude School geheten, zal de middeleeuwse lagere school zijn geweest. Het nieuwe schoolgebouw op het kerkhof zal lagere en hogere school tegelijk zijn geweest. De tweede school, die Tilburg rijk was, die van Hasselt, is altijd lagere school gebleven.
Van ongeveer 1573 tot 1580 werd te Tilburg onderwijs gegeven door een vreemdeling, een zekere Mr Jan van der Steenŭert. Inmiddels had een ingezetene, Mr Henrick Borchmans Gerartssone, zich door studie 's buitenlands tot dit ambt bekwaamd. Op zijn verzoek ging de vreemdeling Mr Jan van der Steenŭert in 1580 heen, de plaats aan de Tilburgenaar afstaande. 3 Jan. 1580 (n.st.) verleenden schout en schepenen een ontslagbrief aan Mr Jan van der Steenŭert schoelmeester alhyer geweest hebbende omtrent VII jaeren, daarbij verklarend, dat deze zijn dienst zoowel inder kercke als inder schole goed had gedaan (Gemeentearchief Tilburg, R 617bis, fol. 18v-19r).
In de hoger besproken voogdijrekening wordt ook schoolgeld verantwoord, over de jaren 1599 en 1600 aan zekere Mr Jan Franchoys verschuldigd. Van vóór 1625 tot Pasen 1650 werd in de school aan de kerk onderricht gegeven door zekere Jan van DeurneGa naar voetnoot2). In 1650 kwam tengevolge van de politieke Reformatie aan het katholieke onderwijs in Tilburg voor zeer lange tijd een einde. Na 1650 werden de onderwijzers van de school aan de kerk bezoldigd door de gemeente. In de voorafgaande katholieke tijd zullen de leerkrachten van die school, die toen nog Latijnse school was, insgelijks van de gemeente een salaris hebben ontvangen.
Meer is er in de archivalia over de school aan de kerk vóór de politieke Reformatie niet te vinden. Dat zij ook een hogere of Latijnse afdeling had, blijkt alleen uit de hierboven weergegeven boekenposten uit een voogdijrekening van ca 1600 en uit de academische graad der docenten. Omstreeks 1500 is de omgeving van de kerk geurbaniseerd, nadat de aan de kerk belendende Leen-
hoeve De Rijt als landbouwbedrijf was ontbonden. De welstand der drapiers en de groeiende administratie zullen de behoefte aan een Latijnse School of Hoge School hebben geschapen. Na de massale uittocht van Tilburgse drapiers naar Rotterdam en elders moet die behoefte weer zijn afgenomen. De opheffing in 1650 heeft waarschijnlijk niet meer dan een verval bezegeld. Aan de overzijde der grens was er sindsdien voor de katholieke jongelui gelegenheid te over om gratis onderwijs in het Latijn te ontvangen.
Deze nieuwe vondsten geven aanleiding tot een kort naschrift op de eerste reeks Tilburgs Kleingoed, afgedrukt op de bladzijden 41-51 van deze jaargang.
Het boekje met gedichten van Erasmus en Beroaldus, dat in het begin van de 16e eeuw als leerboekje heeft gediend aan een latere gemeentesecretaris van Tilburg, zou nog als leerboek kunnen zijn gebruikt aan de Latijnse School van Tilburg zelf.
De ietwat geheimzinnige relaties, die de Keulse drukker Godfried Hertshoren tegen het midden der 16e eeuw met Tilburg had, krijgen door de ontdekking van een Latijnse school ook wat meer relief. Trouwens, meer Keulenaars van betekenis hebben zich toen daar opgehouden. Aan de Latijnse kapittelschool van het naburige Hilvarenbeek was omstreeks 1545 de Keulenaar Bernaert Haeck als leerkracht verbondenGa naar voetnoot1). In Goirle onder Tilburg werd omstreeks die tijd de herberg St. Jacob gedreven door de Keulse exkapitein Heyliger CruyssartGa naar voetnoot2). Ook de drukker Hertshoren zal in die herberg, die een pleisterplaats en beursgelegenheid was voor zich naar Antwerpen begevende kooplieden, geen onbekende zijn geweest.
P.C. Boeren
- voetnoot1)
- Henric's moeder Aleyd was eerder gehuwd geweest met Cornelis Cornelis Claessen van Ghierl. Haar zuster Catharina was de tweede vrouw van Jan Cornelis Jansen van Beurden de oude.
- voetnoot2)
- Betekenis niet duidelijk. Wellicht het nog in de streek gebruikelijke sletsen, dat sloffend gaan, slepen en ook glijden kan betekenen.
- voetnoot1)
- Algemeen Rijksarchief Den Haag, Domeinarchief van Nassau, Inventaris Hingman, no. 1157 (Leenboek), fol. 18.
- voetnoot2)
- Gemeente-archief van Tilburg, R. 337, fol. 49.
- voetnoot1)
- Domeinarchief Nassau, Invent. Hingman, no. 1157 (Leenboek), fol. 40.
- voetnoot2)
- B. Dijksterhuis, Bijdragen tot de geschiedenis der heerlijkheid Tilburg en Goirle (Tilburg 1899), blz. 158.
- voetnoot1)
- M.A. Nauwelaerts, De oude Latijnse School van Breda (Den Bosch 1945), blz. 22.
- voetnoot2)
- Dat deze man in de jaren 1511-1514 de stad Den Bosch met een vendel diende, was reeds bekend geworden door A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's Hertogenbosch, III, 496-498. Zijn vestigiging en bedrijf onder Tilburg waren tot nu toe onbekend. Vele Tilburgse schepenacten uit de jaren 1517-1550 delen daaromtrent bijzonderheden mede.